Bijlage
Deel 1: repartneringskansen
De gegevens voor het eerste deel van het onderzoek, dat de daadwerkelijke repartnering van mannen en vrouwen in verschillende levensfasen beschrijft, zijn onttrokken aan het Stelsel van Sociaal-Statistische Bestanden (SSB) (Bakker et al., 2014). De onderzoekspopulatie van het eerste deel bestaat uit alle 25- tot 65-jarigen die op 1 januari 2014 minimaal twee jaar in een particulier huishouden samenwoonden met hun partner en die gedurende 2014 uit elkaar zijn gegaan (N = 77 940). Van een scheiding gedurende 2014 is sprake indien beide partners die op 1 januari 2014 nog op hetzelfde adres woonden (ongehuwd of gehuwd), op 1 januari 2015 op een verschillend adres in Nederland woonden en op 1 januari 2016 nog steeds. Bij gehuwde stellen betreft de scheiding dus niet het formele, juridische einde van het huwelijk (de echtscheiding), maar het moment waarop beide partners op verschillende adressen gaan (en blijven) wonen. Het betrof 39 999 mannen en 37 941 vrouwen.
De waarnemingsperiode loopt vanaf de scheiding in 2014 via jaarlijkse peilmomenten op 1 januari tot en met 1 januari 2019. De waarnemingsperiode blijft in dit onderzoek dus beperkt tot maximaal 5 jaar na de scheiding. 1 januari 2015 betreft voor personen die aan het eind van 2014 zijn gescheiden een moment vlak na de scheiding, maar voor personen die aan het begin van 2014 zijn gescheiden een moment dat een klein jaar na de scheiding ligt. In de verklarende modellen is, om hier rekening mee te houden, een variabele opgenomen die weergeeft op welke datum een persoon exact is gescheiden. Personen die gedurende de waarnemingsperiode zijn overleden of zijn geëmigreerd zijn uit de analyses verwijderd vanaf het laatste jaarlijkse peilmoment voor overlijden of emigratie.
Een nieuwe samenwoonrelatie is geïdentificeerd zodra een persoon met een andere persoon die geen familie is op hetzelfde adres woont en daarnaast voldoet aan ten minste een van de volgende criteria:
- Ze zijn gehuwd.
- Ze hebben een of meerdere gezamenlijke juridische kinderen.
- Ze zijn gezamenlijk van een bepaald adres naar een ander adres verhuisd.
- Ze zijn fiscale partners of toeslagpartners.
Op het moment dat een samenwoonrelatie op basis van deze criteria is vastgesteld, is het begin van de samenwoonperiode teruggelegd naar het moment dat beide partners op hetzelfde adres zijn gaan wonen. Om te bepalen of mensen na hun scheiding met een nieuwe partner zijn gaan samenwonen is bekeken of het een andere partner betrof dan tijdens de samenwoonperiode die eindigde in 2014. Bij het vaststellen van samenwoonperioden na de scheiding is gebruikgemaakt van nagekomen informatie tot 1 januari 2022.
Er is een discrete-time event history analysis (Yamaguchi, 1991) uitgevoerd waarbij de kans wordt geschat dat een persoon in een bepaald jaar de transitie maakt van single naar samenwonend, afhankelijk van zijn of haar waarden op de in het model opgenomen onafhankelijke variabelen. De afhankelijke variabele is relatiestatus: single (0) of samenwonend (1). Zodra mensen gaan samenwonen vallen zij weg uit de analyse. De onafhankelijke variabelen zijn op één uitzondering na (de woonsituatie van de kinderen na de scheiding) gemeten voor de scheiding, op 1 januari 2014.
Beschrijvende statistieken van deze variabelen zijn te vinden in tabel B1. De meest voorkomende leeftijd bij scheiding ligt tussen 35 en 50 jaar. Vrouwen waren gemiddeld 40,4 jaar, mannen gemiddeld 43,1 jaar. Dat is ongeveer drie jaar jonger dan de gemiddelde leeftijd bij echtscheiding in 2014. Dit verschil komt voort uit het feit dat de onderzoekspopulatie voor bijna de helft bestaat uit mensen die zijn gescheiden na een periode van ongehuwd samenwonen. Zij zijn gemiddeld jonger dan degenen die zijn gescheiden na een huwelijk. Bij bijna twee derde van de gescheiden personen woonden vlak voor de scheiding een of meer gezamenlijke kinderen, bij vrouwen iets vaker dan bij mannen. De gemiddelde duur van de samenwoonperiode voor de scheiding was 12 jaar. Een kleine minderheid van 3 procent woonde samen met een partner van gelijk geslacht. Iets meer dan een kwart had een hbo- of wo-diploma, vrouwen iets vaker dan mannen. Van de mannen had 85 procent betaald werk, van de vrouwen 78 procent. Mannen verdienden wel meer dan vrouwen. Gemiddeld droegen vrouwen voor de scheiding 41 procent bij aan het huishoudensinkomen, mannen 59 procent.
In een aparte analyse is onderzocht wat de rol is van de woonsituatie van de kinderen na de scheiding, gemeten op 1 januari 2015. Bij 28 procent van de vaders en bij 86 procent van de moeders stonden na de scheiding een of meer kinderen op het adres ingeschreven. Op basis van de registerinformatie die voor dit onderzoek is gebruikt is het niet mogelijk te bepalen hoeveel tijd kinderen doorbrengen bij hun beide ouders na een scheiding. Uit een vergelijking van informatie uit enquêtes en registers is echter gebleken dat het geregistreerde woonadres van kinderen van gescheiden ouders doorgaans een behoorlijk adequate weerspiegeling is van de locatie waar de kinderen wonen en overnachten, zoals gerapporteerd in de enquête. De meeste kinderen wonen volledig op het adres waarop zij geregistreerd staan en de kinderen die afwisselend bij beide ouders wonen – in het geval van co-ouderschap – staan meestal geregistreerd op het adres waar zij de meeste tijd doorbrengen (Van der Wiel & Kooiman, 2019). Hoewel steeds meer gescheiden ouders kiezen voor co-ouderschap, wonen de meeste kinderen na de scheiding nog altijd bij hun moeder. Uit eerder onderzoek van het CBS en de Universiteit Utrecht bleek dat 27 procent van de in 2010 gescheiden ouders koos voor co-ouderschap, bij 70 procent van de gescheiden paren woonden de kinderen (voornamelijk) bij de moeder en in 3 procent van de gevallen woonden de kinderen (voornamelijk) bij de vader (Poortman & Van Gaalen, 2017).
Totaal (%) | Mannen (N = 39 999) (%) | Vrouwen (N = 37 941)(%) | ||
---|---|---|---|---|
Leeftijd | 25 tot 30 jaar | 11 | 8 | 14 |
Leeftijd | 30 tot 35 jaar | 15 | 14 | 17 |
Leeftijd | 35 tot 40 jaar | 16 | 15 | 17 |
Leeftijd | 40 tot 45 jaar | 18 | 18 | 19 |
Leeftijd | 45 tot 50 jaar | 18 | 19 | 17 |
Leeftijd | 50 tot 55 jaar | 14 | 16 | 12 |
Leeftijd | 55 tot 60 jaar | 5 | 6 | 4 |
Leeftijd | 60 tot 65 jaar | 3 | 4 | 2 |
Burgerlijke staat | Ongehuwd samenwonend | 45 | 46 | 44 |
Burgerlijke staat | Gehuwd samenwonend | 55 | 54 | 46 |
Kinderen | Zonder kinderen | 36 | 38 | 34 |
Kinderen | Gezamenlijke kinderen, jongste < 4 jaar | 12 | 11 | 12 |
Kinderen | Gezamenlijke kinderen, jongste 4 tot 12 jaar | 30 | 29 | 30 |
Kinderen | Gezamenlijke kinderen, jongste 12 tot 18 jaar | 15 | 14 | 15 |
Kinderen | Gezamenlijke kinderen, jongste >= 18 jaar | 8 | 8 | 8 |
Geslacht partner | Gelijk geslacht | 97 | 97 | 97 |
Geslacht partner | Verschillend geslacht | 3 | 3 | 3 |
Onderwijsniveau | Lager dan hbo | 74 | 76 | 72 |
Onderwijsniveau | Hbo | 17 | 16 | 18 |
Onderwijsniveau | Wo | 9 | 9 | 10 |
1) vastgesteld op 1-1-2014 (voor de scheiding) (N = 77 940) Bron: CBS (SSB) |
Gemiddelde (range) | Gemiddelde (range) | Gemiddelde (range) | |
---|---|---|---|
Totaal | Mannen | Vrouwen | |
Duur samenwoonperiode in jaren | 12 (1-20) | 12 (1-20) | 12 (1-20) |
Percentielgroep persoonlijk primair inkomen | 60 (0-100) | 70 (0-100) | 50 (0-100) |
1) vastgesteld op 1-1-2014 (voor de scheiding) (N = 77 940) Bron: CBS (SSB) |
Deel 2: wensen om samen te wonen en verwezenlijking van die wensen
Het tweede deel van het artikel richt zich op de wensen van gescheiden mannen en vrouwen om in de toekomst samen te wonen met een partner, en op de realisatie van die wensen in de jaren erna. Dit deel is gebaseerd op het Onderzoek Gezinsvorming, dat het CBS in 2003, 2008 en 2013 heeft uitgevoerd. De populatie bestaat uit alle mannen en vrouwen die op het moment van interview een scheiding na een samenwoonrelatie of een huwelijk achter de rug hadden en aangaven geen vaste relatie te hebben: zij woonden niet samen met een partner en hadden evenmin een latrelatie. Om voldoende waarnemingen te verkrijgen zijn de drie edities van het onderzoek samengevoegd. Het betrof in totaal 903 mannen en 1 563 vrouwen.
Er zijn logistische regressieanalyses uitgevoerd met als afhankelijke variabele of men in de toekomst wel (1) of niet (0) wil samenwonen of trouwen. Deze variabele is afgeleid van twee vragen die in het Onderzoek Gezinsvorming zijn gesteld aan respondenten zonder vaste relatie:
- Wat stelt u zich voor in de toekomst te gaan doen? (toekrel1)
- a. Wilt u een relatie met een man;
- b. Wilt u een relatie met een vrouw;
- c. Wilt u wel een relatie maar voorlopig nog niet;
- d. Of wilt u definitief geen vaste relatie?
- Zou u met uw toekomstige partner het liefst willen (toekrel3):
- a. Trouwen;
- b. Samenwonen;
- c. Geen van deze; u geeft de voorkeur aan een relatie zonder samen te wonen (latrelatie)?
De tweede vraag (toekrel3) werd gesteld aan de respondenten die bij de eerste vraag (toekrel1) aangaven een relatie te willen (a+b) of een relatie te willen maar voorlopig niet (c). Voor dit onderzoek is ervoor gekozen om alle respondenten die aangaven te willen trouwen of te willen samenwonen te identificeren als mensen met de wens om in de toekomst samen te wonen. Daarbij wordt aangenomen dat mensen die in de toekomst willen trouwen ook met deze persoon zouden willen samenwonen.
Vervolgens zijn deze respondenten aan het SSB gekoppeld en is onderzocht of zij vijf jaar na de interviewdatum wel of niet samenwoonden met een partner. Voor respondenten uit het Onderzoek Gezinsvorming 2003 is dit vastgesteld op 1 januari 2008, voor de respondenten uit het OG 2008 op 1 januari 2013 en voor de respondenten uit het OG 2013 op 1 januari 2018. Bij het vaststellen van samenwoonperioden na de scheiding is gebruikgemaakt van nagekomen informatie tot 1 januari 2022. Beschrijvende statistieken van deze variabelen zijn te vinden in tabel B2.
Totaal (%) | Mannen (N = 903) (%) | Vrouwen (N = 1 563) (%) | ||
---|---|---|---|---|
Jaar van enquête | 2003 | 23 | 23 | 23 |
Jaar van enquête | 2008 | 28 | 29 | 27 |
Jaar van enquête | 2013 | 49 | 49 | 50 |
Leeftijd | 18 tot 35 jaar | 15 | 18 | 13 |
Leeftijd | 35 tot 45 jaar | 17 | 21 | 15 |
Leeftijd | 45 tot 60 jaar | 39 | 39 | 38 |
Leeftijd | 60 tot 80 jaar | 30 | 21 | 34 |
Minderjarige kinderen | Geen | 77 | 75 | 77 |
Minderjarige kinderen | (Ook) binnen het huishouden | 16 | 7 | 21 |
Minderjarige kinderen | Alleen buiten het huishouden | 8 | 18 | 1 |
Burgerlijke staat voor scheiding | Ongehuwd samenwonend | 64 | 54 | 70 |
Burgerlijke staat voor scheiding | Gehuwd samenwonend | 36 | 46 | 30 |
Samenwonend vijf jaar na enquête | Nee | 88 | 82 | 91 |
Samenwonend vijf jaar na enquête | Ja | 12 | 18 | 9 |
Bron: CBS (Onderzoek Gezinsvorming en SSB) |
Gemiddelde (range) | Gemiddelde (range) | Gemiddelde (range) | ||
---|---|---|---|---|
Duur sinds scheiding in jaren | Duur samenwoonperiode in jaren | 9 (0 tot 50) | 8 (0 tot 50) | 10 (0 tot 50) |
Bron: CBS (Onderzoek Gezinsvorming en SSB) |