Begrippenlijst
Alleenstaande
Persoon die alleen zichzelf particulier, dus niet-bedrijfsmatig, voorziet van huisvesting en in dagelijkse levensbehoeften.
Een alleenstaande vormt een eenpersoonshuishouden. Tot eenpersoonshuishoudens worden ook personen gerekend die met anderen op eenzelfde adres wonen maar een eigen huishouding voeren. Alleenstaanden worden in alle burgerlijke staten aangetroffen: zo kunnen gehuwden na het stuklopen van hun relatie (in afwachting van een scheiding) alleen wonen.
Alleenstaande ouder
Ouder in een eenouderhuishouden. Dit is een particulier huishouden bestaande uit een ouder met thuiswonende kinderen.
Burgerlijke staat
Formele positie van een persoon waarbij wordt verwezen naar het huwelijk en het geregistreerd partnerschap. In de prognose worden vier burgerlijke staten onderscheiden:
- Ongehuwd
- Gehuwd
- Verweduwd
- Gescheiden
Mensen met een geregistreerd partnerschap worden tot de gehuwden gerekend. Na het ontbinden van het partnerschap of het overlijden van de partner, vallen zij onder gescheidenen dan wel verweduwden.
Met ooit-gehuwden worden de mensen bedoeld die niet ongehuwd zijn, dus ook mensen die nog steeds getrouwd zijn.
Eerstehuwelijkskans
Cijfer dat het aandeel vrouwen en mannen weergeeft dat voor hun zestigste tenminste één keer zal trouwen, uitgaande van de trouwfrequenties naar geslacht en leeftijd in het betreffende jaar.
Frequentie
De kans per levensjaar dat iemand van de ene (huishoudens)positie aan het begin van het jaar naar de andere (huishoudens)positie aan het einde van het jaar over gaat, bijvoorbeeld van thuiswonend kind naar alleenstaand.
Huishouden
Particulier (zie particulier huishouden) of institutioneel huishouden (zie instellingsbewoner).
Huishoudenspositie
Plaats die een persoon in een huishouden inneemt. In de Huishoudensprognose worden zeven huishoudensposities onderscheiden:
- Thuiswonend kind
- Alleenstaande
- Samenwonende zonder thuiswonende kinderen
- Samenwonende met thuiswonende kinderen
- Alleenstaande ouder
- Overig lid van particulier huishouden
- Instellingsbewoner
Instellingsbewoner
Een instellingsbewoner is een bewoner van een institutioneel huishouden. Dit zijn een of meer personen die samen een woonruimte bewonen en daar bedrijfsmatig worden voorzien in dagelijkse levensbehoeften. Ook de huisvesting vindt bedrijfsmatig plaats.
Het gaat om instellingen zoals verpleeg-, en verzorgingshuizen, instellingen voor geestelijke gezondheidszorg, forensische centra, instellingen voor verstandelijk, lichamelijk en zintuiglijk gehandicapten, instellingen voor verslavingszorg en daklozenopvang, internaten, kloosters, gevangenissen, kazernes, en asielzoekerscentra, waarin de personen in principe voor langere tijd (zullen) verblijven.
Overig lid van particulier huishouden
Persoon die anders dan als partner, ouder in een eenouderhuishouden of als thuiswonend kind deel uitmaakt van een particulier huishouden. Te denken valt hierbij bijvoorbeeld aan iemand die samen met broer(s) en/of zus(sen) een huishouden vormt, een pleegkind, of een kostganger die bij een gezin inwoont.
Particulier huishouden
Een of meer personen die samen een woonruimte bewonen en zichzelf niet-bedrijfsmatig voorzien in de dagelijkse behoeften.
Prognose
Meest waarschijnlijke toekomstige ontwikkeling van de bevolking.
Prognose-intervallen
Marge (onder- of bovengrens) rond een prognose die een indruk geeft van de verwachte nauwkeurigheid van die prognose. Met betrekking tot prognose-intervallen van de huishoudens wordt aangenomen dat de kans dat de toekomstige huishoudensomvang hiertussen zal liggen 67 procent dan wel 95 procent is. Opgemerkt dient te worden dat deze kansverdeling ook een prognose is aangezien deze gebaseerd is op aannamen waarvan de geldigheid onzeker is.
Referentiepersoon
Lid van het huishouden ten opzichte van wie de posities van de andere leden in het huishouden worden bepaald en van wie de kenmerken eventueel ook aan het huishouden worden toegekend.
Uit de leden van het huishouden wordt de referentiepersoon als volgt gekozen:
- als er een paar is binnen het huishouden: de man;
- als het paar van gelijk geslacht is: de oudste van het paar;
- in een eenouderhuishouden: de ouder;
- in een overig huishouden: de oudste meerderjarige man of - als deze ontbreekt - de oudste meerderjarige vrouw.
Samenwonende
Situatie van twee personen (ongeacht geslacht) die als paar, al dan niet met kinderen, een particulier huishouden vormen.
Van een samenwoonrelatie is sprake indien twee personen zonder familieband op hetzelfde adres zijn ingeschreven en er daarnaast aan ten minste een van de volgende voorwaarden is voldaan:
- Personen zijn gehuwd;
- Personen zijn gezamenlijk verhuisd van eenzelfde naar eenzelfde ander adres;
- Personen hebben een gezamenlijk (juridisch) kind;
- Personen zijn elkaars fiscaal partner of toeslagpartner.
Standaardiseren
Een methode die wordt toegepast om rekening te houden met het verschil in bevolkingsopbouw voor leeftijd en geslacht tussen de verschillende jaren. Doordat er niet ieder jaar evenveel kinderen geboren worden of mensen migreren, is de leeftijdsopbouw van de bevolking niet ieder jaar hetzelfde. Door te standaardiseren worden de effecten van bijvoorbeeld relatief veel twintigers (een leeftijd waarop paarvorming frequenter plaatsvindt) of relatief veel vijftigers op de frequentie van paarvorming uitgeschakeld.
Thuiswonend kind
Persoon ongeacht leeftijd of burgerlijke staat die een kind-ouder relatie heeft met een of twee tot het huishouden behorende ouders. Onder thuiswonende kinderen worden ook adoptie- en stiefkinderen begrepen, maar geen pleegkinderen.