3. Resultaten
3.1. Hoe verschilt de kans op repartnering tussen vrouwen en mannen van verschillende leeftijden?
Binnen vijf jaar na de scheiding in 2014 (op 1 januari 2019) woonde 40 procent van de mannen en 35 procent van de vrouwen samen met een nieuwe partner. Binnen een jaar na de scheiding woonden mannen (11 procent) slechts iets vaker dan vrouwen (10 procent) weer samen. In de jaren erna nam het verschil tussen mannen en vrouwen toe. De kans dat mannen en vrouwen opnieuw gaan samenwonen is het grootst in de eerste twee jaar na de scheiding en neemt daarna langzaam af.
Peilmoment | Mannen (%) | Vrouwen (%) |
---|---|---|
1-1-2015 | 10,99 | 10,04 |
1-1-2016 | 20,81 | 18,12 |
1-1-2017 | 29,05 | 25,10 |
1-1-2018 | 35,36 | 30,75 |
1-1-2019 | 39,91 | 34,92 |
1)Kaplan-Meier failure curve |
Minder repartnering bij hogere leeftijd, vooral bij vrouwen
Hoe hoger de leeftijd bij de scheiding, hoe kleiner het deel dat binnen vijf jaar weer samenwoonde met een nieuwe partner. Dit geldt sterker voor vrouwen dan voor mannen. Van de 25- tot 30-jarigen woonde een meerderheid van 60 procent binnen vijf jaar opnieuw samen, mannen nauwelijks vaker dan vrouwen. Als mensen ouder waren nam niet alleen de kans op repartnering af, maar werd het verschil tussen mannen en vrouwen ook groter. Zo was het verschil tussen mannen en vrouwen bij 30- tot 35-jarigen 7 procentpunten en bij 40- tot 45-jarigen 10 procentpunten. Mannen van 55 tot 60 jaar woonden twee keer zo vaak binnen vijf jaar weer samen als vrouwen van dezelfde leeftijd, mannen van 60 tot 65 jaar bijna drie keer zo vaak. Van de mannen die bij de scheiding 60 tot 65 jaar waren woonde bijna 21 procent binnen vijf jaar opnieuw samen. Van de vrouwen gold dat voor ruim 7 procent.
Mannen (%) | Vrouwen (%) | |
---|---|---|
25 tot 30 jaar | 60,52 | 58,76 |
30 tot 35 jaar | 56,52 | 49,83 |
35 tot 40 jaar | 47,33 | 38,16 |
40 tot 45 jaar | 38,95 | 28,95 |
45 tot 50 jaar | 33,46 | 24,81 |
50 tot 55 jaar | 29,21 | 19,48 |
55 tot 60 jaar | 24,11 | 11,85 |
60 tot 65 jaar | 20,66 | 7,11 |
3.2 Hoe verschilt de kans op repartnering tussen vrouwen en mannen met en zonder kinderen?
Kinderen verkleinen repartnerkans mannen en vrouwen
Zowel mannen als vrouwen gingen minder vaak opnieuw samenwonen als zij voor de scheiding thuiswonende kinderen hadden. Vaders gingen dus minder vaak samenwonen dan mannen zonder kinderen, en moeders minder vaak dan vrouwen zonder kinderen. Dit gold voor alle leeftijden, maar onder de 35 jaar zijn de verschillen het grootst.
Vaders vaker dan moeders
In alle leeftijdsgroepen zijn vaders vaker opnieuw gaan samenwonen dan moeders, vooral boven de 35 jaar. Zo woonde 45 procent van de vaders en 36 procent van de moeders die bij de scheiding tussen de 35 en 40 jaar waren, binnen vijf jaar weer samen. Vaders van 40 jaar of ouder gingen niet alleen vaker opnieuw samenwonen dan moeders van dezelfde leeftijd, maar ook vaker dan vrouwen zonder kinderen.
Zonder kinderen en jonger dan 35 geen verschil
Vrouwen en mannen zónder kinderen tot 35 jaar gingen even vaak opnieuw samenwonen, maar boven die leeftijd gingen vrouwen minder vaak dan hun mannelijke leeftijdsgenoten een nieuwe samenwoonrelatie aan. De enige levensfase waarin vrouwen na een scheiding net zo vaak opnieuw gaan samenwonen als mannen is dus als zij jonger zijn dan 35 en nog geen kinderen hebben.
Leeftijd | Mannen zonder kinderen (%) | Vaders (%) | Vrouwen zonder kinderen (%) | Moeders (%) |
---|---|---|---|---|
25 tot 30 jaar | 64,25 | 50,25 | 65,13 | 47,15 |
30 tot 35 jaar | 63,97 | 47,73 | 60,79 | 42,67 |
35 tot 40 jaar | 53,12 | 44,57 | 46,90 | 35,84 |
40 tot 45 jaar | 42,17 | 37,92 | 36,16 | 27,66 |
45 tot 50 jaar | 36,39 | 32,54 | 30,26 | 23,64 |
50 tot 55 jaar | 31,15 | 28,31 | 22,84 | 17,84 |
Vooral met jonge kinderen minder repartnering
Vooral het hebben van jonge kinderen gaat gepaard met minder repartnering. Zowel mannen als vrouwen gingen het minst vaak met een nieuwe partner samenwonen als zij bij de scheiding jonge kinderen hadden. Het negatieve verband tussen het hebben van een kind dat ten tijde van de scheiding jonger dan vier was en repartnering was voor mannen net zo sterk als voor vrouwen (tabel 3.3.2, model 1).
Met oudere kinderen minder repartnering bij moeders, niet bij vaders
Dat is anders bij ouders van wie het (jongste) kind bij de scheiding ouder dan vier was. Zo gingen moeders van wie het jongste kind twaalf jaar of ouder was minder vaak samenwonen dan vrouwen zonder kinderen, maar bij vaders was er geen verschil met mannen zonder kinderen. Vaders met alleen volwassen kinderen gingen na de scheiding zelfs wat vaker opnieuw samenwonen dan leeftijdsgenoten zonder kinderen.
Mannen (predicted probabilities) | Mannen (marge) (predicted probabilities) | Vrouwen (predicted probabilities) | Vrouwen (marge) (predicted probabilities) | |
---|---|---|---|---|
Geen kinderen | 0,1189 | 0,1162 - 0,1217 | 0,1054 | 0,1028 - 0,1081 |
Jongste kind jonger dan 4 jaar | 0,0747 | 0,0715 - 0,078 | 0,0644 | 0,0614 - 0,0674 |
Jongste kind 4 tot 12 jaar | 0,0874 | 0,0848 - 0,0899 | 0,0715 | 0,0692 - 0,0737 |
Jongste kind 12 tot 18 jaar | 0,1093 | 0,1046 - 0,1141 | 0,0833 | 0,0792 - 0,0873 |
Jongste kind 18 jaar of ouder | 0,1366 | 0,1285 - 0,1446 | 0,0949 | 0,0881 - 0,1016 |
1)Met 95%-betrouwbaarheidsinterval. Controlevariabelen: duur na scheiding, leeftijd bij scheiding, burgerlijke staat voor scheiding, geslacht van ex-partner en persoonlijk inkomen. |
3.3 Hoe verschilt de kans op repartnering tussen vrouwen en mannen met thuiswonende kinderen en met alleen kinderen buiten het huishouden?
Kind thuis verkleint repartnerkans van moeders en vaders
De woonsituatie van de kinderen na de scheiding speelt een belangrijke rol bij de eventuele repartnering van de ouders. Ouders bij wie na de scheiding kinderen op het adres stonden ingeschreven, gingen minder vaak opnieuw samenwonen dan ouders bij wie geen kinderen stonden ingeschreven, of dan mensen zonder kinderen. Dat geldt zowel voor moeders als vaders, het effect is niet significant verschillend. Vaders met inwonende kinderen woonden weliswaar wat vaker opnieuw samen dan moeders met inwonende kinderen, maar het verschil is net zo groot als bij mannen en vrouwen zonder kinderen.
Moeders zonder kind thuis grotere repartnerkans
Moeders bij wie na de scheiding geen kinderen stonden ingeschreven gingen niet alleen vaker opnieuw samenwonen dan vrouwen van dezelfde leeftijd zonder kinderen, maar ze gingen ook vaker opnieuw samenwonen dan vaders zonder thuiswonende kinderen. Deze groep moeders vormt een minderheid: van alle ouderparen die in 2014 uit elkaar gingen woonden bij 14 procent de kinderen na de scheiding niet bij de moeder.
Mannen (predicted probabilities) | Mannen (marge) (predicted probabilities) | Vrouwen (predicted probabilities) | Vrouwen (marge) (predicted probabilities) | |
---|---|---|---|---|
Geen kinderen | 0,1194 | 0,1167 - 0,1221 | 0,1077 | 0,105 - 0,1103 |
Kind(eren), niet op hetzelfde adres | 0,095 | 0,0928 - 0,0972 | 0,1261 | 0,1196 - 0,1326 |
Kind(eren), wel op hetzelfde adres | 0,0789 | 0,0756 - 0,082 | 0,0673 | 0,0656 - 0,0688 |
1)Met 95%-betrouwbaarheidsinterval. Controlevariabelen: duur na scheiding, leeftijd bij scheiding, burgerlijke staat voor scheiding, geslacht van ex-partner en persoonlijk inkomen. |
Model 1 | Model 2 | ||
---|---|---|---|
Constante | 16,3* | 16,925* | |
Geslacht | Man | ref. | ref. |
Geslacht | Vrouw | -0,139* | -0,12* |
Jaren na scheiding | -0,077* | -0,077* | |
Leeftijd in jaren bij scheiding | -0,061* | -0,055* | |
Scheidingsdatum (aantal dagen vanaf 1-1-2014) | -0,001* | -0,001* | |
Type relatie voor scheiding | Ongehuwd samenwonen | ref. | ref. |
Type relatie voor scheiding | Huwelijk | 0,185* | 0,191* |
Geslacht van ex-partner | Verschillend geslacht | ref. | ref. |
Geslacht van ex-partner | Gelijk geslacht | -0,048 | -0,03 |
Persoonlijk inkomen bij scheiding (percentielgroepen) | 0,006* | 0,006* | |
Thuiswonende kinderen voor scheiding | Geen | ref. | ref. |
Thuiswonende kinderen voor scheiding | Wel, jongste jonger dan 4 jaar | -0,527* | |
Thuiswonende kinderen voor scheiding | Wel, jongste 4 tot 12 jaar | -0,352* | |
Thuiswonende kinderen voor scheiding | Wel, jongste 12 tot 18 jaar | -0,098 | |
Thuiswonende kinderen voor scheiding | Wel, jongste 18 jaar of ouder | 0,164* | |
Thuiswonende kinderen voor scheiding x Geslacht | Jongste jonger dan 4 jaar x Vrouw | -0,023 | |
Thuiswonende kinderen voor scheiding x Geslacht | Jongste 4 tot 12 jaar x Vrouw | -0,084* | |
Thuiswonende kinderen voor scheiding x Geslacht | Jongste 12 tot 18 jaar x Vrouw | -0,17* | |
Thuiswonende kinderen voor scheiding x Geslacht | Jongste 18 jaar of ouder x Vrouw | -0,285* | |
Kinderen vlak na de scheiding | Geen | ref. | ref. |
Kinderen vlak na de scheiding | Wel, maar niet op hetzelfde adres ingeschreven | -0,263* | |
Kinderen vlak na de scheiding | Wel, op hetzelfde adres ingeschreven | -0,471* | |
Kinderen vlak na de scheiding x Geslacht | Wel, maar niet op hetzelfde adres ingeschreven x Vrouw | 0,446* | |
Kinderen vlak na de scheiding x Geslacht | Wel, op hetzelfde adres ingeschreven x Vrouw | -0,054 | |
N (personen) | 77 940 | 77 940 | |
N (persoonsjaren) | 322 953 | 322 953 | |
Nagelkerke Pseudo R2 | 0,04 | 0,04 | |
*p < 0,01 |
3.4 Hoe verschillen de relatiewensen van gescheiden vrouwen en mannen?
Vrouwen minder behoefte aan samenwonen
Het patroon van de wensen van gescheiden mannen en vrouwen om in de toekomst opnieuw te gaan samenwonen, komt sterk overeen met dat van het daadwerkelijke gedrag. De wens om weer (al dan niet gehuwd) samen te wonen neemt af met de leeftijd, vooral bij vrouwen. Van de 18- tot 35-jarigen wil bijna drie kwart in de toekomst weer met een partner wonen, vrouwen even vaak als mannen. Boven de 35 jaar willen vrouwen minder vaak opnieuw samenwonen dan mannen. Dit verschil wordt steeds groter naarmate mensen ouder worden. Bij 60- tot 80-jarigen is het verschil het grootst. Bij mannen is de kans dat zij opnieuw willen samenwonen 16 procent, bij vrouwen minder dan 5 procent.
Kind in huishouden verkleint samenwoonwens alleen bij vrouwen
De aanwezigheid van kinderen in het huishouden beïnvloedt de wens om opnieuw samen te wonen wel bij vrouwen, maar niet bij mannen. De kans dat mannen bij wie na de scheiding kinderen bleven wonen opnieuw willen samenwonen (42 procent) is tweemaal zo groot als bij vrouwen met thuiswonende kinderen (21 procent). Verder blijkt dat de wens om te gaan samenwonen afneemt naarmate de scheiding langer geleden is. Dit laatste kan ook een selectie-effect zijn als mensen die wel willen samenwonen minder lang single blijven en dus eerder wegvallen uit de groep gescheiden personen zonder relatie.
Mannen (predicted probabilities) | Mannen (marge) (predicted probabilities) | Vrouwen (predicted probabilities) | Vrouwen (marge) (predicted probabilities) | |
---|---|---|---|---|
18 tot 35 jaar | 0,722 | 0,64 - 0,804 | 0,74 | 0,669 - 0,81 |
35 tot 45 jaar | 0,568 | 0,49 - 0,645 | 0,418 | 0,341 - 0,494 |
45 tot 60 jaar | 0,35 | 0,298 - 0,401 | 0,192 | 0,156 - 0,228 |
60 tot 80 jaar | 0,158 | 0,101 - 0,215 | 0,045 | 0,025 - 0,065 |
1)Met 95%-betrouwbaarheidsinterval. Controlevariabelen: duur na scheiding, leeftijd bij scheiding, burgerlijke staat voor scheiding, geslacht van ex-partner en persoonlijk inkomen. |
Constante | 1,206* | |
---|---|---|
Jaar van enquête (Onderzoek Gezinsvorming) | 2013 | ref. |
Jaar van enquête (Onderzoek Gezinsvorming) | 2003 | -0,255 |
Jaar van enquête (Onderzoek Gezinsvorming) | 2008 | -0,029 |
Jaren na scheiding | -0,027* | |
Type relatie voor scheiding | Huwelijk | ref. |
Type relatie voor scheiding | Ongehuwd samenwonen | 0,186 |
Geslacht | Man | ref. |
Geslacht | Vrouw | 0,192 |
Leeftijd | 25 tot 35 jaar | ref. |
Leeftijd | 35 tot 45 jaar | -0,696* |
Leeftijd | 45 tot 60 jaar | -1,605* |
Leeftijd | 60 tot 80 jaar | -2,672* |
Leeftijd x Geslacht | 35 tot 45 jaar x Vrouw | -0,725* |
Leeftijd x Geslacht | 45 tot 60 jaar x Vrouw | -0,951* |
Leeftijd x Geslacht | 60 tot 80 jaar x Vrouw | -1,51* |
Kinderen | Geen | ref |
Kinderen | (Ook) in het huishouden | 0,177 |
Kinderen | Buiten het huishouden | -0,073 |
Kinderen x Geslacht | (Ook) in het huishouden x Vrouw | -0,795* |
Kinderen x Geslacht | Buiten het huishouden x Vrouw | 0,5 |
N (personen) | 2 466 | |
Nagelkerke Pseudo R2 | 0,25 | |
*p<0,05 |
3.5 Hoe vaak verwezenlijken vrouwen en mannen hun wens om samen te wonen?
Bijna 1 op de 5 realiseert samenwoonwens binnen 5 jaar
Mensen die aangaven in de toekomst te willen samenwonen of trouwen gingen in de daaropvolgende vijf jaar twee keer zo vaak samenwonen (18 procent) als degenen die aangaven definitief geen relatie meer te willen (9 procent). Van de respondenten die aangaven voorlopig niet, maar later wel te willen samenwonen of trouwen woonde binnen vijf jaar 12 procent samen.
Meer mannen dan vrouwen zonder wens later toch samenwonend
Onder de respondenten met een wens om in de toekomst samen te wonen, gingen vrouwen en mannen in de daaropvolgende vijf jaar even vaak samenwonen. Het kleine verschil (18 procent van de vrouwen en 19 procent van de mannen) is niet significant. Het verschil tussen vrouwen en mannen zit in de groep die aangaf definitief geen relatie meer te willen. Van deze vrouwen woonde binnen vijf jaar 7 procent samen, van de mannen 13 procent. Dit verschil is wel significant. Mannen zonder relatiewens gingen dus bijna twee keer zo vaak als vrouwen zonder relatiewens toch samenwonen. Dit patroon duidt erop dat het feit dat mannen na een scheiding vaker dan vrouwen opnieuw gaan samenwonen niet voortkomt uit verschillende kansen om relatiewensen te realiseren. Het is eerder het gevolg van het feit dat mannen na een scheiding vaker de wens hebben opnieuw te willen samenwonen.
Realisatie samenwoonwens neemt af met leeftijd, niet met aanwezigheid kind
Verder blijkt dat zowel bij degenen met een samenwoonwens als bij degenen die aangaven niet meer te willen samenwonen of trouwen de kans om te gaan samenwonen afneemt met de leeftijd en naarmate de scheiding langer geleden is. Dit wijst erop dat de kans om een geschikte partner te vinden afneemt naarmate mensen ouder worden, ook als zij wel willen samenwonen. De aanwezigheid van kinderen bleek zowel bij mannen als bij vrouwen geen significant effect te hebben op de kans om samenwoonwens te verwezenlijken. Dit impliceert dat de lagere repartnering rates bij mannen en vooral vrouwen met thuiswonende kinderen eerder voortkomt uit een verlaagde wens om opnieuw samen te gaan wonen dan uit een geringere kans om een geschikte partner te vinden.
Mannen (predicted probabilities) | Mannen (marge) (predicted probabilities) | Vrouwen (predicted probabilities) | Vrouwen (marge) (predicted probabilities) | |
---|---|---|---|---|
Definitief niet | 0,1252 | 0,0931 - 0,1573 | 0,0688 | 0,05 - 0,0876 |
Voorlopig niet, later wel | 0,1315 | 0,0828 - 0,1802 | 0,1074 | 0,0669 - 0,1479 |
Wel | 0,1931 | 0,1515 - 0,2346 | 0,1787 | 0,1365 - 0,2209 |
1)Met 95%-betrouwbaarheidsinterval. Controlevariabelen: duur na scheiding, leeftijd bij scheiding, burgerlijke staat voor scheiding, geslacht van ex-partner en persoonlijk inkomen. |
Model 4 | ||
---|---|---|
Constante | 1,684* | |
Jaar van enquête (Onderzoek Gezinsvorming) | 2013 | ref. |
Jaar van enquête (Onderzoek Gezinsvorming) | 2003 | 0,227 |
Jaar van enquête (Onderzoek Gezinsvorming) | 2008 | 0,16 |
Jaren na scheiding | -0,056* | |
Type relatie voor scheiding | Huwelijk | ref. |
Type relatie voor scheiding | Ongehuwd samenwonen | -0,566* |
Geslacht | Man | ref. |
Geslacht | Vrouw | -0,725* |
Leeftijd in jaren | -0,067* | |
Kinderen | Geen | ref. |
Kinderen | (Ook) in het huishouden | -0,215 |
Kinderen | Buiten het huishouden | 0,067 |
Relatiewens | Wil definitief niet samenwonen of trouwen | ref. |
Relatiewens | Wil wel samenwonen of trouwen | 0,589* |
Relatiewens | Wil voorlopig niet, maar later wel samenwonen of trouwen | 0,063 |
Relatiewens * Geslacht | Wil wel samenwonen of trouwen x Vrouw | 0,614* |
Relatiewens * Geslacht | Wil voorlopig niet, maar later wel samenwonen of trouwen x Vrouw | 0,468 |
N (personen) | 2 292 | |
Nagelkerke Pseudo R2 | 0,2 | |
*p<0,05 |