Auteur: Klaas de Vries, Eline van Leeuwen
Achtergrond bij de daling van de arbeidsproductiviteitsgroei van Nederland

2. Historische en internationale context

Tussen 2000 en 2015 stegen zowel het bbp per inwoner als het bbp per gewerkt uur. Na 2015 bleef het bbp per inwoner trendmatig toenemen, maar stagneerde het bbp per gewerkt uur. Deze stagnatie vond met name in de periode 2015 tot 2020 plaats.

Hieruit blijkt dat de groei van het bbp per inwoner vanaf 2015 in stand werd gehouden door meer arbeidsinzet en dus niet door arbeidsproductiviteitsgroei. Er werden meer uren gewerkt in de Nederlandse economie, waardoor er per inwoner meer bbp werd gegenereerd. 

Figuur 2.1 Bbp-volume per inwoner en per gewerkt uur
 Bbp per inwoner (2015=100)Bbp per gewerkt uur (2015=100)
200088,887,1
200190,288,0
200289,888,6
200389,589,8
200491,091,3
200592,693,4
200695,794,9
200799,295,9
2008100,996,4
200996,794,2
201097,596,2
201198,897,1
201297,597,0
201397,197,8
201498,498,7
2015100,0100,0
2016101,9100,0
2017104,1100,5
2018105,8100,1
2019107,699,7
2020102,8100,1
2021108,7101,6
2022*113,1102,7
2023*112,0101,4
* voorlopige cijfers

Het bbp per inwoner kan worden opgebouwd uit drie bouwstenen. Een stijgende arbeidsinzet (het aantal gewerkte uren) of arbeidsproductiviteit (de toegevoegde waarde per gewerkt uur) dragen positief bij aan de ontwikkeling van het bbp per inwoner. De bevolkingsgroei draagt negatief bij. Bij een groeiende bevolking moet het bbp namelijk over steeds meer hoofden verdeeld worden.

De groei van het Nederlandse bbp per inwoner in de periode 2013-2019 is bijna volledig toe te wijzen aan de arbeidsinzet. In onze buurlanden en gemiddeld in de rest van de OESO-landen droeg de arbeidsproductiviteitsgroei veel sterker bij aan de groei van het bbp per inwoner. In de periode waarin de Nederlandse arbeidsproductiviteitsgroei bijna volledig wegviel, droeg deze in andere landen nog voor 0,5 tot 1 procentpunt per jaar bij aan de groei van het bbp per inwoner. 

In het buitenland groeide de arbeidsinzet daarentegen minder hard dan in Nederland. Daardoor is de groei van het bbp per inwoner in Nederland wel relatief hoog. Er werd meer gewerkt, maar niet efficiënter.

Figuur 2.3 Gemiddelde jaarlijkse groeidecompositie van het bbp per inwoner, 2013-2019
 Arbeidsinzet (%)Arbeidsproductiviteit (%)Bevolkingsgroei (geïnverteerd) (%)Bbp per inwoner (%)
OESO1,11-0,61,5
Nederland1,50,3-0,51,3
België0,90,7-0,51,1
Duitsland0,70,9-0,51,1
Frankrijk0,50,9-0,50,9
Bron: CBS, eigen berekening op basis van data van The Conference Board Total Economy Database (April 2024)

De lage Nederlandse arbeidsproductiviteitsgroei in de periode 2013-2019 is niet alleen opmerkelijk in internationaal perspectief, maar ook vergeleken met de periode voor de kredietcrisis is zij erg laag. Vóór 1980 zorgde arbeidsproductiviteitsgroei zelfs voor verreweg het grootste deel van de groei van het bbp per inwoner. 

Figuur 2.4 Gemiddelde jaarlijkse groeidecompositie van het bbp per inwoner, historisch per decennium
 Arbeidsproductiviteit (%)Arbeidsinzet (%)Bevolkingsgroei (geïnverteerd) (%)Bbp per inwoner (%)
1950-592,41,7-1,32,8
1960-694,40,9-1,34,1
1970-794,1-0,6-0,92,6
1980-891,50,4-0,61,4
1990-991,21,9-0,62,5
2000-091,20,5-0,41,3
2010-190,71,0-0,51,1
2020-230,61,4-0,81,2