Achtergrond bij de daling van de arbeidsproductiviteitsgroei van Nederland

6. Arbeidsproductiviteit sinds corona

In 2020 werd abrupt een einde gemaakt aan de periode van stabiele economische groei die in 2013 was ingezet. De maatregelen tegen de verspreiding van het coronavirus veroorzaakten een diepe recessie, die in 2021 werd opgevolgd door een sterk en snel herstel van de economie. Vervolgens werd 2022 gekenmerkt door hoge inflatie die deels werd veroorzaakt door de Russische inval in Oekraïne. Ondertussen steeg de spanning op de arbeidsmarkt en waren er voor het eerst in lange tijd meer vacatures dan werklozen (CBS, 2024).

De arbeidsproductiviteitsgroei is in deze jaren licht gestegen ten opzichte van de periode 2013-2019. Waar dat in 2013-2019 gemiddeld 0,5 procent was, was dat 0,9 procent in de periode 2020-2023. Het verschil van 0,4 procentpunt kan bijna volledig worden toegekend aan de structuureffecten die in deze periode positief bijdroegen aan de arbeidsproductiviteitsgroei. Het relatief hogere aantal gewerkte uren bij het bankwezen, de IT- en informatiedienstverlening, juridisch en managementadvies, de gezondheidszorg en groothandel zorgde voor een positieve impact op de totale arbeidsproductiviteitsgroei. De autonome groei van de bedrijfstakken is sinds 2020 wel sterk vertraagd.

De bedrijfstakken zelf lieten veel verschillende patronen zien. De dalende arbeidsproductiviteit in de delfstoffenwinning zette door. Voor de industrie leek er na de afname in de periode 2013-2019 weer sprake van een voorzichtige opleving van de arbeidsproductiviteitsgroei, met een gemiddelde jaarlijkse groei van 2,3 procent. Deze werd met name gedreven door structuureffecten en een autonome groei van productiviteit in de machine-industrie, terwijl de rest van de industrie verder vertraagde. In 2023 kromp de arbeidsproductiviteitsgroei in de industrie daarnaast weer.

De bedrijfstak vervoer en opslag werd in 2020 hard geraakt door de coronamaatregelen. In 2021 en 2022 herstelde deze bedrijfstak, maar in 2023 daalde de toegevoegde waarde echter weer, terwijl het aantal gewerkte uren ongeveer gelijk bleef. 

Overigens was de gemiddelde jaarlijkse arbeidsproductiviteitsgroei over de periode 2020-2023 in Nederland hoger dan in de meeste andere hoge-inkomenslanden in Europa. Ze ligt echter wel achter in vergelijking met de VS (Janssen en Butler, 2024). De arbeidsproductiviteitsgroei in de VS werd met name gedreven door autonome groei; de impact van (positieve) structuureffecten was relatief gering.

Figuur 6.1 Gemiddelde jaarlijkse arbeidsproductiviteitsgroei in de commerciële sector, 2020-2023, internationaal
 Structuureffecten (%)Autonome groei (%)Arbeidsproductiviteitsgroei (%)
Denemarken0,70,31,0
Zweden0,7-0,10,5
Verenigd Koninkrijk0,61,01,6
Spanje0,50,00,5
Finland0,5-0,9-0,4
Nederland0,40,50,9
Duitsland0,4-0,10,3
Oostenrijk0,30,00,3
Frankrijk0,3-0,8-0,5
Verenigde Staten0,21,51,7
Italië0,10,10,2
België0,00,60,6
Bron: CBS, eigen berekening op basis van data van nationale statistische bureau's, Eurostat