SDG 11.1 Duurzame steden en gemeenschappen: wonen
Een groot deel van het leven speelt zich af in en rond de woning. Het eerst deel vaan SDG 11 is gericht op geschikte huisvesting. Een goed en betaalbaar huis in een veilige omgeving en op een redelijke afstand van het werk verhoogt de brede welvaart.
Samenvatting van de resultaten
Het dashboard en de indicatoren
Dashboard SDG 11.1 Wonen
Meer informatie
Samenvatting van de resultaten
- De trends laten een gemengd beeld zien. De brede welvaart daalt bij zes van de veertien indicatoren, stijgt bij drie en is stabiel bij vijf indicatoren.
- Het deel van de bevolking dat in een koopwoning woont, steeg trendmatig in 2013-2020. In de periode 2014-2021 is de trend stabiel.
- Het aantal beschikbare woningen per duizend inwoners heeft een stijgende trend.
- De betaalbaarheid van wonen staat onder druk. De werkelijke woninghuur, de prijsindex uitgaven en bezit van koopwoningen, de mediane ratio tussen verkoop- en vraagprijs en de gemiddelde hypotheekschuld van huishoudens hebben alle een rode trend.
- Het deel van de bevolking dat te klein behuisd is stijgt trendmatig.
- Het deel van het inkomen dat opgaat aan woonlasten daalt, al is deze woonquote in Nederland hoger dan in de meeste EU-landen.
- In 2021 gaf 7 procent van de huishoudens aan de woonlasten erg zwaar te vinden. Dit percentage daalt trendmatig en is het laagste van de EU.
Het dashboard en de indicatoren
SDG 11 is gericht op duurzaam wonen en leven in steden en gemeenschappen. De focus van dit dashboard ligt op adequate huisvesting. Een groot deel van het leven speelt zich af in en rond onze woning en daarom verhoogt goede, passende, veilige en betaalbare woonruimte de brede welvaart. Waar mensen komen te wonen hangt af van waar ze werken of studeren, waar hun vrienden en familie wonen, maar zeker ook van waar geschikte en betaalbare woningen beschikbaar zijn. Door betere mogelijkheden om vanuit huis te werken, lijkt de reisafstand naar het werk inmiddels wat minder bepalend. Beweging op de woningmarkt is belangrijk voor starters en doorstromers. Verder heeft ook de beleving van het woongenot en de woonlasten een duidelijk effect op brede welvaart.
Voor alle targets van SDG 11 is beleid geformuleerd. Hierbij zijn gezien de reikwijdte en variëteit aan subdoelen verschillende ministeries betrokken (BZK, EZK, IenW, LNV, OCW, VWS en BZ) (CBS, 2021). Nieuw is de ministerspost voor Volkshuisvesting en ruimtelijke ordening in het kabinet Rutte IV, met als speerpunten de Nationale Woon-en Bouwagenda en het Programma Woningbouw. Beleid dat samenhangt met de Omgevingswet, het erfgoed, bereikbaarheid (zie ook SDG 9.1 Industrie, innovatie en infrastructuur: infrastructuur en mobiliteit), de (Europese) Agenda Stad, de City Deals en de Regio Deals gaat verhoudingsgewijs meer over de leefomgeving, zie daarvoor het tweede dashboard van SDG 11.
Voor het thema wonen is het beeld niet rooskleurig, met zes opwaartse trends die een vermindering van de brede welvaart met zich meebrengen. Hier staan drie trends tegenover die de brede welvaart verhogen en die bewegen in de richting van de SDG-doelen. De internationale positie van Nederland laat een mix zien van hoge en lage scores. Nederland presteert binnen de EU goed als het gaat om tevredenheid met de woonomgeving, ervaren woonlasten en de woonruimte die ter beschikking staat. Met de woonquote (het aandeel van de woonkosten in het besteedbaar inkomen) en de prijsontwikkeling van uitgaven aan koopwoningen verkeert Nederland echter in de staartgroep van de EU. Vergeleken met de andere EU-landen ervaart verder een relatief groot deel van de Nederlanders overlast van de buren of van verkeersgeluid.
Middelen en mogelijkheden
Gebruik
Uitkomsten
Beleving
Middelen en mogelijkheden betreffen de voorraad en de betaalbaarheid van koop- en huurwoningen. Er is steeds minder dynamiek op de koopwoningmarkt. De vraag is groot: de rente is lang laag geweest en het is ook voor beleggers aantrekkelijk om in woningen te investeren en vervolgens te verhuren. Na een hoogtepunt in 2008 daalden de prijzen van bestaande koopwoningen tot een dieptepunt in 2013. Sindsdien stijgen de prijzen: de prijsindex bestaande koopwoningen bereikte in 2021 het hoogste niveau sinds de meting in 1995 begon. Een bestaande koopwoning was in 2021 gemiddeld 15,2 procent duurder dan een jaar eerder, en deze prijsstijging was bijna twee keer zo groot als die in 2020. In navolging van het teruglopende aanbod nemen ook de transacties af: in 2021 wisselden ruim 226 duizend koopwoningen van eigenaar, vier procent minder dan een jaar eerder. Ook tijdens de kredietcrisis liepen de verkopen hard terug. Toen was de vraag gering als gevolg van een vertrouwenscrisis, bij de huidige daling is de vraag juist groot, maar is er onvoldoende aanbod van passende woningen.
De woningvoorraad groeide in 2021 met 1,0 procent naar meer dan 8 miljoen woningen. Het aantal beschikbare woningen per duizend inwoners kwam uit op 457 en de trend is stijgend. Ondanks de toename is er spanning op de woningmarkt, want de woningvoorraad voorziet niet in de totale behoefte. Er werden in 2021 bijna 69 duizend nieuwbouwwoningen opgeleverd, minder dan in 2019 en 2020, maar meer dan het gemiddelde in de jaren 2012-2018. De woningvoorraad verandert verder nog door sloop, splitsing of samenvoeging van woningen en door transformatie van bestaande gebouwen. Dit laatste gebeurt bijvoorbeeld als bedrijfspanden worden omgebouwd tot wooneenheden. Het aantal vergunningen voor nieuwbouw is een indicator voor wat er in de nabije toekomst aan woningen gebouwd zal worden: de gemiddelde doorlooptijd vanaf vergunningverlening tot oplevering is namelijk circa twee jaar. Onder invloed van de stikstof- en pfas-problematiek was het aantal afgegeven bouwvergunningen in 2019 relatief laag. In 2020 werd een bouwvergunning afgegeven voor 67 duizend nieuwbouwwoningen en in 2021 voor 75 duizend, dat is respectievelijk 16 en 11 procent meer dan een jaar eerder.
De betaalbaarheid van woningen wordt gemeten aan de hand van zowel de prijsontwikkeling van de woninghuur als van de kosten van de aanschaf en het bezit van koopwoningen. Hier zijn de trends rood. De woninghuur stijgt trendmatig, al was de toename over 2021 (1,8 procent) wat minder groot dan in voorgaande jaren omdat de huurstijging voor de zittende bewoners tijdens de coronapandemie tijdelijk begrensd werd. Met de prijsindex voor woninghuur staat Nederland bij de vergelijking met andere EU-landen in de middengroep. Ook de kosten voor aanschaf en bezit van koopwoningen en de mediane ratio tussen de vraagprijs en de verkoopprijs stijgen trendmatig. Na een situatie van evenwicht tussen de mediane verkoopprijs en de mediane vraagprijs in 2019 en 2020, lag de mediane verkoopprijs in 2021 voor het eerst – en met een ratio van 1,057 meteen ruimschoots – boven de mediane vraagprijs. Nederland hoort tot de landen in de EU met de grootste stijging van de transactieprijzen voor nieuwe en bestaande koopwoningen. De prijsindex voor uitgaven aan en bezit van een koopwoning is dan ook relatief hoog vergeleken met andere EU-landen en Nederland staat onderin de ranglijst. De woonquote – het percentage van hun inkomen dat huishoudens uitgeven aan huisvesting – is hoog in vergelijking met andere EU-landen (22e plaats van 26 landen in 2020). Het aandeel heeft wel een dalende trend, wat positief is vanuit het perspectief van de SDG-agenda.
Gebruik gaat over de woningen waarin mensen wonen en over de kans op doorstroming naar een andere woning. Er zijn twee vormen van scheefhuur: financieel (woonlasten niet passend bij het inkomen) en fysiek (woonruimte niet passend bij de huishoudensgrootte). In 2018 woonde 15,5 procent van de huishoudens in een sociale huurwoning met een huur die in verhouding tot het inkomen te laag was (goedkope scheefhuur). Er kan geen trend berekend worden, maar in 2018 was het aandeel 1 procentpunt lager dan in 2015.
De krapte op de woningmarkt bemoeilijkt het vinden van betaalbare passende huisvesting. Bijna vijf procent van de bevolking leefde in 2020 in een woning met te weinig kamers. Dit percentage neemt trendmatig toe, al is het nog altijd laag vergeleken met andere EU-landen. Huishoudens met een hypotheek hadden in 2020 een gemiddelde hypotheekschuld van bijna 192 duizend euro, ruim 7 duizend euro meer dan aan het begin van de trendperiode in 2014. Dit betreft de volledige woningschuld waarover rente is verschuldigd. Opgebouwde tegoeden voor de aflossing van de hypotheek via kapitaalverzekeringen, spaar-, beleggingshypotheken enz. kunnen niet worden waargenomen en zijn dus niet in mindering gebracht. Ook hier is de trend opwaarts.
Uitkomsten betreffen de kwaliteit van de woning, de woonomgeving en ervaren woonlasten. De kwaliteit van woningen is over het algemeen goed: 85,5 procent van de Nederlandse bevolking woonde in 2021 in een woning zonder ernstige gebreken als een lekkend dak, rottende kozijnen of vochtige muren, of problemen met vloeren en funderingen. Door zeven procent van de bevolking worden de woonlasten als erg zwaar ervaren, maar dit aandeel neemt af. Het percentage is het laagste van de EU.
Beleving heeft betrekking op de tevredenheid van mensen met hun woning en hun woonomgeving. De tevredenheid met de woning nam in 2021 met 1,9 procentpunt af, terwijl de tevredenheid met de woonomgeving licht steeg (0,4 procentpunt). Per saldo lijkt de tevredenheid van de volwassen bevolking met zowel de woning (85,6 procent) als de woonomgeving (86,3 procent) groot. In het dichtbevolkte Nederland zegt echter meer dan een kwart van de bevolking last te hebben van geluidshinder van buren of verkeer. Vergeleken met andere EU-landen is dit percentage hoog, en de trend is stijgend.