2. Enquête Beroepsbevolking
In de Enquête Beroepsbevolking (EBB) is respondenten van 1996 t/m 2017 gevraagd hoeveel jaren zij vanaf hun 15e gewerkt hebben. Met deze informatie hebben we het aantal mensen met 45 jaren dienstjaren (is minstens 45 gewerkte jaren) kunnen vaststellen zoals ze dat zelf opgegeven hebben. Ook hebben we gekeken naar diverse kenmerken van deze groep mensen. In de laatste paragraaf van dit hoofdstuk beschrijven we een analyse die de ontwikkeling van het aantal mensen met 45 dienstjaren in leeftijdsklassen van tien jaar laat zien.
2.1.Benadering populatie met 45 dienstjaren
Het aandeel mensen van 65 tot 75 jaar met minstens 45 gewerkte jaren is van 1996 tot 2017 verdubbeld van één naar twee op de tien. Hoewel mannen vaker 45 jaar gewerkt hebben, is de relatieve stijging onder vrouwen hoger (Grafiek 2.1.1). Het gaat hier om iedereen die aangeeft in het verleden 45 jaar of meer gewerkt te hebben. Dus ook degenen die inmiddels al niet meer werken vanwege bijvoorbeeld pensionering. Eén van de oorzaken van de stijging van het aandeel mensen met 45 dienstjaren is de door wetgeving gesteunde ontmoediging van regelingen voor vervroegde uittreding.
Jaar | Mannen (%) | Vrouwen (%) |
---|---|---|
1996 | 19,6 | 1,9 |
1997 | 16,4 | 1,6 |
1998 | 16,4 | 1,6 |
1999 | 17,1 | 1,1 |
2000 | 18,2 | 2 |
2001 | 17,3 | 2,1 |
2002 | 18,3 | 2,4 |
2003 | 19,6 | 2,3 |
2004 | 18,3 | 3 |
2005 | 20,9 | 2,5 |
2006 | 21,9 | 3,2 |
2007 | 21,9 | 2,4 |
2008 | 22,5 | 3,5 |
2009 | 24,2 | 3,8 |
2010 | 24,9 | 5,2 |
2011 | 25,6 | 5,5 |
2012 | 26,2 | 4,6 |
2013 | 25,5 | 4,8 |
2014 | 25,9 | 4,8 |
2015 | 28,3 | 5,6 |
2016 | 28,5 | 7,6 |
2017 | 31,7 | 8,2 |
Het aantal mensen van 65 tot 75 jaar met minstens 45 gewerkte jaren is relatief nog sterker gestegen (Grafiek 2.1.2) dan het aandeel. De oorzaak hiervan is dat de bevolking van 65 tot 75 jaar van 1996 op 2017 met ruim de helft is toegenomen.
Jaar | Mannen | Vrouwen |
---|---|---|
1996 | 102600 | 12000 |
1997 | 86500 | 9900 |
1998 | 87600 | 10300 |
1999 | 91400 | 7000 |
2000 | 99200 | 13000 |
2001 | 110200 | 15300 |
2002 | 118500 | 17100 |
2003 | 111200 | 15100 |
2004 | 106100 | 19800 |
2005 | 123700 | 16500 |
2006 | 132000 | 21400 |
2007 | 135000 | 16400 |
2008 | 142800 | 23900 |
2009 | 159000 | 26600 |
2010 | 168800 | 37600 |
2011 | 181700 | 41200 |
2012 | 197800 | 36700 |
2013 | 203000 | 40200 |
2014 | 213500 | 41000 |
2015 | 241100 | 49600 |
2016 | 249100 | 68900 |
2017 | 285100 | 76600 |
Bovenstaande geeft een idee hoeveel mensen ooit 45 dienstjaren halen. Als we alleen kijken naar mensen van 55 tot 65 jaar die nog werken (werkzame beroepsbevolking), dan zien we ook dat onder hen het aantal mensen met minstens 45 dienstjaren sterk gestegen is. Ook voor deze leeftijdsgroep geldt dat de bevolking tussen 1996 en 2017 met ruim de helft is toegenomen. Maar het aantal mensen dat aangeeft al minstens 45 jaar te werken is veel sterker gestegen. En ook hier geldt dat deze stijging onder vrouwen relatief sterker was. In 1996 was nog geen één op de tien werkzame mensen met minstens 45 dienstjaren vrouw, terwijl dat in 2017 al bijna een kwart was.
Jaar | Mannen | Vrouwen |
---|---|---|
1996 | 35000 | 3700 |
1997 | 33700 | 3400 |
1998 | 34000 | 2500 |
1999 | 42600 | 4900 |
2000 | 45500 | 6500 |
2001 | 44400 | 8000 |
2002 | 58900 | 4500 |
2003 | 47900 | 6800 |
2004 | 53100 | 6200 |
2005 | 58600 | 8200 |
2006 | 61100 | 8500 |
2007 | 74800 | 11100 |
2008 | 84900 | 12500 |
2009 | 99200 | 17500 |
2010 | 107700 | 20500 |
2011 | 102000 | 25700 |
2012 | 104400 | 21600 |
2013 | 110800 | 24300 |
2014 | 107600 | 27100 |
2015 | 124600 | 37500 |
2016 | 131400 | 42700 |
2017 | 130800 | 39200 |
2.2.Kenmerken populatie met 45 dienstjaren
Deze paragraaf beschrijft enkele achtergrondkenmerken van de groep mensen die in 2017 nog werkten (werkzame beroepsbevolking) en aangaven dat ze al minstens 45 jaar gewerkt hadden.
2.2.1 Leeftijd
Leeftijd is een belangrijk gegeven als het om het aantal dienstjaren gaat. Na pensionering neemt dit aantal immers niet meer toe. Het blijkt ook dat het aantal werkzame mensen met 45 dienstjaren na de leeftijd van 64 sterk afneemt (zie Grafiek 2.2.1). Het valt op dat ook mensen jonger dan 59 hebben aangegeven dat ze vanaf hun 15e minstens 45 jaar gewerkt hebben. Dat is niet mogelijk, omdat er dan nog geen 45 jaar verstreken zijn. Bovendien hebben sommigen in de EBB aangegeven dat ze een jaar of meer niet gewerkt hebben vanwege werkloosheid of arbeidsongeschiktheid. Dat kom ook voor onder 59- en 60-jarigen, waardoor zij waarschijnlijk geen 45 jaar gewerkt kunnen hebben. Dat kan betekenen dat deze cijfers het aantal mensen met 45 dienstjaren licht overschatten, met name in de leeftijden rond 60 jaar.
Leeftijd | Aantal |
---|---|
55 | 300 |
56 | 800 |
57 | 500 |
58 | 1800 |
59 | 5900 |
60 | 20400 |
61 | 28900 |
62 | 35500 |
63 | 39200 |
64 | 36800 |
65 | 28200 |
66 | 15400 |
67 | 12100 |
68 | 14800 |
Van alle 63- en 64-jarigen heeft ongeveer 18 procent aangegeven minstens 45 jaar gewerkt te hebben en nog steeds te werken (zie Grafiek 2.2.2). Dit aandeel neemt vanaf 65 jaar sterk af, wat vooral veroorzaakt zal zijn door pensionering. Van de 65-jarigen in de EBB zal een deel al met pensioen zijn; het gaat namelijk om de gegevens (inclusief leeftijd) op de enquêtedatum. In 2017 was de pensioenleeftijd voor de AOW 65 jaar en negen maanden. Het is dan ook niet vreemd dat vanaf 66 jaar zowel het aantal als het aandeel werkzame personen met 45 dienstjaren gedaald is naar een niveau dat in de jaren erna ongeveer gelijk is. Dat gaat dan om mensen die doorwerken na hun AOW-leeftijd. De groep bestaat voor een groot deel uit zelfstandigen (zie ook paragrafen 2.2.3 en 3.2).
Leeftijd | Aandeel (%) |
---|---|
55 | 0,1 |
56 | 0,3 |
57 | 0,2 |
58 | 0,8 |
59 | 2,6 |
60 | 9,2 |
61 | 13,3 |
62 | 16,7 |
63 | 18,8 |
64 | 17,7 |
65 | 14,1 |
66 | 7,8 |
67 | 6,0 |
68 | 7,3 |
Het aantal werkzame personen met minstens 45 dienstjaren is per leeftijd (op de enquêtedatum in 2017) gedeeld door bevolkingsaantallen op 1 januari 2017. |
2.2.2 Opleidingsniveau
Verdeeld naar hun opleidingsniveau verschilt de groep werkzame mensen met 45 dienstjaren van zowel de totale werkzame beroepsbevolking als de totale bevolking (zie Tabel 2.2.3). In 2017 waren bijna vier op de tien werkzame mensen van 55 tot 65 met 45 dienstjaren lager opgeleid. Dat was ruim anderhalf keer zo vaak als het aandeel lager opgeleiden binnen dezelfde leeftijdsgroep onder de totale werkzame beroepsbevolking. In de totale bevolking waren ruim drie op de tien mensen van 55 tot 65 lager opgeleid. Lager opgeleiden zijn dus oververtegenwoordigd in de groep mensen met 45 dienstjaren. Het is wel zo dat deze oververtegenwoordiging in de afgelopen twintig jaar is afgenomen. Voor hoger opgeleiden geldt het omgekeerde: zij zijn ondervertegenwoordigd in de groep mensen met 45 dienstjaren, maar in de afgelopen twintig jaar hebben zij wel een steeds groter aandeel in deze groep gekregen.
Jaar | Opleidingsniveau | Bevolking (%) | Werkzame beroepsbevolking, totaal (%) | Werkzame beroepsbevolking met 45 dienstjaren (%) |
---|---|---|---|---|
1996 | Lager opgeleid | 52 | 36 | 49 |
1996 | Middelbaar opgeleid | 32 | 39 | 44 |
1996 | Hoger opgeleid | 16 | 24 | 7 |
1996 | Onbekend | 0 | 1 | 0 |
2017 | Lager opgeleid | 32 | 25 | 39 |
2017 | Middelbaar opgeleid | 37 | 38 | 44 |
2017 | Hoger opgeleid | 29 | 34 | 16 |
2017 | Onbekend | 2 | 3 | 1 |
2.2.3 Soort werk en beroep
In 1996 werkten de meeste mensen met 45 dienstjaren als zelfstandige (zie grafiek 2.2.4). Met de uitfasering van regelingen voor vervroegde uittreding is dat beeld helemaal verandert. In 2017 is het aantal werknemers onder de werkende mensen met 45 dienstjaren ruim drie keer zo groot als het aantal zelfstandigen. Ruim negen op de tien werknemers met 45 dienstjaren hebben een vaste aanstelling.
Jaar | Vast dienstverband | Flexibel dienstverband | Zelfstandigen |
---|---|---|---|
1996 | 13800 | 1700 | 23800 |
1997 | 15400 | 1400 | 20700 |
1998 | 17400 | 1100 | 18500 |
1999 | 24700 | 2600 | 22000 |
2000 | 24900 | 3400 | 24500 |
2001 | 26500 | 4200 | 23500 |
2002 | 32200 | 5100 | 28400 |
2003 | 27100 | 4000 | 24000 |
2004 | 32200 | 2900 | 25000 |
2005 | 34400 | 5300 | 28200 |
2006 | 36100 | 6600 | 28100 |
2007 | 44200 | 9300 | 33200 |
2008 | 56600 | 10000 | 31100 |
2009 | 67900 | 12600 | 37300 |
2010 | 70300 | 12600 | 47600 |
2011 | 78100 | 11700 | 38500 |
2012 | 82400 | 10900 | 33400 |
2013 | 87100 | 9600 | 41000 |
2014 | 94900 | 10400 | 31200 |
2015 | 112000 | 12900 | 39300 |
2016 | 126700 | 11300 | 37600 |
2017 | 123700 | 10200 | 37700 |
In de periode 2005 t/m 2017 was een kwart van de werknemers van 50 tot 65 jaar met 45 dienstjaren werkzaam in een technisch beroep. Daarnaast was nog eens een op zes werkzaam in de logistiek of in een administratief beroep. Hiermee waren bijna zes van de tien werknemers met 45 dienstjaren in een van deze drie beroepsgroepen werkzaam.
Aandeel % | |
---|---|
Technische beroepen | 25 |
Bedrijfseconomische en administratieve beroepen | 17 |
Transport en logistiek beroepen | 17 |
Dienstverlenende beroepen | 8 |
Zorg en welzijn beroepen | 7 |
Commerciële beroepen | 7 |
Managers | 5 |
Openbaar bestuur, veiligheid en juridische beroepen | 4 |
Pedagogische beroepen | 3 |
Agrarische beroepen | 2 |
Overig | 2 |
ICT beroepen | 1 |
Creatieve en taalkundige beroepen | 1 |
2.3.Cohortanalyse
Om een idee te krijgen van de ontwikkelingen in de tijd zijn leeftijdsgroepen van tien jaar door de tijd gevolgd: van 1996 naar 2006 naar 2016. Omdat het om enquêtegegevens gaat zijn niet precies dezelfde mensen gevolgd, maar dus wel leeftijdsgroepen. 45- tot 55-jarigen in 1996 zijn de 55- tot 65-jarigen in 2006 en de 65- tot 75-jarigen in 2016. We hebben gekeken naar hoeveel mensen binnen de leeftijdsgroepen in de diverse jaren nog 45 dienstjaren zouden kunnen halen als ze tot 68 jaar doorwerken. We noemen dit ‘Potentieel 45 dienstjaren’. Zie de Bijlage in Hoofdstuk 7 voor een uitgebreidere beschrijving van de methode.
De helft van alle 45- tot 55-jarigen kon in 1996 potentieel nog 45 dienstjaren halen als ze tot 68 jaar doorwerken. In 2016 blijkt dat ongeveer een derde hiervan dit ook gehaald heeft (zie Tabel 2.3.1). Er is wel verschil per opleidingsniveau. Het potentieel om 45 dienstjaren te halen ligt onder lager opgeleiden lager dan onder middelbaar en hoger opgeleiden (zie Grafiek 2.3.2). Hier staat tegenover dat ze van dit potentieel relatief wel vaker de 45 dienstjaren volmaken, vooral ten opzichte van de hoger opgeleiden. Een oorzaak hiervan zal zijn dat lager opgeleiden door een kortere studieduur meer jaren kunnen werken tot hun pensioenleeftijd en dus makkelijker 45 dienstjaren kunnen halen dan hoger opgeleiden. Hoger opgeleiden zullen vaak al met pensioen gaan voordat zij 45 dienstjaren hebben. Als de pensioenleeftijd toeneemt is het aannemelijk dat ook hoger opgeleiden vaker 45 dienstjaren zullen halen.
Aandeel % | Aantal | |
---|---|---|
1999, 45 tot 54 jaar, potentieel | 50 | 1 059 400 |
2006, 55 tot 65 jaar, potentieel | 45 | 885 700 |
2016, 65 tot 74 jaar, potentieel | 28 | 496 300 |
2016, 65 tot 74 jaar, gerealiseerd | 18 | 318 000 |
1999, 45 tot 54 jaar, potentieel (%) | 2006, 55 tot 65 jaar, potentieel (%) | 2016, 65 tot 74 jaar, potentieel (%) | 2016, 65 tot 74 jaar, gerealiseerd (%) | |
---|---|---|---|---|
Lager opgeleid | 41 | 36 | 27 | 17 |
Middelbaar opgeleid | 61 | 54 | 35 | 23 |
Hoger opgeleid | 50 | 45 | 22 | 13 |
Met het oog op de toekomst is het interessant te weten hoe dezelfde leeftijdsgroepen zich ontwikkelen in het potentieel aantal mensen dat 45 dienstjaren kan halen. Het blijkt dat dit potentieel tussen 1996 en 2016 is toegenomen. De belangrijkste oorzaak hiervoor is niet de groei van de bevolking maar het stijgende potentieel onder vrouwen (zie Grafiek 2.3.3). Het aantal vrouwen van 45 tot 55 jaar dat potentieel 45 dienstjaren kan halen is tussen 1996 en 2016 verdrievoudigd. Bij de mannen is dit aantal nauwelijks gestegen. Het potentieel aantal vrouwen van 45 tot 55 jaar dat 45 dienstjaren kan halen is vooral gestegen onder middelbaar en hoger opgeleiden. Onder mannen is dit potentieel aantal gedaald onder lager opgeleiden en vooral toegenomen onder hoger opgeleiden.
Lager opgeleid | Middelbaar opgeleid | Hoger opgeleid | Onbekend | ||
---|---|---|---|---|---|
Mannen | 1996 | 286900 | 379200 | 171400 | 3800 |
Mannen | 2006 | 245800 | 393100 | 208100 | 4900 |
Mannen | 2016 | 203000 | 399800 | 250700 | 13600 |
Vrouwen | 1996 | 83100 | 84800 | 50100 | 200 |
Vrouwen | 2006 | 100600 | 174700 | 124500 | 1800 |
Vrouwen | 2016 | 123200 | 331900 | 206100 | 5900 |