1. Relevantie van politieke betrokkenheid
Op 17 maart 2021 vonden verkiezingen voor de Tweede Kamer plaats. Dat was ruim een jaar nadat Nederland werd geconfronteerd met de Covid-19 pandemie. Dit had echter nauwelijks gevolgen voor de opkomst: die was 78,7 procent en daarmee slechts minder dan drie procentpunt gedaald ten opzichte van de verkiezingen in 2017. Ook past het opkomstcijfer in een langlopende reeks die schommelt rond de 80 procent. Dit strookt echter niet met het patroon van de opkomstcijfers van de gemeenteraadverkiezingen: deze zijn gedaald naar 50 procent, waardoor de kloof tussen de landelijke en lokale verkiezingen is gegroeid (Koerntjes, 2022). Deelname aan verkiezingen is belangrijk: het is het hart van de democratie. En de mate waarin een democratie gezond is, is sterk afhankelijk van de politieke participatie van de burgers (Kymlicka en Norman, 1994).
Stemmen is de meest directe manier om de politiek te beïnvloeden. Maar er zijn meer manieren om dit te doen, bijvoorbeeld via een bericht in de media, via een politieke partij of politicus, deelname aan bijeenkomsten van de overheid, meedoen met een actiegroep of demonstratie, en via discussies op het internet. Een gangbare indeling is die tussen conventionele en onconventionele politieke participatie (Barnes en Kaase, 1979), ook wel aangeduid met geïnstitutionaliseerde en niet-geïnstitutionaliseerde vormen van participatie (Marien, Hooghe en Quintelier, 2010). Conventionele activiteiten zijn ingebed binnen de wettelijke kaders van de kieswet, zoals het lidmaatschap van een politieke partij, en het contacteren van een politicus of ambtenaar. Onconventionele activiteiten vallen daarbuiten, en zijn soms wettelijk niet toegestaan, zoals de deelname aan bepaalde demonstraties of actiegroepen. In de literatuur wordt enerzijds gewezen op een afname van de politieke betrokkenheid, met zowel een daling van conventionele als onconventionele participatie (zie bijvoorbeeld Putnam, 2000), dan wel op een toename van de onconventionele politieke participatie ten koste van de conventionele participatie (Dalton, 2008; Norris, 2011). Uit een eerdere studie (Schmeets, 2017) is echter gebleken dat de deelname aan deze politieke acties in de periode 2012-2016 in Nederland niet is afgenomen (zie ook Linssen, Scheepers, Te Grotenhuis en Schmeets, 2017). Wel is de interesse voor politieke onderwerpen tussen 2012 en 2014 iets gedaald is, met daarna een stabilisatie.
De deelname van burgers aan de politiek is een bouwsteen van het sociaal kapitaal (Van Beuningen en Schmeets, 2013). In eerdere essays zijn andere onderdelen besproken, waaronder de sociale contacten, de inzet als vrijwilliger, en de betrokkenheid in het verenigingsleven. Dit is gebaseerd op een raamwerk van sociale cohesie, met drie niveaus: micro (sociale contacten), meso (in organisaties), en macro (in politiek). Hieraan parallel is de andere pijler van het sociaal kapitaal verdeeld in respectievelijk het onderlinge vertrouwen, het vertrouwen in publieke en private instituties, en het vertrouwen in de politiek. Door het vertrouwen in en de deelname aan de samenleving, ontstaan sociale netwerken in de samenleving met gemeenschappelijke waarden. Dergelijke netwerken, het sociaal kapitaal, zijn van belang voor zowel de economische productiviteit (Knack en Kiefer, 1997) als het welzijn (Portela, Neira, Salinas-Jiménez, 2013). Indien er een grote afstand is tussen burgers en de politiek, zoals een laag vertrouwen in de Tweede Kamer en politici, en niet actief politiek betrokken zijn, dan zal dit weinig bijdragen aan het opbouwen van het sociaal kapitaal. In het derde essay is aangetoond dat het politieke vertrouwen in Heerlen laag is, en dan vooral in het noordelijke gebied van de stad. Door in te gaan op de politieke participatie worden de statistieken op dit macroniveau gecomplementeerd.
Hoe is het gesteld met de politieke betrokkenheid in Heerlen, zowel voor als tijdens de pandemie? Is er weinig of veel interesse in politieke onderwerpen, is de opkomst laag of hoog, en wordt er weinig of veel deelgenomen aan politieke acties? En zien we ook op deze terreinen dat de inwoners van Heerlen-noord achterblijven ten opzichte van Heerlen-zuid? En wat kunnen we verwachten van het Heerlens-Heitje project waarin burgers gestimuleerd worden om als vrijwilliger klusjes tegen een geringe vergoeding op te pakken?