Conclusie
Het ziekteverzuimpercentage van werknemers nam in 2023 voor het eerst in acht jaar tijd af ten opzichte van het voorgaande jaar. Met name in 2022 was de toename nog sterk. Er bestaan flinke verschillen in het ziekteverzuim van werknemers tussen bedrijfstakken. In de zorg verzuimen werknemers het meeste van alle bedrijfstakken, meestal gevolgd door het openbaar bestuur. In de horeca, landbouw en financiële dienstverlening is het verzuim over het algemeen juist relatief laag.
Zo’n 1 op de 5 gevallen van het meest recente verzuim was in 2023 volgens werknemers hoofdzakelijk of deels het gevolg van het werk. Dat percentage heeft in de afgelopen tien jaar geen duidelijke trend naar boven of beneden laten zien. In het onderwijs en de zorg was het verzuim relatief vaak werkgerelateerd.
Werknemers die verzuimden deden dat gemiddeld bijna 17 dagen. Dit gemiddelde wordt echter flink opgestuwd door de werknemers die naar verhouding een groot aantal dagen verzuimde. Bijna 6 op de 10 werknemers die in 2023 verzuimden, deden dat namelijk voor maximaal 5 dagen.
In elke bedrijfstak verzuimt het grootste aandeel werknemers vanwege griep, verkoudheid of een andere virusinfectie. Dat geldt voor alle onderzochte jaren. In 2023 werd deze klacht wel weer minder vaak genoemd dan in 2022. Bij het werkgerelateerde verzuim worden naast griep of verkoudheid ook psychische klachten relatief vaak aangewezen als belangrijkste klacht. Het werkgerelateerde verzuim door griep of verkoudheid was het hoogst in het onderwijs, de zorg en de financiële dienstverlening.
Vrouwelijke werknemers verzuimen meer werkdagen door ziekte dan mannen. Jongere werknemers verzuimen ook minder dan oudere, al neemt het ziekteverzuimpercentage weer iets af bij de oudste groep werknemers tussen de 65 en 75 jaar. Bij die laatste groep is het ziekteverzuim, met name tussen 2017 en 2019, in de afgelopen tien jaar wel het sterkst toegenomen.
De samenstelling naar geslacht en leeftijd is niet voor iedere bedrijfstak gelijk en verschillen in ziekteverzuim tussen bedrijfstakken hangen daarmee samen. Zo werken met name in de bouw en nijverheid in verhouding veel mannen, terwijl in de zorg en het onderwijs veel vrouwen werkzaam zijn. Daarnaast is de horeca bij uitstek een bedrijfstak waar veel jongeren werken, terwijl in het openbaar bestuur relatief veel oudere werknemers te vinden zijn.
Uit de analyses blijkt dat vooral de leeftijdsopbouw een rol speelt bij de verschillen in het verzuim tussen bedrijfstakken. Zo verschilt de horeca nauwelijks van het gemiddelde wanneer rekening wordt gehouden met de leeftijdsamenstelling, en worden in dat geval de verschillen met het gemiddelde ziekteverzuim kleiner in de landbouw en de bouw. Verder heeft het relatief hoge ziekteverzuim in het openbaar bestuur te maken met de gemiddeld hogere leeftijd.
Toch zijn er ook bedrijfstakken waar de samenstelling naar geslacht juist een grotere rol speelt dan de leeftijdsopbouw. Zo wordt het ziekteverzuim in de bouw gedempt door het relatief grote aandeel mannen, die vergeleken met vrouwen minder verzuimen. En in de zorg houdt het bovengemiddelde verzuim verband met de oververtegenwoordiging van vrouwen.