Auteur: Rik van der Vliet, Katja Chkalova, Frank Linder en Clemens Siermann
Verkennend onderzoek 45 dienstjaren

6. Samenvatting en conclusie

Het doel van dit verkennende onderzoek was om meer te weten te komen over de groep mensen die al 45 jaar gewerkt heeft. Het probleem daarbij was dat er geen directe gegevens over deze groep beschikbaar zijn. Daarom is ervoor gekozen om drie benaderingen te volgen.

Methodes

De benadering op basis van de EBB geeft de meest rechtstreekse informatie, omdat hiervoor aan mensen gevraagd is hoeveel jaar ze gewerkt hebben. Naast dat het voor mensen lastig kan zijn om zo’n lange periode terug te kijken, geeft de EBB benadering een overschatting van het aantal personen met 45 dienstjaren door een ruime definitie van een dienstjaar. De SSB benadering kon dienstjaren beter afbakenen. Daardoor telden krantenwijken, bijbaantjes en hele kleine of kortdurende banen in elk geval niet mee. Verder was voor de SSB benadering 21 jaar bekend over het werkzame leven van alle mensen in Nederland. Dat betrof het laatste deel van de loopbaan van mensen met 45 dienstjaren. Het eerste deel van die loopbaan is geschat op basis van de aanname dat men begonnen is met werken na het succesvol afronden van de opleiding. Lager opgeleiden dus eerder dan middelbaar opgeleiden en hoger opgeleiden nog weer later.  Deze aanname houdt er geen rekening mee als men juist eerder of later is begonnen met werken. Ook houdt het geen rekening met loopbaanonderbrekingen in het eerste deel van de loopbaan. De benadering op basis van de combinatie van EBB en SSB kon wel rekening houden met loopbaanonderbrekingen en dat bleek vooral het aantal en aandeel vrouwen in de groep mensen met 45 dienstjaren te verkleinen. Wel kent deze benadering onzekerheid over de representativiteit van de uitkomsten vanwege de specifieke koppeling va de EBB enquête gegevens met de SSB registratiegegevens. Elk van de drie benaderingen heeft zo de eigen voor- en nadelen.

Leeftijd, geslacht en opleidingsniveau

Bij alle drie de benaderingen blijken rond de 63 jaar de grootste aantallen werkzame mensen met 45 dienstjaren voor te komen. Daarna zal men ook vaker met pensioen gaan en dus geen onderdeel meer zijn van de groep werkzame personen met 45 dienstjaren.

Het aandeel mannen onder de mensen met 45 dienstjaren is in alle drie de benaderingen groter dan het aandeel vrouwen. Het verschil is het minst groot bij de benadering op basis van het SSB, maar dat zal samenhangen met het missen van loopbaanonderbrekingen in de eerste helft van de loopbaan van vooral vrouwen die zorgtaken op zich namen.

Lager opgeleiden zijn in alle drie de benaderingen oververtegenwoordigd in de groep met 45 dienstjaren ten opzichte van hun aandeel in de bevolking. Het ligt voor de hand dat dit komt doordat zij vanwege een kortere studie meer jaren kunnen werken dan middelbaar en hoger opgeleiden. In de benadering op basis van het SSB is zelfs ruim de helft van de mensen met 45 dienstjaren lager opgeleid en is hun aandeel groter dan dat van middelbaar opgeleiden. Hier zal meespelen dat bij de SSB benadering lager opgeleiden drie jaar langer kunnen werken dan middelbaar opgeleiden en zes jaar langer dan hoger opgeleiden, rekening houdend met hun studietijd. Bij de twee andere benaderingen op basis van EBB en EBB/SSB is deze restrictie er niet en gaat het om wat de mensen zelf hebben opgegeven. Daarbij kunnen wel bijbanen tijdens de studie meegeteld zijn.

Overige kenmerken

Het onderzoek heeft ook informatie opgeleverd over enkele andere kenmerken van de groep mensen met 45 dienstjaren. Een meerderheid van de werkzame mensen met 45 jaren werkt in een technisch beroep, een beroep in de logistiek of een administratief beroep. Bij de werkzame mensen met 45 dienstjaren gaat het vooral om werknemers. Het is wel zo dat het aandeel zelfstandigen rond de AOW-leeftijd toeneemt en op latere leeftijd groter wordt dan het aandeel werknemers. Verder heeft ruim één op de tien werkzame mensen met 45 dienstjaren een migratieachtergrond. Het gaat vooral om mensen met een westerse migratieachtergrond.

Ontwikkelingen

Het aantal mensen met 45 dienstjaren is de afgelopen twintig jaar sterk gestegen. Dit komt vooral door een sterke toename van het aantal werknemers met 45 dienstjaren. De versobering van regelingen voor vervroegde uittreding zal hiermee te maken hebben. Ook is de bevolking vanaf 1996 met ruim de helft toegenomen. Maar het aantal mensen met 45 dienstjaren is sterker gestegen.  Een belangrijke ontwikkeling daarbij is de toegenomen arbeidsparticipatie van vrouwen. Hun aandeel in de groep werkzame mensen met 45 dienstjaren is sinds 1996 meer dan verdubbeld. Cohortanalyse op basis van de EBB heeft ook laten zien dat het aantal vrouwen van 45 tot 55 jaar dat potentieel 45 dienstjaren kan halen tussen 1996 en 2016 is verdrievoudigd. Bij de mannen is dit aantal nauwelijks gestegen. Het is dus de verwachting dat het aandeel vrouwen onder mensen met 45 dienstjaren verder zal stijgen en dat onder invloed van de toegenomen arbeidsparticipatie onder vrouwen de totale groep mensen met 45 dienstjaren ook groter al worden. Maar ook een stijgende AOW-leeftijd gaat er voor zorgen dat de groep mensen met 45 dienstjaren groter wordt. Dit kan vooral effect hebben op het aantal hoger opgeleiden met 45 dienstjaren. Als zij door de stijgende AOW-leeftijd langer moeten doorwerken, kunnen ze steeds makkelijker 45 dienstjaren halen na afronding van hun studie.

Vervolgonderzoek

De eis in de SSB benadering dat men alle jaren van 1999 t/m 2019 gewerkt moeten hebben om 45 dienstjaren te halen is vrij streng. Ook met een aantal jaren niet gewerkt te hebben kan men 45 dienstjaren halen. Vervolgonderzoek zal uit moeten wijzen hoeveel de groep met dienstjaren tussen 1999 en 2019 groter wordt als rekening wordt gehouden met jaren waarin niet of minder gewerkt is in verband met bijvoorbeeld ziekte, werkloosheid of arbeidsongeschiktheid.