Financieringsmonitor 2023

3. De zoektocht naar financiering

De komende hoofdstukken beschrijven de zoektocht van ondernemers naar externe bedrijfsfinanciering. Deze zoektocht is een proces dat uit verschillende stappen bestaat. Keuzes en afwegingen die bedrijven in iedere stap maken, komen aan bod. Dit hoofdstuk biedt een leeswijzer voor die zoektocht. Het staat stil bij de manier waarop de rest van de monitor is opgebouwd, bij de onderzoekspopulatie en de verschillende typen bedrijven die worden onderscheiden. Dit hoofdstuk neemt ook al een voorschot op de belangrijkste uitkomsten en sluit af door de beschikbaarheid van externe financiering in perspectief te plaatsen ten opzichte van andere uitdagingen voor de bedrijfsvoering.

3.1 Het aantrekken van financiering als proces

In deze monitor wordt het gehele traject van behoefte tot daadwerkelijk aantrekken van externe financiering beschouwd als een proces dat uit een aantal stappen bestaat. Als eerste is er een mogelijke behoefte aan financiering. Als tweede is er de fase van oriëntatie. Ondernemers met een serieuze behoefte zetten stappen om informatie in te winnen over hun mogelijkheden. Als derde volgt een echte aanvraag als die kansrijk lijkt tijdens de oriëntatie en als vierde is er de uitkomst van de aanvraag. Die vier stappen hebben in deze monitor allemaal betrekking op de periode van 1 juli 2022 tot 1 juli 2023. Tot slot is er nog een vijfde stap: de verwachte behoefte aan financiering in de toekomst. Het gaat dan om de periode 1 juli 2023 tot 1 juli 2024. Dit gehele proces ziet er als volgt uit:

Het gaat in deze monitor steeds om nieuwe, externe financiering. Dat zijn alle vormen van vreemd vermogen en extern eigen vermogen. Voorbeelden van extern eigen vermogen zijn crowdfunding met aandelen of private equity. Het gaat dus niet om intern eigen vermogen. Dat is financiering uit het bedrijfsresultaat of als een ondernemer beroep doet op zijn of haar eigen middelen.  

Steeds specifiekere resultaten verder in het proces

Niet ieder bedrijf heeft behoefte aan externe financiering. Niet alle bedrijven met een financieringsbehoefte gaan ook daadwerkelijk op zoek of doen een aanvraag. Er is daarom sprake van een trechterwerking, waardoor er in iedere stap minder bedrijven overblijven. In termen van de enquête waar de monitor op gebaseerd is: vragen worden steeds specifieker naarmate het proces van de zoektocht vordert en de steekproef wordt dus steeds kleiner.

Van de onderzoekspopulatie in 2023 heeft 15 procent een financieringsbehoefte. Van die bedrijven met een financieringsbehoefte verkent 74 procent ook echt de mogelijkheden om financiering aan te trekken. Het is ook mogelijk om bedrijven die zich oriënteren te relateren aan de totale populatie. Op deze wijze uitgedrukt, heeft 11 procent14) van alle bedrijven zich georiënteerd op financiering. In figuur 3.1.2 wordt voor het mkb in de business economy gevisualiseerd hoe deze trechter eruit ziet.

Mkb business economy 302 000 Wel behoefte 15% Wel verkenning 74% Geen behoefte 85% Geen verkenning 26% Al bekend met de mogelijkheden 13% Wel aanvraag 51% Ontvangen 86% Geen aanvraag 49% Niet ontvangen 14% Succesvolle bedrijven 17 300 Oriëntatie 3.1.2   Trechterwerking zoektocht naar financiering (juli 2022 - juli 2023) Aanvraag UitkomstMkb business economy 302 000Wel behoefte15%Wel verkenning74%Geen behoefte85% Geen verkenning26%Al bekend met de mogelijkheden13%Wel aanvraag51%Ontvangen86%Geen aanvraag49%Niet ontvangen 14%Succesvolle bedrijven 17 300Oriëntatie3.1.2Trechterwerking zoektocht naar financiering (juli 2022 - juli 2023)AanvraagUitkomst
 

3.2 Beschrijving onderzoekspopulatie

De hoofdpopulatie van de monitor bestaat uit alle bedrijven in het mkb in de business economy. Het mkb bestaat uit bedrijven met minder dan 250 werkzame personen. Er wordt daarnaast een ondergrens van twee werkzame personen gehanteerd; zzp’ers behoren dus niet tot de onderzoekspopulatie. De business economy komt ruwweg neer op de marktgerichte bedrijfstakken (dus bijvoorbeeld zonder overheid) en exclusief de landbouw en de financiële dienstverlening.15) Als er in de monitor uitkomsten genoemd worden zonder verdere specificering (bijvoorbeeld naar grootteklasse) hebben ze altijd betrekking op het gehele mkb in de business economy, vanaf twee werkzame personen. De populatie van de Financieringsmonitor is bepaald op basis van het Algemeen Bedrijven Register (ABR) met als peilmaand mei 2023. Op dat moment bestond het mkb in de business economy met minstens twee werkzame personen uit ongeveer 302 duizend bedrijven.

Hoewel de landbouw geen onderdeel vormt van de business economy, zijn er soms toch apart uitkomsten voor deze sector opgenomen. De enquête is namelijk wel in die sector uitgezet om een zo compleet mogelijk beeld te krijgen. De resultaten voor de landbouw zijn echter nooit verwerkt in de totaalcijfers. Hetzelfde geldt voor het grootbedrijf dat is opgenomen als benchmark voor het mkb. 

3.3 Interpretatie van resultaten in de monitor

De Financieringsmonitor bevat voornamelijk uitkomsten voor het gehele mkb in de business economy. Die uitkomsten zijn gebaseerd op een steekproef onder 10 duizend bedrijven in die doelpopulatie, aangevuld met het grootbedrijf en bedrijven actief in de landbouw. Dit leidde tot ongeveer 5 duizend respondenten. Door middel van weging en ophoging zijn de uitkomsten representatief voor de gehele populatie. Er vindt weging plaats naar werkgelegenheid. 

Marges

In deze monitor wordt regelmatig de vergelijking gemaakt met cijfers uit de vorige editie van de Financieringsmonitor. De uitkomsten zijn schattingen op basis van de steekproef. Er zit een bepaalde onzekerheid rondom die geschatte waarde. Dit zijn de 95%-betrouwbaarheidsintervallen waarbinnen de uitkomsten vallen. Dat wil zeggen dat bij herhaling van de enquête de geschatte uitkomst in 95 procent van de gevallen binnen dat interval ligt. Marges zijn in de monitor opgenomen voor de vijf voornaamste indicatoren. 

In de betreffende figuren in de volgende hoofdstukken zijn marges met gekleurde staafjes aangegeven. Voor alle andere indicatoren in de monitor is deze detailinformatie niet gegeven. Dat is gedaan met het oog op de leesbaarheid. Ook bevatten veel vragen in de monitor veel antwoordcategorieën of is een vraag alleen gesteld aan een specifieke subpopulatie waardoor het aantal respondenten erg klein wordt. Verschillen tussen jaren en groepen bedrijven op deze indicatoren moeten dan ook voorzichtig geïnterpreteerd worden.

Waar de betrouwbaarheidsmarges van twee groepen bedrijven of van twee jaren elkaar niet overlappen, bestaat er een statistisch significant verschil. Als er sprake is van een overlap, kan worden berekend of er alsnog sprake is van een statistisch significant verschil.16) Zo is er in figuur 4.1.1 bijvoorbeeld geen overlap te zien tussen de financieringsbehoefte in 2023 van het kleinbedrijf ten opzichte van het microbedrijf, en toont de berekening dus ook daadwerkelijk een statistisch significant verschil aan. Vertonen de betrouwbaarheidsmarges wel een overlap, dan toont deze meting meestal, maar niet altijd, geen statistisch significant verschil aan. Dat is bijvoorbeeld het geval bij de ontwikkeling van de financieringsbehoefte van het gehele mkb ten opzichte van 2022 in diezelfde figuur.

3.4 Uitdagingen voor bedrijven: toegang tot financiering in perspectief

Ondernemers krijgen in veel opzichten te maken met uitdagingen die belemmerend kunnen werken in hun dagelijkse bedrijfsvoering. Gestegen kosten zijn de belangrijkste belemmering voor het mkb in de business economy: voor meer dan de helft van de bedrijven (60 procent) zijn gestegen kosten een belemmering voor de bedrijfsprestaties. Vorig jaar speelde deze belemmering een vergelijkbare rol. In 2021 hadden veel minder bedrijven (39 procent) hier last van. Deze kostenstijging komt ook terug in de inflatiecijfers (CBS, 2023j): in het derde en vierde kwartaal van 2022 was de inflatie meer dan 10 procent en ook in een deel van 2023 bleef de inflatie boven de 5 procent. Bij het grootbedrijf zijn de gestegen kosten ook belangrijker geworden ten opzichte van een jaar eerder: in 2023 ervaart 72 procent van de bedrijven dit als een belemmering ten opzichte van 66 procent in 2022. Bedrijven in de sector nijverheid ervaren de toegenomen kosten het vaakst als een belemmering voor de bedrijfsvoering (68 procent). In de sectoren landbouw (62 procent) en bouw (56 procent) werd kostenstijging juist minder vaak als belemmerend gezien ten opzichte van 2022, toen was dit respectievelijk 82 procent en 63 procent. 

Naast de gestegen kosten is voor het mkb vooral het lastig kunnen vinden van gekwalificeerd personeel een belemmering voor de bedrijfsvoering (45 procent). Dit is wel een kleine afname ten opzichte van de vorige meting (50 procent). Voor bijna alle grootteklassen vormt het vinden van gekwalificeerd personeel een uitdaging: bij klein- en middenbedrijf wordt het door zeven op de tien bedrijven aangekaart als (zeer) belemmerend, alleen bij het microbedrijf is het minder vaak een probleem (39 procent). Net als in 2022 is het vinden van gekwalificeerd personeel bij het grootbedrijf zelfs de meest voorkomende belemmering (77 procent). Bij alle sectoren in het mkb en bijna alle typen bedrijven is er een afname te zien in het aandeel bedrijven dat moeite heeft met het vinden van gekwalificeerd personeel. Wat daarnaast opvalt is dat vooral innovatieve bedrijven minder vaak belemmeringen ervaren in het vinden van personeel. In 2022 had nog 61 procent van de innovatieve bedrijven moeite met het vinden van gekwalificeerd personeel, in 2023 is dit 50 procent. Bij sociale ondernemingen wordt het lastig kunnen vinden van personeel juist vaker als belemmerend gezien. Dit is toegenomen van 55 procent in 2022 naar 62 procent in 2023. 

Voor het mkb is regelgeving ook een belangrijke belemmering (35 procent). Dit percentage is nog veel hoger voor bedrijven in de sector landbouw: hier ervaart 73 procent dit in meer of mindere mate als belemmerend voor de dagelijkse bedrijfsvoering. Van het grootbedrijf ervaart 29 procent regelgeving als belemmerend. Voor deze groep bedrijven is concurrentie ook een belangrijke belemmering (30 procent), terwijl dit bij het mkb door 20 procent van de bedrijven als belemmerend wordt gezien. 

3.4.1 Uitdagingen voor de bedrijfsvoering voor het mkb en grootbedrijf in de business economy1)
uitdaging-grootteklasseheel erg belemmerend (%)belemmerend (%)neutraal (%)niet belemmerend (%)helemaal niet belemmerend (%)
concurrentie
mkb416432413
groot22848175
gestegen kosten
mkb154525105
groot14592152
tegenvallende vraag
mkb417392415
groot524372510
toegang tot financiering
mkb69432121
groot28363519
personeel
mkb1926321113
groot21562021
digitalisering
mkb15463017
groot11644319
ketenmacht
mkb28462519
groot28492912
regelgeving
mkb926421310
groot72349175
internationalisering
mkb12502324
groot13462822
verduurzaming
mkb39472715
groot11250307
innovatie
mkb15502518
groot03542715
coronavirus schulden
mkb69282434
groot19223236
coronavirus overig
mkb512322427
groot110352925
1) De uitkomsten in deze figuur zijn gebaseerd op alle deelnemers aan de Financieringsmonitor in de business economy, dus ook bedrijven zonder financieringsbehoefte.

Toegang tot financiering als obstakel

Uitdagingen rond de toegang tot financiering vormen voor ongeveer 15 procent van de mkb ondernemers een belemmering. Dit aandeel is nauwelijks veranderd ten opzichte van de vorige meting. Voor grotere bedrijven is toegang tot financiering iets minder vaak belemmerend dan voor kleinere bedrijven. Voor 15 procent van de microbedrijven en 14 procent van het kleinbedrijf is toegang tot financiering namelijk (zeer) belemmerend voor bedrijfsvoering. Bij het midden- en grootbedrijf is dit respectievelijk 11 en 10 procent. Bij het grootbedrijf is dit een forse stijging ten opzichte van vorig jaar, toen maar 2 procent dit zag als belemmerend. 

Landbouwbedrijven worden vaker dan andere bedrijven belemmerd vanwege het lastig verkrijgen van toegang tot financiering (30 procent). Ook startups (28 procent) en sociale ondernemingen (23 procent) hebben vaker dan gemiddeld problemen met de toegang tot financiering. Dit zijn vaak bedrijven die door onzekere uitkomsten of baten weinig zekerheid over hun eigen toekomst kunnen bieden. In de sector zakelijke dienstverlening nam het percentage bedrijven dat het gebrek aan toegang tot financiering als belemmerend ervoer juist af, van 13 procent in de vorige meting naar 9 procent in de huidige meting.

Groter aandeel middenbedrijven ziet verduurzaming als belemmering

Hoewel het aandeel bedrijven dat verduurzaming als belemmering ziet (11 procent) nauwelijks is veranderd voor het mkb als geheel (in de vorige meting was dit 12 procent), is dit wel toegenomen voor het middenbedrijf. Bij het middenbedrijf verdubbelde het bijna van 9 procent in 2022 naar 18 procent in 2023. Bij de andere grootteklassen is deze verandering niet terug te zien. Ook sociale ondernemingen ervaren verduurzaming vaker als belemmerend voor de dagelijkse bedrijfsvoering. Dit percentage is toegenomen van 5 procent in 2022 naar 18 procent in 2023. Binnen de verschillende sectoren vond bij de sector nijverheid de grootste stijging plaats: van 9 procent in 2022 naar 14 procent in 2023.

Specifieke uitdagingen als gevolg van het coronavirus

Ten opzichte van de vorige meting is voor minder bedrijven in het mkb de schuldenlast als gevolg van het coronavirus een belemmering voor hun bedrijfsvoering: 14 procent van de bedrijven ervaart dit in meer of mindere mate als een belemmering. Vorig jaar was dit nog 17 procent. Met name voor bedrijven in de sector handel, vervoer en horeca (19 procent) en bedrijven die zichzelf omschrijven als startups (18 procent) vormen coronaschulden een belemmering. Voor het grootbedrijf (10 procent) zijn de gevolgen van de schuldenlast minder vaak belemmerend dan voor het mkb. Bij het grootbedrijf is echter wel een stijging te zien ten opzichte van vorig jaar, toen voor slechts 6 procent de schuldenlast in meer of minder mate belemmerend was.

Andere gevolgen van het coronavirus dan de schuldenlast zijn ook minder vaak belemmerend voor de bedrijfsvoering ten opzichte van de vorige meting. Dit speelt nog bij 17 procent van het mkb, ten opzichte van 29 procent in de vorige meting. De afname hiervan bij grootbedrijven is nog groter: in de huidige meting ervaart nog 11 procent overige gevolgen van het coronavirus als een belemmering, ten opzichte van 37 procent vorig jaar. Bedrijven in de sector handel, vervoer en horeca (21 procent) en startups (22 procent) ervaren de overige gevolgen van het coronavirus nog het vaakst als (zeer) belemmerend. 

14) 74 procent van 15 procent is 11 procent.
15) De exacte afbakening van de business economy is de SBI-codes B t/m N en 95, exclusief K. Zie onderdeel I.1 in de verantwoording.
16) Zie de onderzoeksverantwoording voor de formule van de berekening.