Hier en nu
Brede welvaart ‘hier en nu’ gaat over hoe Nederland er nu voor staat, over de persoonlijke kenmerken van mensen en de kwaliteit van de omgeving waarin zij leven. Het is een breed begrip. Er wordt gekeken naar welzijn, materiële welvaart, gezondheid, arbeid en vrije tijd, wonen, samenleving, veiligheid, en milieu.
Subjectief welzijn
Materiele welvaart
Gezondheid
Arbeid en vrije tijd
Wonen
Samenleving
Milieu
Verdeling van de brede welvaart ‘hier en nu’ over bevolkingsgroepen
Schokbestendigheid en brede welvaart ‘hier en nu’
Regionale verdeling van brede welvaart ‘hier en nu’
Brede welvaart ‘hier en nu’ wordt beschreven aan de hand van acht thema’s. Voor ieder thema geeft een dashboard de ontwikkeling van de middellangetermijntrend (2014-2021) en de positie van Nederland in de EU. We bespreken vooral de indicatoren in het dashboard met een groene (vergroting van de brede welvaart) of rode (afname van de brede welvaart) pijl, en plaatsen de ontwikkelingen in de bredere context van indicatoren uit de SDG-agenda.
Uitleg dashboard
Iedere regel in het dashboard gaat over één bepaalde indicator. Aan de linkerkant staat het meest recente cijfer beschreven. Daarnaast kan een pijl staan. De pijl geeft informatie over de trend (middellangetermijntrend gebaseerd op beschikbare datapunten in de jaren 2014–2021). De kleur van de pijl geeft aan of de indicator beweegt in de richting die wordt geassocieerd met een stijging (groen) of een daling (rood) van de brede welvaart. Wijst de pijl naar boven, dan nemen de indicatorwaarden toe. Wijst de pijl naar beneden, dan nemen de indicatorwaarden af. Aan de rechterkant staat een figuur met cijfers van EU-landen. Het balkje voor Nederland heeft een andere kleur. Die kleur geeft aan in welk deel van de EU-ranglijst Nederland staat. Groen wijst op een positie in het bovenste kwartiel van de EU-ranglijst, rood op het onderste kwartiel en donkergrijs op het midden. Naast de figuur staat de positie van Nederland in de EU-ranglijst beschreven.
Subjectief welzijn
Materiële welvaart
Gezondheid
Arbeid en vrije tijd
Wonen
Samenleving
Veiligheid
Milieu
Subjectief welzijn
Na 2019 minder tevreden met het leven, tevredenheid wel hoog binnen EU
In 2021 gaf 83,6 procent van de bevolking het leven een rapportcijfer van 7 of hoger, het laagste sinds het CBS deze meting startte in 1997. In 2020 was dit nog 84,8 procent. De tevredenheid was daarmee in de beide ‘coronajaren’ duidelijk minder groot dan in 2019 (87,3 procent), al stijgt of daalt de trend niet significant. De tevredenheid met het leven verschilt wel tussen groepen in de bevolking. In een meer onzekere wereld, met verdere globalisering, grootschalig gebruik van technologie en voortgaande flexibilisering van de economie, kunnen mensen het gevoel krijgen geen controle meer te hebben over hun leven. Volgens het Sociaal en Cultureel Planbureau heeft bijna de helft van de bevolking het gevoel veel regie over hun eigen leven te hebben. Nederland heeft bij beide indicatoren voor subjectief welzijn een hoge positie binnen de EU.
Materiële welvaart
Voorspoedige ontwikkeling bbp, koopkracht huishoudens blijft wat achter
Vanaf 1995 heeft de economie zich in de meeste jaren krachtig ontwikkeld, wel is de koopkracht van de huishoudens in deze periode achtergebleven bij de stijging van het bbp per hoofd van de bevolking. De index van het bbp per hoofd lag alleen tijdens de zware economische krimp van 2020 even onder de index van de koopkracht. Per saldo was het volume van het bbp per capita net voor het uitbreken van de coronacrisis 44 procent groter dan in 1995 en steeg de koopkracht van huishoudens in deze periode met 38 procent.
De economie verkeerde in 2020 dus in zwaar weer: het volume van het bbp per hoofd van de bevolking daalde met 4,3 procent en de individuele consumptie per inwoner kromp met 5,5 procent. 2021 was een jaar van economisch herstel. Uit de eerste raming van de economische groei in 2021 (de raming die voor deze monitor gebruikt is), blijkt dat een groei van 4,2 procent de krimp van het bbp per inwoner vrijwel goedmaakte: het volume lag nog maar 0,3 procent onder het niveau van 2019. Het volume van de individuele consumptie per inwoner lag in 2021 volgens een eerste raming nog 2,1 procent onder het niveau van 2019. Huishoudens besteedden vooral minder aan recreatie en cultuur, bij de horeca, en aan vervoer en communicatie dan voor de corona-uitbraak. Zowel bij individuele consumptie als bij mediaan besteedbaar inkomen van huishoudens behoort Nederland bij de kopgroep van de EU.
Met de motor achter de economie gaat het goed, zo blijkt uit indicatoren op het gebied van kapitaal en productiviteit in de dashboards van SDG 8.1 Waardig werk en economische groei: economie en productiefactoren en SDG 9.2 Industrie, innovatie en infrastructuur: duurzame bedrijvigheid. De trends in deze twee dashboards wijzen op toenemende of stabiele welvaart.
Een belangrijke opgave waar de samenleving voor staat is de maatschappelijke inbedding van de economische groei. Vanuit het perspectief van brede welvaart en de SDG-agenda mag economische ontwikkeling namelijk niet leiden tot scheefgroei, kansenongelijkheid of sociale uitsluiting. Nauw verwant met het thema materiële welvaart ‘hier en nu’ en het ‘leave no one behind’-principe uit de SDG-agenda zijn dan ook de doelen van SDG 1 Geen armoede, SDG 10.1 Ongelijkheid verminderen: sociale samenhang en ongelijkheid en SDG 10.2 Ongelijkheid verminderen: financiële houdbaarheid. Het dashboard van SDG 1 laat zien dat, behalve het mediaan besteedbaar inkomen, ook het gemiddeld besteedbaar inkomen en het mediaan vermogen van huishoudens een stijgende trend hebben. Het percentage van de bevolking dat zich zorgen maakt over de financiële toekomst neemt trendmatig af, al betreft dit nog altijd 22,5 procent. Deze ontwikkelingen duiden op een toename van de brede welvaart. De almaar stijgende waarde van koopwoningen is een belangrijke motor achter de vermogensgroei. Daarbij past wel de kanttekening dat niet iedere vorm van vermogen direct door de huishoudens is aan te spreken in moeilijke tijden.
Een andere positieve ontwikkeling bij SDG 1 is de afnemende trend bij het armoederisico van minderjarigen (het percentage minderjarigen dat deel uitmaakt van een gezin met een inkomen onder de lage-inkomensgrens). Het dashboard van SDG 10.1 Ongelijkheid verminderen: sociale samenhang en ongelijkheid laat zien dat de langjarige trend bij inkomensongelijkheid en bij relatieve armoede in Nederland over de afgelopen trendperiode (2014-2021) stabiel is. Bij de inkomensratio tussen de hoogste en laagste 20 procent en de Gini-coëfficiënt inkomensongelijkheid zakte Nederland wel naar de 11e plaats op de EU-ranglijst. De inkomensongelijkheid werd recentelijk groter doordat directeuren-grootaandeelhouders profiteerden van gunstige fiscale maatregelen. Gunstig vanuit het perspectief van brede welvaart zijn bij SDG 10 de dalende trends bij de kwetsbare groep huishoudens met zowel een laag inkomen als weinig vermogen (5,4 procent van huishoudens in 2020), en bij het armoederisico van zzp-ers (5,9 procent van de zzp-ers in 2020). De trendmatige ontwikkeling kan vanuit een welvaartsperspectief positief zijn, maar dit laat onverlet dat het absolute niveau problematisch kan zijn.
Maatschappelijke ongelijkheid wordt natuurlijk door meer bepaald dan alleen de verdeling van inkomen en vermogen. Aspecten van maatschappelijke ongelijkheid en verdeling zijn daarom, behalve bij het thema materiële welvaart, ook relevant bij het thema Samenleving onder brede welvaart ‘hier en nu’.
Gezondheid
Grote meerderheid voelt zich goed; psychisch welbevinden neemt af
De gezonde levensverwachting van zowel mannen als vrouwen vertoont een stabiele trend. Bij overgewicht is dit inmiddels ook het geval. Daar is de voorheen stijgende trend nu neutraal. Het overgewicht valt in Nederland mee vergeleken met andere EU-landen, getuige de relatief hoge positie op de Europese ranglijst.
De cijfers voor SDG 3 Goede gezondheid en welzijn laten zien dat Nederland een gezondere leefstijl heeft dan veel andere EU-landen. Nederland heeft een vijfde plek met het relatief lage percentage rokers en een vierde positie vanwege het relatief bescheiden alcoholgebruik in 2019. Het percentage rokers is niet alleen laag vergeleken met andere EU-landen, het daalt ook trendmatig.
Nederlanders vinden doorgaans dat ze gezond zijn. Van 2019 op 2020 nam het percentage van de bevolking dat de eigen gezondheid als ‘goed’ of ‘zeer goed’ omschreef met 2,8 procentpunt toe, naar 81,5 procent. In 2021 nam dit weer wat af, maar het percentage bleef hoog (80,5 procent). Een deel van de bevolking (4,3 procent) kampt als gevolg van gezondheidsproblemen met ernstige beperkingen bij het dagelijks functioneren, maar dat aandeel is vergeleken met andere EU-landen relatief laag. Niet alleen de fysieke, ook de psychische gesteldheid is belangrijk voor brede welvaart. De psychisch gezonde bevolking loopt al langere tijd terug (rode trend). In het tweede coronajaar, 2021, zette de daling versterkt door. Het deel van de bevolking dat gezien wordt als psychisch gezond daalde naar 84,9 procent, dat is 3,2 procentpunt minder dan in 2020.
De kwaliteit van het zorgstelsel wordt onder meer afgemeten aan het aantal gewerkte uren in de zorg per inwoner. Dit waren er in 2021 gemiddeld 104,9 en de trend is stijgend (groen). Bij de vaccinatiegraad voor mazelen is de trend omgeslagen van dalend naar neutraal. Dit is op zich gunstig vanuit het oogpunt van brede welvaart, maar Nederland zit in de EU wel in de staartgroep met zijn lage BMR-vaccinatiegraad van 93,6 procent bij kinderen van twee jaar. De gemiddelde verpleegduur van klinische opnamen bleef in 2020, het eerste coronajaar, beperkt tot 5,3 dagen; dit is de kortste van de EU. In 2020 was in ongeveer een derde van de gevallen de wachttijd voor specialistische zorg langer dan de Treeknorm (de maatschappelijk aanvaardbare wachttijd voor het leveren van spoedeisende hulp).
Arbeid en vrije tijd
Meer mensen werken; psychische vermoeidheid door werk neemt toe
Het aandeel van de werkzame beroepsbevolking (de nettoarbeidsparticipatie) steeg in 2021 naar 70,4 procent. De toename volgt op een lichte afname in 2020, maar de trend blijft stijgend. De werkloosheid is historisch laag: 4,2 procent in 2021. Na een aanvankelijke stijging aan het begin van de coronacrisis, is de werkloosheid vanaf oktober 2020 vrijwel onafgebroken gedaald. De langdurige werkloosheid – het percentage van de beroepsbevolking langer dan één jaar werkloos – was in 2021 1,0 procent. Ook hier is de trend dalend. Binnen de EU steekt Nederland met deze cijfers gunstig af.
Naast de beschikbaarheid van werk zijn ook de ervaren balans tussen arbeid en vrije tijd en de tevredenheid met verschillende aspecten van werk belangrijke pijlers onder brede welvaart ‘hier en nu’. De tevredenheid met het werk is in Nederland groot: vier van de vijf werknemers waren in 2021 zeer tevreden. Ook vergeleken met werknemers in andere EU-landen zijn Nederlandse werknemers content. Het dashboard van SDG 8.2 Waardig werk en economische groei: arbeid en vrije tijd bevat meer indicatoren over de perceptie van werknemers. Hier valt op dat 9,1 procent van de werknemers vindt dat werk en privé niet in balans zijn. Volgens een meting uit 2016 is dit percentage nergens in de EU zo laag. De zorgen bij werknemers over het behoud van hun baan nemen gestaag af, mede onder invloed van de huidige krapte op de arbeidsmarkt en de lage werkloosheid. De enige ongunstige middellangetermijntrend bij SDG 8 betreft psychische vermoeidheid door werk. Het percentage van de werknemers dat psychisch vermoeid is door werk steeg van 14,4 in 2014 (het eerste jaar van de meting) naar 17,3 in 2021.
Informatie over tijdsbesteding is ook belangrijk voor brede welvaart ‘hier en nu’: er is immers een afruil tussen economische activiteit (werk) en vrije tijd. De tevredenheid met de vrije tijd is in het eerste coronajaar aanzienlijk toegenomen: van 74,2 procent in 2019 naar 76,4 procent in 2020. In 2021 zakte het weer iets, naar 76,1 procent. De contactbeperkende maatregelen tijdens de pandemie remden de mobiliteit sterk af en het tijdverlies door files – wat mensen vervelend vinden – daalde volgens het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) in 2020 met 67 procent. De tevredenheid met de woon-werkreistijd nam tijdens de coronapandemie aanzienlijk toe. Grote groepen mensen werkten thuis, en voor anderen was het veel minder druk op de weg en in het openbaar vervoer. In vergelijking met andere EU-landen gebruiken weinig mensen in Nederland openbaar vervoer in verhouding tot de auto. Meer indicatoren over bereikbaarheid zijn opgenomen in het dashboard bij SDG 9.1 Industrie, innovatie en infrastructuur: infrastructuur en mobiliteit.
Goed onderwijs is cruciaal voor de brede welvaart, zowel in economische (als component van menselijk kapitaal) als in maatschappelijke zin (goed onderwijs maakt dat mensen in hun leven en in de samenleving beter hun weg kunnen vinden). Nederlanders zijn relatief hooggeschoold. Het aandeel van de hoogopgeleide bevolking is toegenomen van 29,3 procent van de bevolking van 15-74 jaar in 2014, het begin van de trendperiode, tot 35,5 procent in 2021. We meten de bijdrage van onderwijs aan de brede welvaart hier weliswaar als de relatieve omvang van de hoogopgeleide bevolking, maar dat betekent niet dat andere vormen van opleiding, zoals beroepsopleidingen en vakmanschap, niet van belang zijn. Wel is duidelijk dat hoogopgeleide mensen over het algemeen een hogere welvaart bereiken op veel maatschappelijke terreinen, zie ook de verdeling van de brede welvaart. Het dashboard van SDG 4 Kwaliteitsonderwijs laat in aanvulling hierop zien dat de deelname aan voorschoolse educatie in Nederland hoog is (97,2 procent), dat het percentage voortijdige schoolverlaters daalt, en dat een op de vijf Nederlanders van 25-64 jaar onderwijs volgde in de vier weken voorafgaand aan de enquête. In de EU zit Nederland hiermee in de kopgroep. Opvallend is verder de verbetering van de tevredenheid met de opleidingskansen: 84,8 procent van de bevolking was tevreden met de opleidingskansen, 2,1 procentpunt meer dan in 2020. Mogelijk speelt de krapte op de arbeidsmarkt hierbij ook een rol en bieden werkgevers hun personeel ruimere mogelijkheden tot scholing.
Wonen
Meeste mensen tevreden met woning; huren en huizenprijzen blijven stijgen
Ruim 85 procent van de inwoners heeft een woning zonder grote gebreken, en 85,6 procent is (zeer) tevreden over hun woning. De trends zijn neutraal en Nederland heeft een middenpositie in de EU. De tevredenheid met de woning was in 2021 wel minder dan in 2020 (-1,9 procentpunt).
De woningvoorraad nam in 2021 met 0,9 procent toe tot ruim acht miljoen woningen. Het aantal beschikbare woningen per duizend inwoners kwam uit op 457, en heeft een stijgende trend. Dit wijst op een toename van de brede welvaart. Toch is de woningmarkt gespannen, want de beschikbare woningvoorraad voorziet niet in de totale behoefte. De cijfers voor SDG 11.1 Duurzame steden en gemeenschappen: wonen laten zien dat een toenemend deel van de bevolking te klein behuisd is, ook al is dit probleem vergeleken met andere EU-landen niet heel groot, getuige de derde positie van Nederland op de EU-ranglijst. De ratio tussen de mediane verkoopprijs en de mediane vraagprijs van koopwoningen stijgt trendmatig en kwam in 2021 voor het eerst boven de 1 uit (1,06). Dit is een duidelijke indicatie van de huidige krapte op de woningmarkt: huizen worden verkocht voor meer dan de vraagprijs. Het aantal verkochte koopwoningen daalde in 2021 naar ruim 226 duizend, 4 procent minder dan een jaar eerder.
Ook andere indicatoren over de betaalbaarheid van woningen duiden op afnemende brede welvaart: de werkelijke woninghuur en de prijsindex uitgaven voor aanschaf en bezit van koopwoningen stijgen trendmatig. Koophuizen worden steeds duurder. De prijsindex van bestaande koopwoningen bereikte in 2021 het hoogste niveau sinds de start van de meting in 1995: een koophuis was gemiddeld 15,2 procent duurder dan een jaar eerder en daarmee was de prijsstijging bijna twee keer zo groot als in 2020. Ter vergelijking: in 2021 was het reëel beschikbaar inkomen van huishoudens 2,6 procent hoger dan een jaar eerder. Hieraan droegen vooral gestegen cao-lonen voor werknemers en de groei van het aantal banen en werkenden bij.
Tegenover bovenstaande verslechteringen van de betaalbaarheid, staan gunstige ontwikkelingen bij de totale woonquote (de uitgaven aan huur- en koopwoningen als percentage van het besteedbaar inkomen) en de ervaren woonlasten. De woonquote daalt trendmatig, maar is naar Europese maatstaven wel hoog. De ontwikkeling van de ervaren woonlasten heeft eveneens een dalende trend. Deze kosten worden kennelijk in mindere mate beschouwd als problematisch. Nederland is hier zelfs koploper in de EU.
Voor wat betreft de kwaliteit van de woonomgeving laten de cijfers voor SDG 11.2 Duurzame steden en gemeenschappen: leefomgeving zien dat Nederlanders vergeleken met inwoners van andere EU-landen veel geluidsoverlast van buren en verkeer ervaren. De leefruimte wordt kleiner. Ook de 83 voor de stad kenmerkende inheemse broedvogelsoorten hebben het moeilijk. Toch ontwikkelen ook veel indicatoren in dit dashboard zich in de richting van meer brede welvaart: veel trends kleuren groen.
Samenleving
Hoog en stijgend vertrouwen; minder sociale contacten
Bij dit thema valt op dat Nederland bij veel indicatoren in de kopgroep van de EU staat. De trends geven daarentegen een gemengder beeld. Het dashboard geeft allereerst informatie over hoe we meedoen in de samenleving. Zowel bij het contact met familie, vrienden en buren als de omvang van het vrijwilligerswerk, is voor de periode 2014–2021 sprake van een dalende, rode, trend. Er is een spanningsveld tussen werk en zaken waaraan de ‘vrije’ tijd besteed wordt. In 2020 gaf 7,6 procent van de werknemers aan familie- of gezinsactiviteiten te missen of te verwaarlozen door werk, en/of werkzaamheden te missen of verwaarlozen door familie- en gezinsverantwoordelijkheden (SDG 8.2 Waardig werk en economische groei: arbeid en vrije tijd). Dit was opvallend minder dan in de jaren voorafgaand aan de coronapandemie. In 2021 steeg het percentage weer, naar 9,1, maar het bleef lager dan voor de uitbraak van corona (9,7 procent in 2019).
Het idee heerst dat grotere sociale participatie leidt tot meer vertrouwen van mensen in elkaar en in belangrijke instituties, waaronder de overheid. Zowel bij het vertrouwen van mensen in elkaar als bij het vertrouwen dat ze in instituties hebben, stijgt de langjarige trend. Het vertrouwen in instituties kende in het eerste coronajaar, 2020, een aanzienlijke toename (6,4 procentpunt). In 2021 nam het weer met 2,6 procent punt af, maar al met al was het met 66,9 procent nog duidelijk hoger dan in 2019. Het vertrouwen van mensen in elkaar nam in beide coronajaren flink toe en lag in 2021 4,5 procentpunt hoger dan in 2019.
Brede welvaart en de SDG-agenda hebben veel oog voor het voorkomen van scheefgroei, sociale uitsluiting en kansenongelijkheid. Een aanzienlijk deel van de bevolking voelt zich financieel kwetsbaar: bijna een kwart maakt zich veel zorgen over de financiële toekomst (22,5 procent in 2021); hoewel de trend dalend is. Een derde van de werknemers heeft een tijdelijk arbeidscontract óf een contract voor een flexibel aantal uren per week; zij zijn flexwerker. Nederland staat met dit hoge aandeel in de Europese achterhoede. De werkloosheid is momenteel overigens historisch laag, een steeds kleiner deel van de werknemers maakt zich dan ook zorgen over het behoud van zijn of haar baan.
Het totaalbeeld gaat niet op voor alle groepen. Verdeling van brede welvaart naar bevolkingsgroepen laat zien welke groepen boven of onder het landelijk gemiddelde uitkomen. Wat verschillen naar geslacht betreft, laat SDG 5 Gendergelijkheid verder zien dat veel indicatoren een gunstige trend vertonen: de brede welvaart neemt over een breed front toe. De beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen worden kleiner, het aandeel hoogopgeleide vrouwen stijgt, net als de arbeidsparticipatie van vrouwen en het percentage vrouwen dat economisch zelfstandig is. In het hoger onderwijs is meer dan de helft van de studenten vrouw (52,4 in 2020). Maar er zijn nog altijd grote verschillen in de positie van mannen en vrouwen. Het verschil wordt kleiner – onder meer omdat vrouwelijke werknemers steeds hoger opgeleid zijn – maar het uurloon van vrouwen was ook in 2021 nog 13,2 procent lager dan dat van mannen. Dit is voor een deel toe te schrijven aan verschillen in leeftijd, deeltijdwerken, beroepsniveau en leidinggeven. Kijken we naar economisch zelfstandigheid – een nettojaarinkomen uit arbeid en/of eigen onderneming van ten minste 70 procent van het wettelijke nettominimumloon – dan was 64,3 procent van de vrouwen economisch zelfstandig in 2020, vergeleken met 80,2 procent van de mannen. De nettoarbeidsparticipatie neemt zowel bij de mannen als bij vrouwen toe, maar deze lag in 2021 bij mannen nog bijna 8 procentpunt hoger dan bij vrouwen. Ook zijn vrouwen nog ver weg van evenredige vertegenwoordiging: zo bezetten zij in 2020 een kwart van de managementfuncties en een derde van de parlementaire zetels.
Milieu
Meer natuur; meer milieuoverlast
Om te meten hoe mensen de milieukwaliteit ‘hier en nu’ beleven, kijken we naar de beschikbare hoeveelheid en kwaliteit van natuur en groen-blauwe ruimte, en naar de kwaliteit van lucht, water en bodem in het algemeen.
Het beeld dat naar voren komt uit de vijf indicatoren is tamelijk positief. De hoeveelheid landnatuur beheerd in het Natuur Netwerk Nederland (NNN) neemt trendmatig toe, in lijn met de afspraak van de provincies om eind 2027 80 duizend hectare nieuwe natuur ingericht te hebben. In totaal is 44 duizend hectare nieuwe landnatuur ingericht. Voor minder dan de helft van de resterende 36 duizend hectare zijn echter de processen voor verwerving en inrichting gestart.
Uitstoot van fijnstof en stikstofdepositie leggen een druk op de natuur en zijn van invloed op ons welbevinden. De hoeveelheden fijnste fijnstof in steden dalen verder, ook bij deze indicator kleurt de trend groen. De zwemwaterkwaliteit van binnenwateren is goed: bijna driekwart heeft de kwalificatie ‘uitstekend’. Een op de zes Nederlanders ervaart problemen met vuil en verontreiniging of andere milieuproblemen in de naaste omgeving. De trend is neutraal, maar met 15,9 was het percentage dat overlast ondervond in 2021 wel duidelijk hoger dan de 14,3 procent in 2020. Ruim 71 procent van de landnatuur kampte in 2018 met overschrijding van de stikstofgrens. Ook hier is de trend neutraal, maar dit hoge percentage is wel een punt van zorg. RIVM en WUR brengen naar verwachting medio 2022 nieuwe cijfers uit over stikstofdepositie in natuurgebieden.
Bij dit toch vrij positieve beeld over de trends bij thema milieu in het ‘hier en nu’ past de kanttekening dat het beeld vanuit het ‘later’ perspectief van brede welvaart minder florissant is. Met name de diverse biodiversiteitsindicatoren in het dashboard van SDG 15 Leven op het land en het thema Natuurlijk kapitaal bij brede welvaart ‘later’ wijzen nadrukkelijk op een afname van de brede welvaart.
Verdeling van de brede welvaart ‘hier en nu’ over bevolkingsgroepen
De brede welvaart ‘hier en nu’ ontwikkelt zich vrij positief in Nederland. De trends zijn over het algemeen stabiel of laten zelfs een stijgende welvaart zien, en Nederland neemt voor veel van de indicatoren een hoge positie op de EU-ranglijst in. Achter deze algemene, nationale cijfers kunnen echter belangrijke verschillen schuilgaan.
Om daar inzicht in te krijgen is gekeken naar de verdeling van de welvaart over verschillende bevolkingsgroepen. Uit die analyse blijkt dat de brede welvaart in Nederland niet gelijk verdeeld is: vooral naar migratieachtergrond en onderwijsniveau zijn er veel verschillen. Laagopgeleiden en mensen met een migratieachtergrond, zowel westers als niet-westers, hebben een lagere brede welvaart; hoogopgeleiden en mensen zonder migratieachtergrond juist een hogere.
Op individueel niveau is te zien dat gunstige en ongunstige uitkomsten in dit opzicht zich soms stapelen bij dezelfde personen. Ongunstige uitkomsten stapelen zich daarbij vaak op bij mensen met een niet-westerse migratieachtergrond, bij laagopgeleiden en bij 65-74-jarigen. Positieve uitkomsten stapelen zich het vaakst op bij mensen met een hoog onderwijsniveau en bij mensen in de leeftijd van 45-64 jaar.
Ten opzichte van 2019 is de verdeling van de brede welvaart in grote lijnen niet veranderd. Wel zijn jongere leeftijdsgroepen, maar ook de 75-plussers en hoogopgeleiden er relatief iets op achteruitgegaan.
Indicatoren: situatie in 2021
Op basis van 13 geselecteerde indicatoren zien we dat brede welvaart sterk samenhangt met migratieachtergrond en onderwijsniveau, en in mindere mate met verschillen naar leeftijd en geslacht.
- Geslacht: de brede welvaart verschilt maar bij enkele indicatoren naar geslacht. Bij de meeste indicatoren is er geen verschil tussen mannen en vrouwen. Bij drie indicatoren is de situatie bij mannen gunstiger dan bij vrouwen, bij één indicator is dat andersom.
- Leeftijd: ten opzichte van het gemiddelde doen leeftijdsgroepen van 45-74 jaar het relatief vaak goed. Bij de jongere leeftijdsgroepen tot 35 jaar zijn er juist relatief veel ongunstige uitkomsten.
- Onderwijsniveau: er zijn grote verschillen naar onderwijsniveau. Bij laag en middelbaar opgeleiden zien we maar weinig positieve uitkomsten. Laagopgeleiden hebben juist vaak (negen keer) een ongunstige uitkomst. Hoogopgeleiden komen bij tien van de dertien indicatoren bovengemiddeld uit.
- Migratieachtergrond: de grootste verschillen in brede welvaart zijn zichtbaar als we kijken naar verschillende herkomstgroepen. De groep met een niet-westerse migratieachtergrond ligt op alle dertien indicatoren onder het gemiddelde. Ook bij de groep met een westerse migratieachtergrond is het beeld minder goed, met acht indicatoren beneden het gemiddelde en geen enkele bovengemiddeld. De groep zonder migratieachtergrond heeft daarentegen twaalf keer een positieve score op een indicator.
Indicatoren: veranderingen tussen 2019 en 2021
Voor de gehele bevolking zijn er ontwikkelingen voor de 13 indicatoren ten opzichte van 2019. Voor elke indicator is voor elke bevolkingsgroep gekeken of de ontwikkeling van die groep gunstiger of ongunstiger was dan de gemiddelde ontwikkeling voor de gehele bevolking. Meestal was dit niet het geval, maar enkele keren was er wel spraken van afwijkende ontwikkelingen:
- Geslacht: voor mannen en vrouwen waren er geen afwijkende ontwikkelingen
- Leeftijd: bij de leeftijdsgroepen tot 35 jaar was de ontwikkeling een aantal keren relatief ongunstig. Bij de leeftijdsgroepen van 35-74 jaar waren zowel enkele relatief gunstige als enkele relatief ongunstige ontwikkelingen. Bij de groep vanaf 75 jaar hadden relatief ongunstige ontwikkelingen (drie) de overhand, er was één gunstige ontwikkeling.
- Onderwijsniveau: voor elk van de onderwijsniveaus was het aantal relatief gunstige en relatief ongunstige ontwikkelingen, naast alle keren dat er geen sprake was van afwijkende ontwikkelingen, ongeveer in evenwicht.
- Migratieachtergrond: bij de groep met een niet-westerse migratieachtergrond waren er twee relatief ongunstige ontwikkelingen tegen geen enkele relatief positieve ontwikkeling. De positie van deze groep, die qua brede welvaart toch al slecht was, is dus nog verder achteruitgegaan sinds 2019.
Indicatoren: overzicht
Onderstaand figuur geeft in één beeld een overzicht van de verdeling van de brede welvaart in 2021 (2020 voor inkomen en vermogen) en de relatieve ontwikkelingen sinds 2019. De bolletjes geven per indicator aan waar een bevolkingsgroep een significant een hogere (groen) of lagere (rood) welvaart heeft dan het landelijk gemiddelde. Een grijs bolletje betekent dat er geen afwijking is ten opzichte van het gemiddelde. De ruitjes geven aan of het cijfer van een bevolkingsgroep zich sinds 2019 bij een indicator gunstiger (groen) of ongunstiger (rood) heeft ontwikkeld dan het nationale gemiddelde.
Uitleg bij figuren over verdeling
De kleuren geven aan of de waarde van de indicator van een bevolkingsgroep boven, onder of (min of meer) op het gemiddelde van de bevolking. Groen betekent dat waarde van een bevolkingsgroep hoger is dan het gemiddelde, rood dat de waarde lager is en grijs dat de waarde niet afwijkt van het gemiddelde. Bij verschillen naar geslacht geeft de kleur aan hoe de waarde bij mannen zich verhoudt tot de waarde bij vrouwen. Per indicator wordt ook met kleuren aangegeven of de indicatorwaarde van een bevolkingsgroep sinds het basisjaar 2019 is veranderd richting een hogere (groen) of lagere (rood) brede welvaart.
Geslacht
Leeftijd
Onderwijsniveau
Migratieachtergrond
Stapeling: situatie in 2021
In de analyse over stapeling is op individueel niveau gekeken hoe gunstige en ongunstige uitkomsten, vanuit het oogpunt van brede welvaart, zich opstapelen bij dezelfde personen en wat de kenmerken van die personen zijn. Daarbij is gekeken naar negen indicatoren.
Uitleg bij figuren over verdeling
De kleuren geven aan of de waarde van de indicator van een bevolkingsgroep boven, onder of (min of meer) op het gemiddelde van de bevolking. Groen betekent dat waarde van een bevolkingsgroep hoger is dan het gemiddelde, rood dat de waarde lager is en grijs dat de waarde niet afwijkt van het gemiddelde.
Geslacht
Leeftijd
Hoogstbehaalde opleidingsniveau
Migratieachtergrond
De bovenkant van de verdeling – de mensen die bij zeven of meer indicatoren een gunstige brede welvaart hebben – bestaat uit 25,7 procent van de volwassen bevolking. De onderkant – drie of meer ongunstige uitkomsten – omvat 18,2 procent van de bevolking. Bij de deelpopulaties zien we de volgende verschillen:
- Geslacht: tussen mannen en vrouwen is er een beperkt verschil in stapeling van gunstige uitkomsten. Mannen zitten daarbij iets vaker aan de bovenkant van de verdeling.
- Leeftijd: mensen in de leeftijd van 45-64 jaar zitten relatief vaak aan de bovenkant van de verdeling. Bij 65‑plussers is dat juist veel minder vaak het geval. Een stapeling van ongunstige uitkomsten komt relatief vaak voor bij 65-74-jarigen
- Onderwijsniveau: hier zijn grote verschillen zichtbaar. Stapeling van ongunstige uitkomsten komt veel voor bij laagopgeleiden: 31,9 procent. Stapeling van gunstige uitkomsten komt juist veel voor bij hoogopgeleiden: 38,9 procent.
- Ook naar migratieachtergrond zijn er verschillen, waarbij stapeling van ongunstige uitkomsten relatief veel (33,4 procent) voorkomt bij mensen met een niet-westerse migratieachtergrond en stapeling van gunstige uitkomsten het meest te zien is bij mensen zonder migratieachtergrond.
De kenmerken geslacht, leeftijd, onderwijsniveau en migratieachtergrond hangen deels met elkaar samen. Als we rekening houden met deze onderlinge samenhang blijkt onderwijsniveau het meest van belang voor het aantal indicatoren waarop mensen een gunstige of ongunstige uitkomst hebben. Daarna volgen migratieachtergrond en leeftijd. Migratieachtergrond hangt daarbij iets sterker samen met het aantal ongunstige indicatoren en leeftijd met het aantal gunstige indicatoren. Geslacht is het minst van belang.
Stapeling: ontwikkelingen ten opzichte van 2019
In vergelijking met 2019 is de omvang van de groep aan de bovenkant van de verdeling iets toegenomen en de omvang van de groep aan de onderkant juist iets afgenomen. Kijken we naar de diverse bevolkingsgroepen, dan valt op dat het aandeel jongeren (tot 45 jaar) in de bovenkant van de verdeling is afgenomen. Bij de 45-74-jarigen is dit aandeel juist relatief sterk toegenomen. Naar onderwijsniveau is een relatief ongunstige ontwikkeling te zien bij de hoogopgeleiden, waarbij opgemerkt kan worden dat er in deze groep een goede uitgangpositie was en er ondanks de ongunstige ontwikkeling een stapeling van gunstige uitkomsten ook in 2021 nog relatief veel voorkomt. Naar migratieachtergrond valt op dat er in 2021 een groter deel van de groep met een niet-westerse migratieachtergrond is verschoven naar het midden van de verdeling. Uit deze groep behoren in 2021 beduidend minder mensen tot de bovenkant of de onderkant van de verdeling.
Schokbestendigheid en brede welvaart ‘hier en nu’
De laatste jaren is de samenleving geconfronteerd met een aantal hevige schokken, zoals de coronapandemie en de oorlog in Oekraïne. Daarom is bijzondere aandacht besteed aan de vraag in hoeverre er kwetsbare groepen in Nederland zijn die extra gevoelig zouden kunnen zijn voor dergelijke schokken. Hoe staat het met de schokbestendigheid van de brede welvaart ‘hier en nu’?
Om deze vraag te kunnen beantwoorden, gebruiken we indicatoren voor het levensonderhoud van huishoudens en de omvang van kwetsbare groepen. Het thema ‘levensonderhoud van huishoudens’ meet in hoeverre huishoudens gemiddeld genomen de middelen hebben om een eventuele schok op te vangen. Hiervoor nemen we het mediaan vermogen, het spaargeld bij banken in Nederland, de mate waarin mensen regie ervaren over het eigen leven, de ervaring van de eigen gezondheid en de brutoarbeidsparticipatie. In het thema ‘omvang van kwetsbare groepen’ kijken we specifiek naar bepaalde kwetsbare groepen die in het geval van een schok als eerste de gevolgen ondervinden. Deze groepen zijn laagopgeleiden, werklozen, zzp-ers met armoederisico, mensen met een laag inkomen en gering vermogen, en mensen met langdurige beperkingen door gezondheidsproblemen.
Het beeld is positief: de trends over de periode 2014-2021 van acht van de tien gemeten indicatoren laten een stijging van de brede welvaart zien. De andere twee indicatoren (ervaren regie over het eigen leven en de ervaren gezondheid) wijzen op een stabiele brede welvaart. Dit wijst op een verbetering van de mogelijkheid dat huishoudens bij een eventuele schok in hun levensonderhoud kunnen blijven voorzien. Bovendien staat Nederland bij vijf van de zes indicatoren waarvoor internationaal kan worden vergeleken hoog op de EU-ranglijst. Alleen bij de omvang van de laagopgeleide bevolking is dit niet het geval.
Ook in het meest recente jaar is de schokbestendigheid van de brede welvaart ‘hier en nu’ verbeterd. Tussen 2020 en 2021 steeg het spaargeld van huishoudens bij Nederlandse banken met 3,4 procent en de laagopgeleide bevolking daalde met 0.9 procentpunten. Tussen 2019 en 2020 daalde het armoederisico van zzp-ers met 0,6 procentpunten (naar 5,9 procent) en het aandeel van mensen met ernstige langdurige beperkingen door gezondheidsproblemen met 0,4 procentpunten (naar 4,3 procent). In de laatste cijfers zijn mogelijke gevolgen van de coronacrisis nog niet zichtbaar. De omvang van kwetsbare groepen neemt weliswaar af, zowel trendmatig als in het meest recente jaar, maar is niet onbeduidend.
Regionale verdeling van brede welvaart ‘hier en nu’
Ten slotte kunnen we kijken hoe de brede welvaart ‘hier en nu’ zich regionaal heeft ontwikkeld. De regionale Monitor Brede Welvaart van het CBS geeft aan de hand van 43 indicatoren een breed en divers beeld van de brede welvaart in gemeenten en regio’s.
De grootste verschillen in brede welvaart zijn te zien tussen de grote steden en het platteland. De grote steden staan bij veel indicatoren onderaan de ranglijst van de regionale brede welvaart. Stedelingen hebben gemiddeld genomen een minder goede gezondheid, een lager besteedbaar inkomen, een minder veilige en schone leefomgeving en ze ervaren minder sociale cohesie. Daar staan voordelen tegenover zoals een hoger opleidingsniveau, kortere afstand tot voorzieningen en minder overgewicht.
Gemeente | Hier en nu, bovenaan de ranglijst ( indicatoren) |
---|---|
Appingedam | 0 |
Delfzijl | 2 |
Groningen (gemeente) | 10 |
Loppersum | 1 |
Almere | 6 |
Stadskanaal | 4 |
Veendam | 3 |
Zeewolde | 10 |
Achtkarspelen | 3 |
Ameland | 5 |
Harlingen | 2 |
Heerenveen | 4 |
Leeuwarden | 4 |
Ooststellingwerf | 5 |
Opsterland | 7 |
Schiermonnikoog | 8 |
Smallingerland | 3 |
Terschelling | 12 |
Vlieland | 8 |
Weststellingwerf | 4 |
Assen | 5 |
Coevorden | 4 |
Emmen | 0 |
Hoogeveen | 5 |
Meppel | 2 |
Almelo | 4 |
Borne | 11 |
Dalfsen | 11 |
Deventer | 4 |
Enschede | 5 |
Haaksbergen | 7 |
Hardenberg | 8 |
Hellendoorn | 10 |
Hengelo (O.) | 5 |
Kampen | 8 |
Losser | 3 |
Noordoostpolder | 8 |
Oldenzaal | 5 |
Ommen | 6 |
Raalte | 9 |
Staphorst | 9 |
Tubbergen | 6 |
Urk | 13 |
Wierden | 9 |
Zwolle | 13 |
Aalten | 3 |
Apeldoorn | 7 |
Arnhem | 7 |
Barneveld | 9 |
Beuningen | 2 |
Brummen | 6 |
Buren | 7 |
Culemborg | 8 |
Doesburg | 7 |
Doetinchem | 2 |
Druten | 5 |
Duiven | 3 |
Ede | 10 |
Elburg | 14 |
Epe | 5 |
Ermelo | 6 |
Harderwijk | 8 |
Hattem | 9 |
Heerde | 7 |
Heumen | 7 |
Lochem | 9 |
Maasdriel | 3 |
Nijkerk | 7 |
Nijmegen | 9 |
Oldebroek | 5 |
Putten | 9 |
Renkum | 6 |
Rheden | 5 |
Rozendaal | 11 |
Scherpenzeel | 12 |
Tiel | 2 |
Voorst | 2 |
Wageningen | 8 |
Westervoort | 7 |
Winterswijk | 4 |
Wijchen | 5 |
Zaltbommel | 4 |
Zevenaar | 0 |
Zutphen | 8 |
Nunspeet | 7 |
Dronten | 6 |
Amersfoort | 13 |
Baarn | 13 |
De Bilt | 10 |
Bunnik | 12 |
Bunschoten | 8 |
Eemnes | 6 |
Houten | 13 |
Leusden | 13 |
Lopik | 8 |
Montfoort | 10 |
Renswoude | 9 |
Rhenen | 7 |
Soest | 8 |
Utrecht (gemeente) | 11 |
Veenendaal | 4 |
Woudenberg | 13 |
Wijk bij Duurstede | 14 |
IJsselstein | 10 |
Zeist | 9 |
Nieuwegein | 5 |
Aalsmeer | 10 |
Alkmaar | 5 |
Amstelveen | 12 |
Amsterdam | 8 |
Beemster | 6 |
Bergen (NH.) | 12 |
Beverwijk | 7 |
Blaricum | 11 |
Bloemendaal | 14 |
Castricum | 20 |
Diemen | 8 |
Edam-Volendam | 9 |
Enkhuizen | 5 |
Haarlem | 12 |
Haarlemmermeer | 11 |
Heemskerk | 7 |
Heemstede | 11 |
Heerhugowaard | 3 |
Heiloo | 11 |
Den Helder | 4 |
Hilversum | 10 |
Hoorn | 5 |
Huizen | 8 |
Landsmeer | 9 |
Langedijk | 11 |
Laren (NH.) | 11 |
Medemblik | 5 |
Oostzaan | 9 |
Opmeer | 8 |
Ouder-Amstel | 9 |
Purmerend | 4 |
Schagen | 5 |
Texel | 4 |
Uitgeest | 12 |
Uithoorn | 9 |
Velsen | 7 |
Weesp | 5 |
Zandvoort | 7 |
Zaanstad | 4 |
Alblasserdam | 7 |
Alphen aan den Rijn | 5 |
Barendrecht | 10 |
Drechterland | 6 |
Brielle | 7 |
Capelle aan den IJssel | 3 |
Delft | 8 |
Dordrecht | 4 |
Gorinchem | 3 |
Gouda | 7 |
's-Gravenhage (gemeente) | 7 |
Hardinxveld-Giessendam | 9 |
Hellevoetsluis | 6 |
Hendrik-Ido-Ambacht | 14 |
Stede Broec | 5 |
Hillegom | 7 |
Katwijk | 14 |
Krimpen aan den IJssel | 7 |
Leiden | 12 |
Leiderdorp | 11 |
Lisse | 10 |
Maassluis | 8 |
Nieuwkoop | 12 |
Noordwijk | 13 |
Oegstgeest | 12 |
Oudewater | 9 |
Papendrecht | 8 |
Ridderkerk | 4 |
Rotterdam | 6 |
Rijswijk (ZH.) | 8 |
Schiedam | 5 |
Sliedrecht | 5 |
Albrandswaard | 9 |
Westvoorne | 8 |
Vlaardingen | 6 |
Voorschoten | 15 |
Waddinxveen | 7 |
Wassenaar | 12 |
Woerden | 10 |
Zoetermeer | 5 |
Zoeterwoude | 8 |
Zwijndrecht | 2 |
Borsele | 5 |
Goes | 5 |
West Maas en Waal | 3 |
Hulst | 7 |
Kapelle | 9 |
Middelburg (Z.) | 5 |
Reimerswaal | 6 |
Terneuzen | 3 |
Tholen | 6 |
Veere | 10 |
Vlissingen | 4 |
De Ronde Venen | 14 |
Tytsjerksteradiel | 3 |
Asten | 6 |
Baarle-Nassau | 5 |
Bergen op Zoom | 4 |
Best | 10 |
Boekel | 8 |
Boxmeer | 4 |
Boxtel | 7 |
Breda | 7 |
Deurne | 3 |
Pekela | 3 |
Dongen | 9 |
Eersel | 10 |
Eindhoven | 7 |
Etten-Leur | 5 |
Geertruidenberg | 6 |
Gilze en Rijen | 4 |
Goirle | 10 |
Grave | 6 |
Haaren | 8 |
Helmond | 5 |
's-Hertogenbosch | 11 |
Heusden | 10 |
Hilvarenbeek | 12 |
Loon op Zand | 6 |
Mill en Sint Hubert | 8 |
Nuenen, Gerwen en Nederwetten | 9 |
Oirschot | 7 |
Oisterwijk | 13 |
Oosterhout | 3 |
Oss | 2 |
Rucphen | 4 |
Sint-Michielsgestel | 14 |
Someren | 7 |
Son en Breugel | 10 |
Steenbergen | 1 |
Waterland | 10 |
Tilburg | 5 |
Uden | 5 |
Valkenswaard | 7 |
Veldhoven | 14 |
Vught | 15 |
Waalre | 8 |
Waalwijk | 3 |
Woensdrecht | 5 |
Zundert | 6 |
Wormerland | 3 |
Landgraaf | 4 |
Beek (L.) | 4 |
Beesel | 6 |
Bergen (L.) | 6 |
Brunssum | 7 |
Gennep | 4 |
Heerlen | 4 |
Kerkrade | 5 |
Maastricht | 7 |
Meerssen | 4 |
Mook en Middelaar | 13 |
Nederweert | 5 |
Roermond | 5 |
Simpelveld | 5 |
Stein (L.) | 5 |
Vaals | 6 |
Venlo | 8 |
Venray | 4 |
Voerendaal | 6 |
Weert | 8 |
Valkenburg aan de Geul | 4 |
Lelystad | 4 |
Horst aan de Maas | 10 |
Oude IJsselstreek | 6 |
Teylingen | 15 |
Utrechtse Heuvelrug | 11 |
Oost Gelre | 10 |
Koggenland | 7 |
Lansingerland | 13 |
Leudal | 5 |
Maasgouw | 5 |
Gemert-Bakel | 8 |
Halderberge | 3 |
Heeze-Leende | 8 |
Laarbeek | 6 |
Reusel-De Mierden | 11 |
Roerdalen | 6 |
Roosendaal | 3 |
Schouwen-Duiveland | 5 |
Aa en Hunze | 7 |
Borger-Odoorn | 3 |
Cuijk | 4 |
Landerd | 9 |
De Wolden | 8 |
Noord-Beveland | 5 |
Wijdemeren | 9 |
Noordenveld | 7 |
Twenterand | 4 |
Westerveld | 4 |
Sint Anthonis | 10 |
Lingewaard | 6 |
Cranendonck | 3 |
Steenwijkerland | 7 |
Moerdijk | 4 |
Echt-Susteren | 3 |
Sluis | 2 |
Drimmelen | 5 |
Bernheze | 13 |
Alphen-Chaam | 10 |
Bergeijk | 10 |
Bladel | 9 |
Gulpen-Wittem | 3 |
Tynaarlo | 9 |
Midden-Drenthe | 4 |
Overbetuwe | 11 |
Hof van Twente | 9 |
Neder-Betuwe | 6 |
Rijssen-Holten | 14 |
Geldrop-Mierlo | 9 |
Olst-Wijhe | 2 |
Dinkelland | 12 |
Westland | 13 |
Midden-Delfland | 13 |
Berkelland | 7 |
Bronckhorst | 8 |
Sittard-Geleen | 4 |
Kaag en Braassem | 9 |
Dantumadiel | 2 |
Zuidplas | 10 |
Peel en Maas | 6 |
Oldambt | 2 |
Zwartewaterland | 6 |
S�dwest-Frysl�n | 5 |
Bodegraven-Reeuwijk | 9 |
Eijsden-Margraten | 7 |
Stichtse Vecht | 8 |
Hollands Kroon | 2 |
Leidschendam-Voorburg | 10 |
Goeree-Overflakkee | 6 |
Pijnacker-Nootdorp | 8 |
Nissewaard | 6 |
Krimpenerwaard | 8 |
De Fryske Marren | 4 |
Gooise Meren | 7 |
Berg en Dal | 2 |
Meierijstad | 9 |
Waadhoeke | 2 |
Westerwolde | 0 |
Midden-Groningen | 1 |
Beekdaelen | 1 |
Montferland | 4 |
Altena | 5 |
West Betuwe | 6 |
Vijfheerenlanden | 8 |
Hoeksche Waard | 6 |
Het Hogeland | 4 |
Westerkwartier | 7 |
Noardeast-Frysl�n | 2 |
Molenlanden | 14 |
Bron: CBS, regionale Monitor Brede Welvaart 2021 | |
1)Deze kaart toont per gemeente het aantal indicatoren van de Regionale Monitor Brede Welvaart ‘hier en nu’ waarmee deze gemeente in het bovenste kwart van de ranglijst van gemeenten staat. Er zijn in totaal 33 indicatoren. |
Gemeente | Hier en nu, onderaan de ranglijst ( indicatoren) |
---|---|
Appingedam | 11 |
Delfzijl | 14 |
Groningen (gemeente) | 14 |
Loppersum | 12 |
Almere | 15 |
Stadskanaal | 13 |
Veendam | 15 |
Zeewolde | 3 |
Achtkarspelen | 11 |
Ameland | 4 |
Harlingen | 11 |
Heerenveen | 6 |
Leeuwarden | 12 |
Ooststellingwerf | 8 |
Opsterland | 4 |
Schiermonnikoog | 7 |
Smallingerland | 12 |
Terschelling | 3 |
Vlieland | 2 |
Weststellingwerf | 7 |
Assen | 7 |
Coevorden | 12 |
Emmen | 16 |
Hoogeveen | 9 |
Meppel | 7 |
Almelo | 12 |
Borne | 2 |
Dalfsen | 6 |
Deventer | 6 |
Enschede | 13 |
Haaksbergen | 1 |
Hardenberg | 8 |
Hellendoorn | 3 |
Hengelo (O.) | 10 |
Kampen | 2 |
Losser | 6 |
Noordoostpolder | 7 |
Oldenzaal | 0 |
Ommen | 4 |
Raalte | 4 |
Staphorst | 6 |
Tubbergen | 4 |
Urk | 3 |
Wierden | 4 |
Zwolle | 8 |
Aalten | 2 |
Apeldoorn | 7 |
Arnhem | 10 |
Barneveld | 6 |
Beuningen | 3 |
Brummen | 5 |
Buren | 5 |
Culemborg | 3 |
Doesburg | 9 |
Doetinchem | 5 |
Druten | 2 |
Duiven | 5 |
Ede | 6 |
Elburg | 2 |
Epe | 6 |
Ermelo | 3 |
Harderwijk | 5 |
Hattem | 1 |
Heerde | 4 |
Heumen | 0 |
Lochem | 7 |
Maasdriel | 7 |
Nijkerk | 2 |
Nijmegen | 11 |
Oldebroek | 3 |
Putten | 6 |
Renkum | 6 |
Rheden | 9 |
Rozendaal | 1 |
Scherpenzeel | 0 |
Tiel | 14 |
Voorst | 4 |
Wageningen | 4 |
Westervoort | 6 |
Winterswijk | 5 |
Wijchen | 4 |
Zaltbommel | 6 |
Zevenaar | 13 |
Zutphen | 9 |
Nunspeet | 1 |
Dronten | 6 |
Amersfoort | 6 |
Baarn | 3 |
De Bilt | 4 |
Bunnik | 1 |
Bunschoten | 5 |
Eemnes | 4 |
Houten | 3 |
Leusden | 2 |
Lopik | 4 |
Montfoort | 3 |
Renswoude | 4 |
Rhenen | 2 |
Soest | 1 |
Utrecht (gemeente) | 11 |
Veenendaal | 2 |
Woudenberg | 1 |
Wijk bij Duurstede | 0 |
IJsselstein | 3 |
Zeist | 5 |
Nieuwegein | 10 |
Aalsmeer | 6 |
Alkmaar | 8 |
Amstelveen | 4 |
Amsterdam | 16 |
Beemster | 5 |
Bergen (NH.) | 2 |
Beverwijk | 7 |
Blaricum | 3 |
Bloemendaal | 1 |
Castricum | 0 |
Diemen | 4 |
Edam-Volendam | 5 |
Enkhuizen | 4 |
Haarlem | 11 |
Haarlemmermeer | 10 |
Heemskerk | 3 |
Heemstede | 1 |
Heerhugowaard | 9 |
Heiloo | 1 |
Den Helder | 12 |
Hilversum | 3 |
Hoorn | 11 |
Huizen | 3 |
Landsmeer | 2 |
Langedijk | 2 |
Laren (NH.) | 3 |
Medemblik | 8 |
Oostzaan | 3 |
Opmeer | 3 |
Ouder-Amstel | 6 |
Purmerend | 11 |
Schagen | 3 |
Texel | 9 |
Uitgeest | 3 |
Uithoorn | 6 |
Velsen | 7 |
Weesp | 4 |
Zandvoort | 6 |
Zaanstad | 13 |
Alblasserdam | 6 |
Alphen aan den Rijn | 7 |
Barendrecht | 3 |
Drechterland | 5 |
Brielle | 3 |
Capelle aan den IJssel | 12 |
Delft | 13 |
Dordrecht | 17 |
Gorinchem | 8 |
Gouda | 6 |
's-Gravenhage (gemeente) | 20 |
Hardinxveld-Giessendam | 0 |
Hellevoetsluis | 9 |
Hendrik-Ido-Ambacht | 3 |
Stede Broec | 5 |
Hillegom | 3 |
Katwijk | 3 |
Krimpen aan den IJssel | 3 |
Leiden | 9 |
Leiderdorp | 3 |
Lisse | 1 |
Maassluis | 8 |
Nieuwkoop | 3 |
Noordwijk | 0 |
Oegstgeest | 2 |
Oudewater | 5 |
Papendrecht | 5 |
Ridderkerk | 9 |
Rotterdam | 20 |
Rijswijk (ZH.) | 13 |
Schiedam | 14 |
Sliedrecht | 9 |
Albrandswaard | 3 |
Westvoorne | 3 |
Vlaardingen | 14 |
Voorschoten | 1 |
Waddinxveen | 3 |
Wassenaar | 3 |
Woerden | 4 |
Zoetermeer | 14 |
Zoeterwoude | 5 |
Zwijndrecht | 12 |
Borsele | 7 |
Goes | 3 |
West Maas en Waal | 2 |
Hulst | 8 |
Kapelle | 2 |
Middelburg (Z.) | 4 |
Reimerswaal | 8 |
Terneuzen | 14 |
Tholen | 7 |
Veere | 2 |
Vlissingen | 14 |
De Ronde Venen | 6 |
Tytsjerksteradiel | 3 |
Asten | 1 |
Baarle-Nassau | 8 |
Bergen op Zoom | 14 |
Best | 1 |
Boekel | 3 |
Boxmeer | 2 |
Boxtel | 2 |
Breda | 9 |
Deurne | 5 |
Pekela | 11 |
Dongen | 4 |
Eersel | 0 |
Eindhoven | 11 |
Etten-Leur | 3 |
Geertruidenberg | 7 |
Gilze en Rijen | 2 |
Goirle | 2 |
Grave | 4 |
Haaren | 3 |
Helmond | 13 |
's-Hertogenbosch | 9 |
Heusden | 0 |
Hilvarenbeek | 2 |
Loon op Zand | 2 |
Mill en Sint Hubert | 2 |
Nuenen, Gerwen en Nederwetten | 0 |
Oirschot | 3 |
Oisterwijk | 0 |
Oosterhout | 6 |
Oss | 7 |
Rucphen | 10 |
Sint-Michielsgestel | 2 |
Someren | 3 |
Son en Breugel | 2 |
Steenbergen | 5 |
Waterland | 4 |
Tilburg | 10 |
Uden | 2 |
Valkenswaard | 2 |
Veldhoven | 0 |
Vught | 2 |
Waalre | 1 |
Waalwijk | 9 |
Woensdrecht | 5 |
Zundert | 6 |
Wormerland | 2 |
Landgraaf | 14 |
Beek (L.) | 9 |
Beesel | 4 |
Bergen (L.) | 6 |
Brunssum | 11 |
Gennep | 3 |
Heerlen | 17 |
Kerkrade | 16 |
Maastricht | 15 |
Meerssen | 5 |
Mook en Middelaar | 0 |
Nederweert | 5 |
Roermond | 13 |
Simpelveld | 10 |
Stein (L.) | 9 |
Vaals | 7 |
Venlo | 14 |
Venray | 9 |
Voerendaal | 6 |
Weert | 6 |
Valkenburg aan de Geul | 7 |
Lelystad | 19 |
Horst aan de Maas | 6 |
Oude IJsselstreek | 8 |
Teylingen | 4 |
Utrechtse Heuvelrug | 1 |
Oost Gelre | 4 |
Koggenland | 5 |
Lansingerland | 4 |
Leudal | 6 |
Maasgouw | 8 |
Gemert-Bakel | 3 |
Halderberge | 4 |
Heeze-Leende | 0 |
Laarbeek | 1 |
Reusel-De Mierden | 4 |
Roerdalen | 8 |
Roosendaal | 13 |
Schouwen-Duiveland | 4 |
Aa en Hunze | 7 |
Borger-Odoorn | 11 |
Cuijk | 2 |
Landerd | 3 |
De Wolden | 6 |
Noord-Beveland | 9 |
Wijdemeren | 3 |
Noordenveld | 5 |
Twenterand | 6 |
Westerveld | 7 |
Sint Anthonis | 4 |
Lingewaard | 5 |
Cranendonck | 7 |
Steenwijkerland | 6 |
Moerdijk | 8 |
Echt-Susteren | 10 |
Sluis | 11 |
Drimmelen | 1 |
Bernheze | 2 |
Alphen-Chaam | 4 |
Bergeijk | 1 |
Bladel | 1 |
Gulpen-Wittem | 7 |
Tynaarlo | 2 |
Midden-Drenthe | 7 |
Overbetuwe | 5 |
Hof van Twente | 6 |
Neder-Betuwe | 9 |
Rijssen-Holten | 1 |
Geldrop-Mierlo | 4 |
Olst-Wijhe | 6 |
Dinkelland | 5 |
Westland | 6 |
Midden-Delfland | 2 |
Berkelland | 6 |
Bronckhorst | 8 |
Sittard-Geleen | 16 |
Kaag en Braassem | 5 |
Dantumadiel | 11 |
Zuidplas | 6 |
Peel en Maas | 4 |
Oldambt | 16 |
Zwartewaterland | 2 |
S�dwest-Frysl�n | 8 |
Bodegraven-Reeuwijk | 6 |
Eijsden-Margraten | 5 |
Stichtse Vecht | 6 |
Hollands Kroon | 10 |
Leidschendam-Voorburg | 5 |
Goeree-Overflakkee | 8 |
Pijnacker-Nootdorp | 2 |
Nissewaard | 12 |
Krimpenerwaard | 5 |
De Fryske Marren | 8 |
Gooise Meren | 4 |
Berg en Dal | 4 |
Meierijstad | 1 |
Waadhoeke | 8 |
Westerwolde | 13 |
Midden-Groningen | 16 |
Beekdaelen | 6 |
Montferland | 6 |
Altena | 3 |
West Betuwe | 6 |
Vijfheerenlanden | 4 |
Hoeksche Waard | 6 |
Het Hogeland | 11 |
Westerkwartier | 4 |
Noardeast-Frysl�n | 6 |
Molenlanden | 3 |
Bron: CBS, regionale Monitor Brede Welvaart 2021 | |
1)Deze kaart toont per gemeente het aantal indicatoren van de Regionale Monitor Brede Welvaart ‘hier en nu’ waarmee deze gemeente in het onderste kwart van de ranglijst van gemeenten staat. Er zijn in totaal 33 indicatoren. |