2. Ontwikkelingen op de markt voor bedrijfsfinanciering
Het jaar 2022 en de eerste kwartalen van 2023 stonden in het teken van onder andere de oorlog in Oekraïne, de krapte op de arbeidsmarkt en de alsmaar oplopende prijzen. Ook was er sprake van zowel een dalend consumenten- als producentenvertrouwen. Bedrijven zijn huiverig voor hun debiteurenpositie, en zien zowel de voorraden als de productie teruglopen. Ondertussen verhoogt de ECB de rente met als doel de opgelopen inflatie in Europa te temperen. Hierdoor lopen de financieringskosten bij banken op en prijzen ze deze door in hun leningen. Door de hogere prijzen en terughoudendheid van banken loopt het aantal verstrekkingen via het bancaire kanaal terug. Ondertussen nemen bedrijven vaker een toevlucht naar alternatieve vormen van financiering om hun liquiditeitspositie op peil te houden.
Dit hoofdstuk is bedoeld om de uitkomsten van de Financieringsmonitor in een breder perspectief te plaatsen. Het beschrijft eerst de ontwikkelingen in de economie en daarna de ontwikkelingen op de bancaire en non-bancaire markten voor financiering in 2022 en het eerste kwartaal (en waar mogelijk het tweede kwartaal) van 2023. Daar wordt enige duiding aan gegeven met behulp van een selectie aan recent onderzoek.
2.1 De Nederlandse economie stagneert na een periode van herstel
De Nederlandse economie herstelde snel van de klappen die zij kreeg door de coronapandemie, maar door de aanhoudende inflatie blijft onzekerheid op veel vlakken bestaan. Het bruto binnenlands product (bbp) stagneert, het aantal vacatures stabiliseert en hoewel de inflatie inmiddels over de ergste piek heen lijkt te zijn door de afgenomen kosten voor energie en brandstof, blijft zowel het producenten- als het consumentenvertrouwen laag.
Na een periode van herstel, stagneert de groei van het bbp
De gevolgen van de coronapandemie hebben tot een crisis geleid die zorgde voor één van de grootste dalingen van het Nederlandse bbp sinds de Tweede Wereldoorlog. Maar waar 2020 nog meerdere kwartalen lang forse dalingen liet zien in het bbp ten opzichte van een jaar eerder, is er in 2021 en 2022 geen sprake meer van krimp (CBS, 2022a) en stijgt het bbp tot en met het laatste kwartaal van 2022. In 2023 lijkt deze toename enigszins te stagneren: volgens de eerste berekening5) van het CBS daalde het volume van het bbp in zowel het eerste als het tweede kwartaal van 2023 met respectievelijk 0,4 en 0,3 procent ten opzichte van het kwartaal ervoor (CBS, 2023a).
De stagnatie van het bbp is onder andere toe te schrijven aan een lager handelssaldo. De uitvoer van goederen en diensten nam in de eerste twee kwartalen van 2023 af ten aanzien van het voorgaande kwartaal (1,8 procent in het eerste kwartaal en 0,7 procent in het tweede kwartaal), voornamelijk door een daling van de uitvoer van goederen (CBS, 2023a). De uitvoer van goederen en diensten lag in 2022 nog 5,2 procent hoger dan in 2021. Toen zijn er vooral meer diensten uitgevoerd. Hieronder vielen ook de toegenomen uitgaven van toeristen in Nederland (CBS, 2023b), deze waren lager tijdens de coronapandemie. Ook de consumptie van huishoudens daalde in de eerste twee kwartalen van 2023 ten aanzien van een kwartaal eerder, te weten met 1,6 en 0,2 procent. In 2022 nam deze nog fors toe ten aanzien van het jaar ervoor (6,6 procent), met name door hogere uitgaven aan diensten zoals horeca, recreatie, cultuur, vervoer en communicatie. In 2021 gold er in bijna de helft van het jaar nog een lockdown vanwege het coronavirus en gaven consumenten noodgedwongen minder uit aan deze diensten omdat deze niet of beperkt beschikbaar waren (Rijksoverheid, 2021a; Rijksoverheid, 2021b). Het effect van de groei in uitgaven aan diensten wordt enigszins gecompenseerd door een afname van het gebruik van aardgas. In 2022 gebruikten huishoudens een kwart minder aardgas, vergeleken met 2021. Een deel van deze daling kan verklaard worden door het warmere weer (10 procent), maar grotendeels (15 procent) wordt dit veroorzaakt door de sterk gestegen gasprijzen (CBS, 2023b). In 2023 nemen de gas- en energieprijzen weer af.
De overheidsinvesteringen namen in het eerste kwartaal (0,7 procent) en het tweede kwartaal (0,4 procent) van 2023 nog licht toe ten aanzien van het kwartaal ervoor. Dit is vergelijkbaar met de toename van 2022 ten aanzien 2021 (0,3 procent). In 2021 namen de uitgaven van de Nederlandse overheid nog met 5,3 procent toe ten opzichte van het jaar ervoor (CBS, 2023b), door onder meer extra zorguitgaven aan bijvoorbeeld boostervaccinaties (CBS, 2022b) en financiële steunpakketten ter ondersteuning van de economie. Ook de investeringen in activa stijgen in 2022 en 2023 ten opzichte van eerdere jaren.
Na een piek daalt de inflatie door afgenomen kosten voor energie en brandstof
Als gevolg van onder meer stijgende prijzen voor grondstoffen en voedsel, de leveringsproblemen en de opstart van de economie na de coronacrisis namen de prijzen van consumentengoederen en -diensten fors toe in 2021 (CPB, 2022). Ook in 2022 bleef de inflatie6) toenemen tot een hoogtepunt van 14,3 procent in september. De kerninflatie (de prijsontwikkeling exclusief energie (gas, elektriciteit en stadsverwarming) en brandstof) bedroeg toen 6,5 procent (CBS 2023c). De stijging van de energieprijzen in 2021 en 2022 was het resultaat van een toegenomen vraag naar olie en gas in combinatie met achterblijvend aanbod daarvan (CPB, 2022). Na september 2022 daalde de inflatie tot een niveau van 4,6 procent in juli 2023. De kerninflatie ligt sinds begin 2023 zelfs op een hoger niveau dan de inflatie, wat betekent dat de prijzen van overige producten en diensten inmiddels harder toenemen dan de kosten van energie en brandstof: in juli 2023 was energie 34,5 procent goedkoper dan een jaar eerder (CBS 2023c).
Consumentenvertrouwen stabiliseert na dieptepunt, maar blijft laag
Waar het consumentenvertrouwen in september en oktober 2022 nog de laagste stand ooit bereikte (-597)) (CBS, 2023d), zijn consumenten in juli 2023 minder pessimistisch dan in dezelfde maand een jaar eerder (toen was het -51). Hoewel het consumentenvertrouwen lijkt te stabiliseren, lag de stand in deze maand met -39 nog wel ruimschoots onder het gemiddelde van de afgelopen twintig jaar (-10). Consumenten maken zich in juli 2023 minder zorgen over het economisch klimaat (-54) dan in juli 2022 (-71). Het oordeel over de financiële situatie van de afgelopen twaalf maanden is hierbij duidelijk negatiever (-73) dan de verwachting voor de komende twaalf maanden (-36). Ook de koopbereidheid was met -29 minder negatief dan in juli 2022 (-38), maar consumenten blijven zich zorgen maken over de alsmaar stijgende prijzen: men vindt het nog steeds een ongunstig moment om grote aankopen te doen (-52) (CBS, 2023e).
Producentenvertrouwen blijft laag
Waar het producentenvertrouwen eind 2021 nog een nieuw hoogtepunt bereikte (12,7), is het in de periode hierop volgend gedaald naar 0,1 in juli 2023. Het cijfer blijft echter wel net positief en wisselt bovendien sterk per bedrijfstak. Hoewel de afgelopen maanden alle drie de deelindicatoren verslechterden, blijven er twee van de drie licht positief. Zowel de groep producenten die de orderpositie groot acht als de groep die verwacht dat hun productie de komende drie maanden zal toenemen, blijven vooralsnog groter dan het aantal producenten dat de orderpositie klein acht en een afname van de productie voorziet (CBS, 2023f). Het aantal producenten dat de voorraad eindproducten als klein beschouwt is echter al geruime tijd groter dan de groep die de voorraad als groot beschouwt. Niet alleen het producentenvertrouwen daalt, maar ook de daadwerkelijke productie: in het tweede kwartaal van 2023 was de omzet van de industrie 7,5 procent lager dan in het tweede kwartaal van 2022. In de twee jaren hiervoor was de omzet in de industrie consequent hoger dan hetzelfde kwartaal een jaar eerder (CBS, 2023g).
Het aantal vacatures blijft onverminderd hoog, maar lijkt te stabiliseren
De krapte op de arbeidsmarkt houdt in 2022 en de eerste twee kwartalen van 2023 aan. Eind juni 2023 stonden er 427 duizend vacatures open, echter zijn dit er 10 duizend minder dan aan het einde van het eerste kwartaal en 40 duizend minder dan in hetzelfde kwartaal een jaar eerder (CBS 2023h). Het aantal vacatures kende een sterke toename sinds 2020, maar lijkt nu wat te stabiliseren (CBS Dashboard Arbeidsmarkt, 2023). De afgelopen kwartalen stonden de meeste vacatures open in de handel (87 duizend), de zakelijke dienstverlening (71 duizend) en de zorg (65 duizend). Gezamenlijk zijn deze drie bedrijfstakken goed voor ongeveer de helft van alle openstaande vacatures. In juni 2023 was de handel echter de enige sector waar het aantal vacatures toenam (+2 duizend); in de andere sectoren bleef het aantal gelijk of daalde ten aanzien van het kwartaal ervoor (CBS 2023h).
2.2 Volume kredietverlening door banken aan bedrijven stabiliseert na toename
Na de coronacrisis was er in 2020 een terugloop te zien van nieuwe kredietverlening door banken aan het bedrijfsleven. Deels ontstond dit door verminderde investeringsbereidheid van bedrijven zelf (CBS, 2023i). Anderzijds gaf een meerderheid van de banken aan zelf ook voor het eerst de acceptatiecriteria weer te hebben aangescherpt, na een periode van versoepelingen (DNB, 2021). In 20218) nam het bedrag aan nieuw verstrekte leningen aan bedrijven weer toe, zoals te zien is in figuur 2.2.1 (DNB, 2023a). Deze toename werd echter geheel veroorzaakt door leningen groter dan 1 miljoen euro.9) In 2022 en in het eerste kwartaal van 2023 stabiliseert het niveau van nieuwe verstrekkingen (+ 1 procent ten aanzien van 2021). Het volume aan leningen groter dan 1 miljoen stijgt nog licht (3 procent) ten aanzien van een jaar eerder, maar wordt deels teniet gedaan door de afname (- 18 procent) van nieuwe leningen kleiner dan 1 miljoen euro.
jaar | kwartaal | <= 0,25 mln euro (mld euro) | > 0,25 mln en <= 1 mln euro (mld euro) | > 1 mln euro (mld euro) |
---|---|---|---|---|
'10 | II | 0,5 | 0,8 | 30,2 |
'10 | III | 1,4 | 2,5 | 28,8 |
'10 | IV | 1,9 | 3,1 | 32,6 |
'11 | I | 2 | 3,4 | 27,8 |
'11 | II | 1,8 | 3 | 30,6 |
'11 | III | 1,4 | 3 | 33,1 |
'11 | IV | 1,7 | 3,2 | 30,1 |
'12 | I | 1,7 | 3,5 | 28,1 |
'12 | II | 1,7 | 3,1 | 28,8 |
'12 | III | 1,4 | 2,9 | 26,1 |
'12 | IV | 1,5 | 3 | 29,9 |
'13 | I | 1,6 | 3,1 | 28,9 |
'13 | II | 1,8 | 3,2 | 27,4 |
'13 | III | 1,5 | 2,8 | 25,8 |
'13 | IV | 1,7 | 3,1 | 28,9 |
'14 | I | 1,7 | 2,9 | 25,2 |
'14 | II | 1,6 | 2,9 | 25 |
'14 | III | 1,5 | 2,7 | 24,3 |
'14 | IV | 1,7 | 3 | 26,9 |
'15 | I | 1,8 | 3,2 | 30,7 |
'15 | II | 1,7 | 3 | 35,1 |
'15 | III | 1,4 | 2,7 | 32,5 |
'15 | IV | 1,6 | 2,9 | 30,2 |
'16 | I | 1,7 | 2,5 | 25,1 |
'16 | II | 1,5 | 2,2 | 27,3 |
'16 | III | 1,3 | 2,2 | 24,6 |
'16 | IV | 1,8 | 2,7 | 29,7 |
'17 | I | 2,2 | 3,4 | 26,9 |
'17 | II | 2,2 | 3,3 | 27,8 |
'17 | III | 1,9 | 2,8 | 26,1 |
'17 | IV | 2 | 3,1 | 28,2 |
'18 | I | 1,7 | 2,6 | 27,7 |
'18 | II | 2 | 2,9 | 28,8 |
'18 | III | 1,7 | 2,6 | 26,8 |
'18 | IV | 1,8 | 2,8 | 29 |
'19 | I | 1,6 | 2,8 | 25,1 |
'19 | II | 1,6 | 2,6 | 27 |
'19 | III | 1,5 | 2,8 | 25,3 |
'19 | IV | 1,6 | 2,6 | 28,5 |
'20 | I | 1,8 | 3 | 30,7 |
'20 | II | 2 | 3 | 25,1 |
'20 | III | 1,6 | 2,5 | 24 |
'20 | IV | 1,6 | 2,7 | 21,5 |
'21 | I | 1,6 | 2,7 | 32,9 |
'21 | II | 1,6 | 2,7 | 26,2 |
'21 | III | 1,2 | 2,3 | 26,2 |
'21 | IV | 1,2 | 2,5 | 44,3 |
'22 | I | 1,2 | 2,3 | 33,2 |
'22 | II | 1,2 | 2,3 | 30,9 |
'22 | III | 1,0 | 2,0 | 33,8 |
'22 | IV | 0,9 | 1,8 | 35,8 |
'23 | I | 1,0 | 1,7 | 30,5 |
Bron: CBS, DNB (2023), Deposito's en leningen van MFI's aan niet-fnanciële bedrijven, volumes, gecorrigeerd voor breuken. | ||||
1)Gegevens over nieuwe contracten vóór het tweede kwartaal van 2010 zijn niet beschikbaar.
2)Tot en met de financieringsmonitor 2022 maakten we als bron voor deze cijfers gebruik van Tabel 5.2.7.4 van de DNB op kwartaalbasis. Echter is er geen update beschikbaar van deze tabel sinds Q4 2021 (en navraag doet blijken dat deze niet op korte termijn te verwachten valt). Daarom is voor alle kwartalen de stand berekend op basis van de maandcijfers (en gecontroleerd voor kwartalen in het verleden met de kwartaaltabel). |
Figuur 2.2.210) (DNB, 2023b) laat zien dat het volume aan uitstaande kredietverlening aan het mkb in de hoogste bedragsklasse in 2022 stabiliseert, terwijl het volume aan uitstaande kredietverlening tot 1 miljoen euro blijft afnemen. De afname geldt voor zowel de uitstaande leningen als de rekening-courantkredieten en is tot 11 procent lager dan in 2021, afhankelijk van de bedrijfsklasse. Als we kijken naar de verschillende bedrijfstakken11) valt het op dat eind 2022 het bedrag aan uitstaande kredietverlening voor bedrijven in de sector industrie absoluut gezien het meest is toegenomen, de grootste afname is te zien bij de overige dienstverlening. Procentueel gezien is de toename het grootst in de sector ICT (+ 61 procent) ten opzichte van hetzelfde kwartaal een jaar eerder. De sector delfstoffenwinning kent de grootste procentuele afname (- 41 procent). Handel in onroerend goed blijft de sector met het grootste bedrag aan uitstaande kredietverlening (een derde van het totaal) (DNB, 2023c).
jaar | kwartaal | <= 0,25 mln euro (mld euro) | > 0,25 mln en <= 1 mln euro (mld euro) | > 1 mln euro (mld euro) |
---|---|---|---|---|
'13 | III | 15,5 | 35,7 | 93,5 |
'13 | IV | 15,2 | 35,5 | 92,7 |
'14 | I | 15,1 | 34,9 | 91,5 |
'14 | II | 15 | 34,6 | 90,8 |
'14 | III | 14,7 | 34,1 | 88,9 |
'14 | IV | 14,8 | 33,5 | 86,7 |
'15 | I | 15 | 33,3 | 87,7 |
'15 | II | 15,1 | 33,2 | 87,1 |
'15 | III | 14,8 | 33 | 85,3 |
'15 | IV | 14,4 | 32,6 | 83,4 |
'16 | I | 14,3 | 32,3 | 80,9 |
'16 | II | 14,1 | 32,1 | 80,1 |
'16 | III | 13,9 | 31,9 | 79,9 |
'16 | IV | 13,2 | 30,9 | 79,9 |
'17 | I | 13,2 | 30,9 | 79,2 |
'17 | II | 13,8 | 30,6 | 81,4 |
'17 | III | 13,4 | 30,4 | 82,2 |
'17 | IV | 13,1 | 30,1 | 83,3 |
'18 | I | 13,1 | 30 | 84,3 |
'18 | II | 13,2 | 30,2 | 84,3 |
'18 | III | 13,2 | 30,1 | 84,1 |
'18 | IV | 12,9 | 29,8 | 84,4 |
'19 | I | 13 | 29,9 | 85 |
'19 | II | 12,9 | 29,6 | 84,6 |
'19 | III | 12,5 | 29,7 | 83,7 |
'19 | IV | 12,3 | 29,2 | 83,1 |
'20 | I | 12,3 | 29,1 | 83,3 |
'20 | II | 12 | 28,7 | 82,6 |
'20 | III | 12 | 28,5 | 82,1 |
'20 | IV | 11,7 | 28 | 81,3 |
'21 | I | 11,3 | 27,7 | 84,7 |
'21 | II | 11,1 | 27,3 | 84,3 |
'21 | III | 10,8 | 26,9 | 84,9 |
'21 | IV | 10,5 | 26,3 | 85,6 |
'22 | I | 10,3 | 26 | 87,7 |
'22 | II | 10,3 | 25,6 | 87,6 |
'22 | III | 9,8 | 25,1 | 87,7 |
'22 | IV | 9,5 | 24,6 | 87,6 |
'23 | I | 9,5 | 24,3 | 86,4 |
Bron: CBS, DNB (2023), Kredietverlening Nederlandse grootbanken aan Nederlands midden- en kleinbedrijf. | ||||
1)De bedragen hebben alleen betrekking op de kredietverlening aan het mkb door de drie Nederlandse grootbanken. |
Europese Centrale Bank grijpt meermaals in door de rente te verhogen, wat leidt tot een recordniveau
Om de oplopende inflatie in de eurozone te remmen heeft de ECB in 2022 en 2023 meermaals de beleidsrente verhoogd, waardoor in augustus 2023 een evenaring van het hoogste ECB-renteniveau ooit werd bereikt (3,75 procent) (ECB, 2023a). Daarnaast heeft de ECB het monetaire beleid verkrapt door opkoopprogramma’s verder af te bouwen. Het doel van de ECB om een Europees inflatieniveau van 2 procent te behalen is vooralsnog niet bereikt. Hoewel de inflatie zich inmiddels op een dalend pad lijkt te begeven, blijft de ontwikkeling van de inflatie onzeker. Daarom is er onzekerheid over eventuele verdere renteverhogingen van de ECB (CPB, 2023).
In de risicorapportage Financiële markten 2023 geeft het CPB aan dat het (kunstmatig) hoog houden van de rentes kan leiden tot een toename van de financieringskosten van banken. Wanneer rentes voor leningen voor langere tijd zijn vastgezet en deze niet zijn meegestegen met de toegenomen beleidsrentes, wordt dat een risico voor de financiële stabiliteit als het tot verliezen leidt bij banken. Hierdoor zouden banken mogelijk kunnen beslissen om minder leningen te verstrekken, waardoor bestedingen en investeringen worden teruggeschroefd. (CPB 2023a). Het hoge Europese renteniveau heeft ook een effect op de Nederlandse rentestand. Zowel de spaarrente als de hypotheekrentes zijn de afgelopen twee jaar toegenomen (DNB, 2023d). Ook in grafiek 2.2.3 (DNB, 2023d) wordt duidelijk dat de rente van nieuw afgesloten bankleningen de afgelopen kwartalen sterk is toegenomen. Dit geldt voor alle kredietklassen. Tegelijk zien we een afname in de nieuwe verstrekkingen aan bedrijven en daling in de omvang van de uitstaande portefeuille. Bedrijven gaan hierdoor op zoek naar alternatieven voor kapitaal of stellen investeringen uit.
jaar | kwartaal | <= 0,25 mln euro (%) | > 0,25 mln en <= 1 mln euro (%) | > 1 mln euro (%) |
---|---|---|---|---|
'10 | II | 4,13 | 3,5 | 1,94 |
'10 | III | 4,12 | 3,48 | 2,09 |
'10 | IV | 4,23 | 3,66 | 2,46 |
'11 | I | 4,4 | 3,79 | 2,43 |
'11 | II | 4,71 | 4,12 | 2,77 |
'11 | III | 4,51 | 3,92 | 2,71 |
'11 | IV | 4,45 | 3,79 | 2,73 |
'12 | I | 4,36 | 3,59 | 2,5 |
'12 | II | 4,26 | 3,53 | 2,14 |
'12 | III | 4,05 | 3,28 | 1,86 |
'12 | IV | 3,83 | 3,15 | 2,08 |
'13 | I | 3,85 | 3,18 | 1,87 |
'13 | II | 3,89 | 3,27 | 2,05 |
'13 | III | 4,14 | 3,39 | 2,02 |
'13 | IV | 4,14 | 3,39 | 2,07 |
'14 | I | 4,1 | 3,38 | 2,12 |
'14 | II | 4,05 | 3,35 | 2,04 |
'14 | III | 3,78 | 3,21 | 1,91 |
'14 | IV | 3,67 | 3,04 | 1,74 |
'15 | I | 3,65 | 3,05 | 1,6 |
'15 | II | 3,57 | 3,07 | 1,53 |
'15 | III | 3,68 | 3,09 | 1,52 |
'15 | IV | 3,58 | 3,04 | 1,46 |
'16 | I | 3,54 | 2,86 | 1,31 |
'16 | II | 3,47 | 2,78 | 1,29 |
'16 | III | 3,41 | 2,73 | 1,2 |
'16 | IV | 3,41 | 2,74 | 1,29 |
'17 | I | 3,4 | 2,73 | 1,28 |
'17 | II | 3,3 | 2,68 | 1,32 |
'17 | III | 3,33 | 2,67 | 1,29 |
'17 | IV | 3,24 | 2,56 | 1,31 |
'18 | I | 3,34 | 2,58 | 1,24 |
'18 | II | 3,37 | 2,59 | 1,2 |
'18 | III | 3,17 | 2,53 | 1,22 |
'18 | IV | 3,13 | 2,52 | 1,28 |
'19 | I | 3,23 | 2,55 | 1,22 |
'19 | II | 3,08 | 2,42 | 1,15 |
'19 | III | 2,83 | 2,22 | 1,13 |
'19 | IV | 2,69 | 2,14 | 1,3 |
'20 | I | 2,81 | 2,18 | 1,16 |
'20 | II | 3,02 | 2,31 | 1,17 |
'20 | III | 2,77 | 2,22 | 1,17 |
'20 | IV | 2,57 | 2,1 | 1,55 |
'21 | I | 2,46 | 2 | 1,13 |
'21 | II | 2,39 | 2,01 | 1,17 |
'21 | III | 2,28 | 2 | 1,1 |
'21 | IV | 2,3 | 2,02 | 0,99 |
'22 | I | 2,55 | 2,25 | 1,12 |
'22 | II | 3,08 | 2,69 | 1,39 |
'22 | III | 3,37 | 3,05 | 1,65 |
'22 | IV | 4,31 | 4,01 | 2,68 |
'23 | I | 5,25 | 4,87 | 3,31 |
Bron: CBS, DNB (2023), Deposito's en leningen van MFI's aan niet-fnanciële bedrijven, rentepercentages | ||||
1)Tot en met de financieringsmonitor 2022 maakten we als bron voor deze cijfers gebruik van Tabel 5.2.7.3 van de DNB op kwartaalbasis. Echter is er geen update beschikbaar van deze tabel sinds Q4 2021 (en navraag doet blijken dat deze niet op korte termijn te verwachten valt). Daarom is voor alle kwartalen de stand berekend op basis van de maandcijfers (en gecontroleerd voor kwartalen in het verleden met de kwartaaltabel). |
2.3 Financiering steeds vaker en steeds meer via non-bancaire alternatieven
De schok van de coronacrisis heeft de continue groei, die veel non-bancaire financieringsvormen in het afgelopen decennium kenden, tijdelijk onderbroken, maar in 2021 herstelde deze markt zich direct. De non-bancaire financieringsmarkt12) groeide in 2022 verder met 21 procent ten aanzien van een jaar eerder naar een omvang van bijna vier miljard.
Dat de populariteit van financiering buiten banken om toeneemt is ook duidelijk terug te zien in de verhouding bancaire versus non-bancaire financiering. Waar in 2021 nog 23 procent van de nieuw afgesloten financiering in de mkb financieringsmarkt (tot 1 miljoen euro) non-bancair betrof, is dit in 2022 toegenomen tot 27 procent van het totaal. Voor financieringen tot 250 duizend euro is dit aandeel zelfs 45 procent (2021: 42 procent). Voor grotere financieringen (250 duizend tot 1 miljoen euro) is dit juist hoger (16 procent) ten opzichte van 2022 (12 procent) (SMF, 2023). Het aantal non-bancaire verstrekkingen is met 10 procent toegenomen in 2022 ten aanzien van een jaar eerder. Het aantal verstrekte financieringen vanaf 1 miljoen euro is echter afgenomen, terwijl het totaal verstrekte bedrag in dit segment met 59 procent steeg naar een omvang van 1 miljard euro. Dit betekent dat de gemiddelde omvang van een financiering is toegenomen (SMF, 2023).
De behoefte aan flexibele vormen van liquiditeit bij bedrijven blijft toenemen
Figuur 2.3.1 toont aan dat in 2022 wederom de grootste volumes qua non-bancaire financiering in de categorieën equipment lease, factoring en private equity13) vallen. Voor alle drie de financieringsvormen geldt dat zij zijn toegenomen in omvang ten aanzien van 2021. Het volume aan factoring is toegenomen met 38 procent ten opzichte van een jaar eerder. Door onder andere de inflatie, gestegen rente en volatiele energieprijzen neemt de behoefte aan deze flexibele vorm van liquiditeit sterk toe (FAAN, 2023): bedrijven hebben weer behoefte aan meer werkkapitaal om de voorraden aan te vullen en hun debiteurenpositie in stand te houden. Ook private equity laat een forse volumestijging zien. De investeringen in durfkapitaal (1,1 miljard) liggen fors lager dan in 2021 doordat dat een jaar was met een aantal uitzonderlijk grote transacties. De stijgende lijn van de jaren ervoor zet echter door (NVP, 2023). Het volume aan direct lending (rechtstreekse verstrekkingen van een geldverstrekker zonder tussenkomst van een bank of andere partij) ligt in 2022 72 procent hoger dan het jaar ervoor. Ook het aantal verstrekkingen is fors gestegen en ligt 40 procent hoger. Er heeft een verschuiving plaatsgevonden van financieringen boven de 250 duizend euro (- 82 procent) naar financieringen tót 250 duizend euro (+ 63 procent) (SMF, 2023).
financieringsvorm | 2020 (mln euro) | 2021 (mln euro) | 2022 (mln euro) |
---|---|---|---|
equipment lease | 6631 | 6896 | 6916 |
factoring | 4815 | 5843 | 8037 |
private equity | 7267 | 6269 | 10112 |
durfkapitaal | 790 | 1843 | 1067 |
crowdfunding | 368 | 656 | 972 |
direct lending | 209 | 311 | 534 |
mkb-beurs | 23 | 24 | |
kredietunies | 20 | 6 | 13 |
Bron: CBS, Crowdfundingcijfers.nl, FAAN, NVL, NVP, Stichting Mkb Financiering. | |||
1)Deze cijfers hebben betrekking op het gehele bedrijfsleven, mkb plus grootbedrijf.
2)De cijfers over factoring bestaan vooral uit bancaire factoringmaatschappijen. Zij bieden weinig factoring aan het kleinere mkb aan. De cijfers hebben betrekking op de funds in use. 3)Durfkapitaal kan als vorm van private equity beschouwd worden. De cijfers voor private equity in de figuur zijn exclusief durfkapitaal. 4)In voorgaande publicaties van de Financieringsmonitor werd in deze figuur het totaalbedrag aan crowdfunding in de hele markt getoond. In 2023 is dit met terugwerkende kracht teruggebracht naar enkel financieringen voor ondernemingen. |
Volume leningen via crowdfunding stijgt wederom, ook de aantallen nemen toe
In 2022 is er voor 972 miljoen euro aan crowdfunding opgehaald door bedrijven, een recordhoogte. De omvang van de totale bedrijfsfinanciering via crowdfunding is 48 procent gestegen ten opzichte van het voorgaande jaar, en ook het aantal crowdfunding projecten nam toe. Afgelopen jaar waren er 2 800 projecten die financiering hebben ontvangen middels crowdfunding, in 2021 waren dit er nog 2 590; een toename van 8 procent. In 2022 is het aantal crowdfunding projecten voor ondernemingen 15 procent van het totaal aantal crowdfundingen en 90 procent van het totaal opgehaalde volume in de markt (Crowdfundingcijfers.nl, 2023).
Ook bij direct lending was een toename te zien. De ontwikkelingen bij mkb-beurs en kredietunies waren minder duidelijk. Hier gaat het om relatief kleine volumes van enkele miljoenen op totaalbasis terwijl dat alleen al bij private equity meer dan 10 miljard euro bedroeg.
Hiermee geeft het CBS een eerste beeld van de stand van de Nederlandse economie. Na deze eerste berekening komt voortdurend meer informatie beschikbaar over de Nederlandse economie, die vervolgens wordt verwerkt in nieuwe berekeningen.
6) Vanaf juni 2023 gebruikt het CBS een nieuwe methode voor het meten van energieprijzen. Deze methodeverandering heeft gevolgen voor het inflatiecijfer. Wat deze verandering precies betekent wordt omschreven in dit achtergrondartikel.
7) De indicator van het consumentenvertrouwen is het gemiddelde van de saldi van de percentages van positieve en negatieve antwoorden op de vragen over de economische situatie in de afgelopen en komende 12 maanden, de financiële situatie van het huishouden in de afgelopen en komende 12 maanden en of het een gunstige tijd is om grote aankopen te doen. De indicator kan een waarde aannemen van -100 (iedereen antwoordt negatief) tot +100 (iedereen antwoordt positief). Bij een waarde van 0 is het aandeel pessimisten gelijk aan het aandeel optimisten.
8) De grote stijging eind 2021 wordt grotendeels veroorzaakt door uitgifte van TLTRO’s (targeted longer-term refinancing operations) door de ECB: een liquiditeit verschaffend instrument dat speciaal gericht is op het op peil houden of vergroten van de kredietverlening aan bedrijven en consumenten (ECB, 2022a).
9) Figuur 2.2.1 en bijbehorende alinea betreft informatie over mkb én grootbedrijven.
10) Figuur 2.2.2 toont het uitstaand kredietvolume van de drie grootbanken aan het Nederlandse MKB. Hierin zijn niet alle dochters en niet alle financieringsinstrumenten van deze drie grootbanken opgenomen. Daardoor geeft deze figuur geen volledige weergave van het totale uitstaande kredietvolume en is het lastig deze data te vergelijken met de andere figuren in deze monitor. Banken en de alternatieve financiers hanteren op dit moment andere begrippen, definities en rapportagestandaarden. Hierdoor ontbreekt het aan stuurinformatie over de aanbodzijde van de kredietverlening aan het Nederlandse MKB. De minister heeft de wens uitgesproken om toe te werken naar verbeterde informatievoorziening over de MKB financieringsmarkt. Op dit moment loopt een traject onder leiding van het Nederlandse Comité voor Ondernemerschap, samen met het Ministerie van Economische Zaken & Klimaat, De Nederlandsche Bank, Stichting MKB Financiering en de Nederlandse Vereniging van Banken om te onderzoeken of het mogelijk is om voor de bancaire en de alternatieve financiers toe te werken naar één rapportage, welke de totale (uitstaande) kredietverlening aan het Nederlandse MKB zichtbaar maakt.
11) Tot de financieringsmonitor 2022 maakten we als bron voor deze cijfers gebruik van Tabel 5.2.4 van de DNB. Echter, er is geen update beschikbaar van deze tabel sinds Q4 2021 (en DNB geeft aan dat deze niet op korte termijn te verwachten valt). Daarom kijken we voor de ontwikkeling in 2022 en 2023 naar de cijfers die niet gecorrigeerd zijn voor breuken, om toch enige informatie te kunnen geven over de ontwikkeling in bedrijfstakken.
12) De cijfers in deze paragraaf hebben betrekking op niet-bancaire financieringsvormtotalen, voor mkb én grootbedrijf samen, tenzij anders gemeld.
13) Het getoonde bedrag voor private equity betreft alleen het eigen vermogen verschaft door private equity en venture capital fondsen. Andere typen investeerders en vreemd vermogen worden in het onderzoek van de NVP buiten beschouwing gelaten. Hierdoor kunnen cijfers afwijken van andere onderzoeken. (NVP, 2023).