Auteur: Hanneke Posthumus, Sabrina de Regt, Brenda Bos, Marit Breuk, Hieke Bruinsma, Toine Dam
Profiel en sociale omgeving van (potentiële) ZVH-cliënten

Samenvatting

Er zijn in Nederland 30 Zorg- en Veiligheidshuizen (ZVH’en). Dit zijn samenwerkingsverbanden tussen gemeenten, zorgpartners (bijvoorbeeld jeugdzorg en ggz) en justitiepartners (bijvoorbeeld politie, Openbaar Ministerie, reclassering en de Raad voor de Kinderbescherming). ZVH’en zijn gericht op personen en huishoudens met complexe domeinoverstijgende problemen die vragen om een gezamenlijke aanpak. Het doel is om overlast gevend en crimineel gedrag te verminderen.

De partners in dit samenwerkingsverband hebben behoefte aan meer informatie over de achtergrond en sociale omgeving van hun (potentiële) cliënten om zo gericht(er) beleid te kunnen ontwikkelen. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) heeft daarom het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en ICTU gevraagd een pilotonderzoek uit te voeren waarin verkend wordt of de datagedreven aanpak, die eerder succesvol toegepast is bij Zicht op Ondermijning (ZoO), ook ingezet kan worden om praktijkvragen van de ZVH’en te beantwoorden. De kracht van die aanpak zit hem erin dat inhoudsdeskundigen en data-analisten in nauwe samenwerking aan vragen uit de praktijk werken. In dit pilotonderzoek voor het Zorg- en Veiligheidshuis Regio Utrecht (ZVHRU) is verkend of de ZoO-aanpak ook voor ZVH’en van meerwaarde is. Om het onderzoek uit te kunnen voeren heeft ZVHRU via een beveiligde omgeving Burgerservicenummers (BSN’s) van cliënten uit de gemeente Utrecht aan het CBS geleverd. 

De cliënten van ZVHRU zijn vooral jonge mannen. Deze mannen blijken op meerdere gebieden (criminaliteit, onderwijs, sociaaleconomische positie, geestelijke gezondheid en jeugdzorg) kwetsbaarder te zijn dan Utrechtse mannen buiten het ZVH die in demografisch opzicht wel vergelijkbaar zijn. Oftewel, met een soortgelijke leeftijdsopbouw, migratieachtergrond1) en thuissituatie. Ook wonen zij in meer kwetsbare buurten. Hoewel ZVHRU zich, in lijn met het beleid, richt op kwetsbare personen was niet eerder in deze mate van detail gekwantificeerd wat hun kenmerken zijn en hoe sterk zij verschillen van personen die geen casus van ZVHRU zijn. 

Sinds enkele jaren neemt ZVHRU ook de sociale omgeving van cliënten steeds meer mee in het behandelplan. Zo worden bijvoorbeeld gesprekken gevoerd met ouders, vinden huisbezoeken plaats en worden vrienden en buurtgenoten waar mogelijk/nodig betrokken bij het behandelplan. Het idee is om waar mogelijk gebruik te maken van positieve rolmodellen en/of de slechte invloed van bepaalde personen te beperken. Dit laatste kan bijvoorbeeld via een contactverbod. Aan de hand van een uniek netwerkenbestand van het CBS kon de kwetsbaarheid van de sociale omgeving van ZVHRU-cliënten onderzocht worden voor verschillende potentiële persoonsnetwerken (familie, huisgenoten, buren, en klasgenoten). Deze analyse toont aan dat mannen binnen ZVHRU niet alleen zelf relatief kwetsbaar zijn, maar dat zij ook vaker omringd worden door kwetsbare personen dan mannen buiten het ZVH met een soortgelijke demografie. Dit geldt niet alleen voor hun huishoudleden, maar ook voor hun familieleden, buren en klasgenoten. De uitkomsten laten dus zien dat het inderdaad vruchtbaar kan zijn om bij de behandeling en/of interventies rekening te houden met de – volle breedte van de – sociale omgeving van cliënten.

In dit pilotonderzoek is, op verzoek van ZVHRU, ook inzicht gegeven in hoeveel jongeren er in de leeftijd van 12 tot en met 18 jaar in Utrecht zijn die vergelijkbare problemen hebben, maar op dit moment geen ondersteuning van ZVHRU krijgen. Dat zijn er ongeveer 6 keer zoveel als de groep die wél de zorg van het ZVHRU ontvangen. Deze jongeren wonen vooral in de wijken Overvecht, Zuidwest en Noordwest. Ook is onderzocht of de sociale omgeving van kwetsbare jongeren verschilt wanneer ze wel of niet in aanraking zijn geweest met justitie. Het blijkt dat kwetsbare jongeren die wel in aanraking zijn geweest met justitie, ten opzichte van een in demografisch opzicht vergelijkbare groep kwetsbare jongeren die dat niet zijn geweest, vooral relatief veel kwetsbare huisgenoten en klasgenoten hebben. Bij het vormgeven van beleid gericht op het voorkomen dat jongeren in aanraking komen met justitie lijkt het belangrijk om hier rekening mee te houden.

Concluderend leert dit onderzoek dat aan de hand van registerdata inzicht gegeven kan worden in de kenmerken en sociale omgeving van (potentiële) ZVH-cliënten. In dit pilotonderzoek stonden de praktijkvragen van ZVHRU centraal. Met een vergelijkbare aanpak kunnen in de toekomst ook vergelijkbare en aanvullende praktijkvragen van andere ZVH’en beantwoord worden.
1)  Het CBS heeft een afwegingskader voor onderzoek naar migratie en integratie en uitsplitsingen naar migratieachtergrond. Ook in dit onderzoek is dit afwegingskader gevolgd.