Auteur: Rik van der Vliet, Katja Chkalova, Frank Linder en Clemens Siermann
Verkennend onderzoek 45 dienstjaren

3. Stelsel van Sociaal-statische Bestanden

Op basis van de gegevens in het Stelsel van Sociaal-statistische Bestanden (SSB) van het CBS is van iedereen die in Nederland werkt bepaald of ze in alle 21 jaar van 1999 t/m 2019 een dienstjaar hadden. Vervolgens is op basis van het opleidingsniveau geschat hoeveel jaar men voor 1999 gewerkt heeft, onder de aanname dat ze al de tijd na het succesvol afsluiten van hun opleiding gewerkt hebben. Op deze manier is een benadering gemaakt van het aantal mensen met minstens 45 dienstjaren. De Bijlage in Hoofdstuk 7 geeft een uitgebreide beschrijving van de toegepaste methode.

3.1. Benadering populatie met 45 dienstjaren

Er zijn drie varianten van de groep mensen met 45 dienstjaren onderzocht afhankelijk van hun gewerkte uren. Het gaat dus om mensen die van 1999 t/m 2019 elk jaar gewerkt hebben. De varianten zijn:

  • Populatie Werk204: Voor elk jaar geldt dat deze personen tenminste een half jaar voor tenminste 204 uur als werknemer werkten en/of zelfstandige waren.
  • Populatie Werk624: Voor elk jaar geldt dat deze personen tenminste een half jaar voor tenminste 624 uur als werknemer werkten en/of zelfstandige waren.
  • Populatie Werk1225: Voor elk jaar geldt dat deze personen tenminste een half jaar voor tenminste 1225 uur als werknemer werkten en/of zelfstandige waren met zelfstandigenaftrek.

Van lager opgeleiden is aangenomen dat ze vanaf 16 jaar zijn gaan werken, vanaf 19 jaar voor middelbaar opgeleiden en vanaf 22 jaar voor hoger opgeleiden.

Zoals verwacht daalt het aantal personen met 45 dienstjaren als men per jaar meer uur gewerkt moet hebben. De groep mensen die elk jaar minstens 1225 uur gewerkt hebben is half zo groot als de groep mensen die minstens 204 uur gewerkt hebben. Verder neemt ook het aandeel vrouwen met 45 dienstjaren af naar mate er meer gewerkt is. Dit hangt er mee samen dat vrouwen vaker in deeltijd werken dan mannen. In alle varianten van 45 dienstjaren zijn de mannen in de meerderheid. In de populatie werk204 zijn nog drie op de tien vrouw, in de populatie Werk1224 is dat nog geen twee op de tien.

3.1.1 Personen met 45 dienstjaren volgens SSB benadering, aantal en aandeel vrouwen, 2019
PopulatieAantalAandeel vrouwen %
Werk204239 40030
Werk624210 90028
Werk1225116 30018

3.2. Kenmerken populaties met 45 dienstjaren

Deze paragraaf beschrijft enkele achtergrondkenmerken van de drie varianten van groepen mensen met 45 dienstjaren, zoals benaderd met de SSB gegevens.

3.2.1. Leeftijd

Voor alle drie de varianten van groepen mensen met 45 dienstjaren ligt de piek rond 63 jaar (zie Grafiek 3.2.1). Van alle 63-jarigen in de bevolking behoort dan ongeveer één op de vijf mensen tot de populaties Werk204 en Werk624 met 45 dienstjaren (zie Grafiek 3.2.2). Het is goed daarbij te bedenken dat mensen in de populatie Werk624 ook tot de populatie Werk204 behoren. Het grillig verloop van de aantallen per leeftijdsjaar komt door de aanname van het begin van de arbeidscarrière op basis van het opleidingsniveau. Middelbaar opgeleiden kunnen pas als ze 63 jaar zijn 45 dienstjaren halen, omdat de aanname is dat zij met 19 jaar zijn gaan werken. Lager opgeleiden kunnen onder de aannames pas 45 dienstjaren halen als ze 60 zijn en hoger opgeleiden als ze 66 zijn.

3.2.1 Werkzame personen met minstens 45 dienstjaren volgens SSB benadering naar leeftijd, 2019
LeeftijdWerk204Werk624Werk1225
60228002070014400
61218001980014200
62196001770012400
63453004200029300
64336002980017800
6514400116005000
6615200126005500
6712900108004600
681050088003200
Het gaat om de leeftijd aan het begin van het jaar.

3.2.2 Aandeel werkzame personen met minstens 45 dienstjaren volgens SSB benadering in de bevolking naar leeftijd, 2019
LeeftijdWerk204 (%)Werk624 (%)Werk1225 (%)
609,996,3
619,78,86,3
628,98,15,6
6321,319,713,7
6416,114,38,5
6575,72,4
667,56,22,7
676,65,52,4
685,44,51,6
Het aantal werkzame personen met minstens 45 dienstjaren is per leeftijd (aan het begin van 2019) gedeeld door bevolkingsaantallen op 1 januari 2019.

3.2.2. Opleidingsniveau

De verdeling van opleidingsniveau is vergelijkbaar tussen de drie varianten van groepen mensen met 45 dienstjaren (zie Tabel 3.2.3). Binnen elke variant is ruim de helft van de mensen met 45 dienstjaren lager opgeleid. Slechts één op de tien is hoger opgeleid. Dat is op zich niet vreemd, omdat hoger opgeleiden pas op latere leeftijd 45 dienstjaren kunnen halen dan lager opgeleiden.

3.2.3 Verdeling van populaties met 45 dienstjaren volgens SSB benadering naar opleidingsniveau, 2019
PopulatieLager opgeleid %Middelbaar opgeleid %Hoger opgeleid %
Werk204533710
Werk624533710
Werk122558356

3.2.3. Migratieachtergrond

Ruim één op de tien mensen met 45 dienstjaren heeft een migratieachtergrond. Dat geldt voor alle drie de varianten (zie Grafiek 3.2.4). Drie van de vier mensen met een migratieachtergrond en 45 dienstjaren heeft een westerse migratieachtergrond. Van de mensen met 45 dienstjaren zijn er maar weinig van de niet-westerse tweede generatie. Mensen met een niet-westerse tweede generatie migratieachtergrond zijn over het algemeen nog te jong om 45 dienstjaren te halen.

3.2.4 Werkzame personen met minstens 45 dienstjaren volgens SSB benadering naar migratieachtergrond, 2019
   Eerste generatie (%)Tweede generatie (%)
Werk204niet-westers3,60,1
Werk204westers2,94,6
Werk624niet-westers3,70,1
Werk624westers2,94,7
Werk1225niet-westers4,60,1
Werk1225westers2,94,7

3.2.4. Soort werk

Binnen de drie varianten van groepen mensen met 45 dienstjaren zijn ongeveer zes van de tien alle jaren van 1999 t/m 2019 werknemer geweest. Ongeveer twee van de tien zijn al die jaren werkzaam geweest als zelfstandige. Dat betekent ook dat twee van de tien in die jaren soms werknemer waren en soms zelfstandige. Alleen voor de populatie Werk1225 geldt dit maar voor één op de tien. Zij waren met zeven op de tien iets vaker alle jaren werknemer (zie Tabel 3.2.5).

3.2.5 Verdeling van populaties met 45 dientsjaren volgens SSB benadering naar soort werk, 2019
Werknemer, alle jaren %Zelfstandige, alle jaren %
Werk2046022
Werk6245625
Werk12256920

Met de leeftijd neemt het aandeel mensen dat alle jaren van 1999 t/m 2019 zelfstandige was toe, terwijl het aandeel dat alle jaren werknemer was juist afneemt (zie Grafiek 3.2.6 voor de populatie Werk204). Mensen zullen na hun AOW-leeftijd makkelijker als zelfstandige doorwerken dan als werknemer.

3.2.6 Verdeling werkzame personen met minstens 45 dienstjaren volgens SSB benadering per leeftijd naar soort werk, 2019
LeeftijdWerknemer, alle jaren (%)Zelfstandige, alle jaren (%)
6083,47,5
61838,2
6281,59,9
6379,99,7
6476,912
6543,430,4
6634,631,2
6731,335,5
6824,943