Auteur: Mathilde Kennis
Slachtofferschap en veiligheidsbeleving LHBTQIA personen

2. Methode

Data

Dit artikel is geschreven op basis van de data van de Veiligheidsmonitor 2023. De Veiligheidsmonitor is een tweejaarlijks grootschalig onderzoek onder de bevolking van Nederland van 15 jaar of ouder over onder meer veiligheid, leefbaarheid en slachtofferschap van criminaliteit. Per brief wordt gevraagd om een vragenlijst in te vullen. In 2023 namen ruim 182 duizend personen deel, wat in combinatie met de weging van de resultaten de steekproef voldoende representatief voor de Nederlandse bevolking maakt. Voor een uitgebreide omschrijving van het veldwerk, de respons, de vragenlijst, de weging en de betrouwbaarheidsmarges, zie de onderzoeksverantwoording van de Veiligheidsmonitor 2023 (CBS, 2024a).

Concepten en operationalisering

LHBTQIA

LHBTQIA staat voor lesbisch, homoseksueel, bi-plus, transgender, queer, intersekse en aseksueel. Respondenten worden ingedeeld als LHBTQIA als ze niet heteroseksueel zijn, en/of transgender of non-binair/genderqeer (NBGQ) zijn, en/of intersekse zijn. Hieronder volgt een beknopt overzicht van deze concepten; voor een uitgebreide uitleg omtrent de operationalisering, zie de eerdere CBS-publicatie ’Hoeveel LHBTQIA personen telt Nederland?’ (CBS, 2024b). Bij het volgen van onderstaande indeling, is 18 procent van de steekproef ingedeeld als LHBTQIA.

Niet-heteroseksuele oriëntatie

Respondenten kregen de vraag met welk gender zij zich identificeren, en werden op basis hiervan ingedeeld als man, vrouw of NBGQ. Deze genderidentiteit werd vervolgens gekruist met het antwoord dat respondenten gaven op de vraag tot wie ze zich seksueel aangetrokken voelen. De heteroseksuele groep bestaat uit mannen die aangeven alleen op vrouwen te vallen, en vrouwen die aangeven alleen op mannen te vallen. De niet-heteroseksuele groep bestaat uit verschillende subgroepen: bi-plus (personen die aangeven op meer dan één gender te vallen), aseksueel (personen die aangeven zich niet seksueel tot anderen aangetrokken te voelen), personen die aangeven het (nog) niet te weten, en anders (bv. NBGQ personen). Volgens deze indeling heeft 17 procent een niet-heteroseksuele oriëntatie.

Transgender/NBGQ

Om te bepalen of iemand transgender/NBGQ is, werd een kruising gemaakt tussen genderidentiteit en het geslacht van de deelnemers zoals officieel geregistreerd in de Basisregistratie Personen (BRP). Hierbij werd rekening gehouden met de geschiedenis van het BRP-geslacht, om ook eventuele BRP-geslachtswijzigingen in het verleden mee te kunnen nemen. Zo wordt voorkomen dat transgender mannen en transgender vrouwen die hun geslachtsregistratie lieten aanpassen in het BRP ten onrechte als cisgender mannen en vrouwen worden ingedeeld. 1 procent van de steekproef werd ingedeeld als transgender/NBGQ.

Intersekse

Een intersekse persoon is iemand die geboren is met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtskenmerken. Deelnemers konden in de vragenlijst zelf aangeven of ze al dan niet intersekse zijn. Het aandeel intersekse respondenten lag laag, namelijk op 0,3 procent.

Verschillen tussen LHBTQIA en niet-LHBTQIA personen

Uit een eerdere CBS-publicatie (CBS, 2024b) bleek dat de LHBTQIA personen in de steekproef van de Veiligheidsmonitor significant verschilden van de niet-LHBTQIA personen op een aantal demografische achtergrondkenmerken. Zo is de LHBTQIA groep over het algemeen jonger, wonen deze personen vaker in stedelijk gebied, verschillen ze qua onderwijsniveau en zijn ze vaker geboren in het buitenland. Aangezien deze achtergrondkenmerken ook samenhangen met slachtofferschap en veiligheidsbeleving, is hiervoor steeds gecontroleerd bij het maken van groepsvergelijkingen. We beschrijven in dit artikel alleen verschillen tussen LHBTQIA personen en niet-LHBTQIA personen wanneer deze statistisch significant bleven na deze controle.

In de tabellenset (bijlage) zijn uitgebreide cijfers weergegeven voor de verschillende LHBTQIA-subgroepen, waarbij ook de significante verschillen tussen LHBTQIA en niet-LHBTQIA personen zijn aangegeven. Voor verschillende subgroepen van slachtoffers (bijvoorbeeld NBGQ of intersekse slachtoffers van geweld) kunnen door de lage aantallen geen betrouwbare cijfers worden gepubliceerd, en ontbreken deze dus ook in de tabellenset. 

Traditionele criminaliteit

Traditionele criminaliteit omvat geweldsdelicten, vermogensdelicten en vernielingen. Bij geweldsdelicten gaat het om delicten waarbij daadwerkelijk geweld wordt gebruikt of hiermee gedreigd wordt. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen mishandeling, geweldsdelicten met (vermeende) seksuele bedoelingen, en om (be)dreiging met fysiek geweld. Wat betreft vermogensdelicten wordt een onderscheid gemaakt tussen (poging tot) woninginbraak, fietsdiefstal, autodiefstal, diefstal uit de auto (waarbij er wordt ingebroken in de auto), diefstal vanaf de auto (bijvoorbeeld het logo of een autospiegel), diefstal van een ander motorvoertuig (bijvoorbeeld een scooter), (poging tot) zakkenrollerij of beroving, en overige diefstal. Bij vernielingen gaat het om het met opzet iets vernielen of beschadigen zonder dat er iets gestolen wordt, zoals het bekrassen van een auto, het lek prikken van fietsbanden of het bekladden van muren.

Respondenten konden aangeven of ze in de twaalf maanden voorafgaand aan het onderzoek slachtoffer waren geworden van deze delicten. Slachtoffers van geweldsdelicten kregen daaropvolgend de vraag of ze de dader kenden (en zo ja, wie dit was) en waar het geweld had plaatsgevonden. Aan alle slachtoffers van traditionele criminaliteit werd gevraagd of ze hier (negatieve) emotionele, financiële of lichamelijke gevolgen van ondervonden hadden, en of ze contact hadden opgenomen met de politie voor een melding of aangifte.

Online criminaliteit

Bij online criminaliteit gaat het om delicten en incidenten die via internet, e-mail of app plaatsvinden. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen online oplichting en fraude, hacken, online bedreiging en intimidatie, en overige online delicten. Online oplichting en fraude betreft strafbare feiten, namelijk aan- en verkoopfraude, fraude betalingsverkeer, identiteitsfraude, en phishing. Bij hacken gaat het om computervredebreuk, ofwel het met kwade bedoelingen zonder toestemming van het slachtoffer inbreken of inloggen op bijv. diens computer, account, telefoon of huishoudelijk apparaat. Online bedreiging en intimidatie omvat incidenten in de interpersoonlijke sfeer die niet altijd strafbaar zijn, namelijk bedreigen, pesten, stalken en shamesexting. Respondenten konden aangeven of ze in de twaalf maanden voorafgaand aan het onderzoek slachtoffer waren geworden van deze delicten. Aan slachtoffers werd gevraagd of ze (negatieve) emotionele, financiële of lichamelijke gevolgen ondervonden hadden van wat hen overkomen was.

Onveiligheidsgevoelens

Aan respondenten werd gevraagd of en hoe vaak zij zich onveilig voelen in het algemeen en in hun eigen buurt. Ook konden ze aangeven hoe groot ze de kans inschatten zelf slachtoffer te worden van criminaliteit in het algemeen, en zakkenrollerij, beroving, inbraak, mishandeling en oplichting in het bijzonder.