1. Inleiding
Mannen gaan na een scheiding vaker dan vrouwen opnieuw samenwonen met een partner. Dat blijkt uit onderzoek naar deze zogeheten repartnering in diverse landen (Beaujouan, 2012; Brown, Lin, Hammersmith & Wright, 2019; Büyükkeҁeci, 2021). Daarnaast neemt de repartnering rate af met de leeftijd: hoe ouder mensen zijn als ze uit elkaar gaan, hoe minder vaak zij opnieuw gaan samenwonen (Ivanova, Kalmijn & Uunk, 2013). Uit twee Nederlandse studies gebaseerd op een enquête uit 1998 bleek bovendien dat dit verschil tussen mannen en vrouwen toeneemt met de leeftijd (De Graaf & Kalmijn, 2003; Poortman, 2007). Ook in Frankrijk is dit aangetoond (Beaujouan, 2012).
Het leeftijdseffect hangt deels samen met de fase in de levensloop. Zo verkleint het hebben van kinderen de kans om opnieuw te gaan samenwonen, vooral bij vrouwen. Uit onderzoek in verschillende Europese landen kwam naar voren dat moeders minder vaak opnieuw zijn gaan samenwonen dan vaders, terwijl er geen significant verschil was tussen vrouwen en mannen zonder kinderen (Ivanova et al., 2013). In Nederland bleek het hebben van kinderen de kans op repartnering bij zowel vrouwen als mannen te verkleinen, maar wel sterker bij vrouwen (Büyükkeҁeci, 2021). Vooral moeders met jonge kinderen gingen weinig opnieuw samenwonen (Poortman, 2007).
Dat vooral moeders minder vaak opnieuw gaan samenwonen kan te maken hebben met het feit dat de kinderen na een scheiding vaker bij de moeder dan bij de vader blijven wonen (Poortman & Van Gaalen, 2017). In sommige studies is daarom een vergelijking gemaakt tussen ouders bij wie na de scheiding kinderen bleven wonen en ouders met kinderen die niet bij hen woonden. In België gingen moeders bij wie de kinderen de volledige tijd woonden minder vaak samenwonen dan moeders met een co-ouderschapsregeling (Schnor, Pasteels & Van Bavel, 2017). In Frankrijk zijn vaders bij wie de kinderen na de scheiding bleven wonen minder vaak opnieuw gaan samenwonen dan kinderloze mannen en vaders bij wie de kinderen niet woonden. Na tien jaar hadden vaders bij wie de kinderen woonden echter wel significant vaker een nieuwe samenwoonpartner dan moeders bij wie de kinderen woonden (Beaujouan, 2012). In Nederland kwam naar voren dat inwonende kinderen een negatief effect hadden op de repartnering van zowel vrouwen als mannen (De Graaf en Kalmijn, 2003).
Onduidelijk bleef echter hoe de kans op repartnering zich verhoudt tussen kinderloze mannen en vrouwen, tussen mannen en vrouwen met inwonende kinderen en tussen mannen en vrouwen met alleen uitwonende kinderen. Dit artikel geeft daarom een actuele beschrijving van de repartnering van mannen en vrouwen van verschillende leeftijden met en zonder kinderen.
Daarnaast wordt uit eerder onderzoek niet goed duidelijk of de gevonden verschillen tussen mannen en vrouwen in repartnering voortkomen uit verschillen in hun eigen wensen, of uit verschillen in de kans om een nieuwe partner te ontmoeten. Dat komt omdat deze studies zich uitsluitend richten op het waargenomen gedrag – wie woont opnieuw samen en wie niet? – en niet op de relatiewensen van gescheiden mensen. De Graaf en Kalmijn (2003) vonden wel een aanwijzing dat inwonende kinderen vooral de mogelijkheden beperken om een nieuwe partner te ontmoeten buiten het bestaande sociale netwerk, waarschijnlijk omdat daar minder tijd voor is. Zij lieten zien dat inwonende kinderen een negatief effect hadden op de kans dat gescheiden vrouwen een partner ontmoetten via het werk of via vrijetijdsactiviteiten buitenshuis. Er was daarentegen geen effect op de kans om op een andere manier een nieuwe partner te vinden, bijvoorbeeld in het bestaande sociale netwerk of in de buurt. Bij mannen vonden zij een patroon in dezelfde richting, maar waren de cijfers minder overtuigend.
Er zijn echter ook aanwijzingen dat mensen naarmate zij ouder worden minder vaak de behoefte hebben om met een partner samen te wonen, en dat dit sterker geldt voor vrouwen. Dat kwam bijvoorbeeld naar voren uit een onderzoek waarin aan mensen met een latrelatie (living apart together, een vaste relatie waarbij mensen niet samenwonen) werd gevraagd of zij in de toekomst met hun partner zouden willen samenwonen en/of trouwen, of dat zij apart wilden blijven wonen. Bijna 9 op de 10 mannen en vrouwen tussen 18 en 40 jaar wilden gaan samenwonen of trouwen. Bij 40-plussers lag dit aandeel aanzienlijk lager en was er een duidelijk verschil tussen mannen en vrouwen: 62 procent van de mannen wilde gaan samenwonen of trouwen, van de vrouwen van die leeftijd was dat 33 procent (CBS, 2015).
Daarom wordt in dit artikel niet alleen onderzocht hoeveel mannen en vrouwen in verschillende levensfasen na een scheiding opnieuw samenwonen, maar ook wat hun relatiewensen zijn na een scheiding en hoe vaak zij de wens om opnieuw samen te wonen verwezenlijken.
Onderzoeksvragen
In dit artikel komen de volgende vragen aan de orde:
- Hoe verschilt de kans op repartnering tussen vrouwen en mannen van verschillende leeftijden?
- Hoe verschilt de kans op repartnering tussen vrouwen en mannen met en zonder kinderen?
- Hoe verschilt de kans op repartnering tussen vrouwen en mannen met thuiswonende kinderen en met alleen kinderen buiten het huishouden?
- Hoe verschillen de relatiewensen van gescheiden vrouwen en mannen?
- Hoe vaak verwezenlijken vrouwen en mannen hun wens om samen te wonen?