4. Conclusie
Mannen gingen vaker dan vrouwen na een scheiding opnieuw samenwonen: binnen vijf jaar na de scheiding woonde 40 procent van de mannen en 35 procent van de vrouwen met een nieuwe partner. Zowel vrouwen als mannen gingen minder vaak opnieuw samenwonen als zij ouder waren ten tijde van de scheiding, maar dit negatieve leeftijdseffect was sterker voor vrouwen. Het hebben van kinderen ging ook gepaard met minder repartnering, en ook dat gold sterker voor vrouwen dan voor mannen. De aanwezigheid van oudere kinderen verminderde alleen bij vrouwen de repartnerkansen. De enige levensfase waarin vrouwen na een scheiding even vaak als mannen na een scheiding opnieuw gingen samenwonen was die van jongeren (tot 35 jaar) zonder kinderen.
Dat het hebben van kinderen de repartnering van vrouwen sterker reduceert dan die van mannen komt gedeeltelijk doordat de kinderen na de scheiding vaker bij de moeder dan bij de vader blijven. Ouders bij wie na de scheiding kinderen op het adres bleven ingeschreven gingen minder vaak opnieuw samenwonen dan ouders van wie de kinderen niet meer op hun adres stonden ingeschreven. Het effect van inwonende kinderen op repartnering verschilde niet significant tussen mannen en vrouwen. Een beperking van de registerinformatie die in dit onderzoek gebruikt is, is dat de adresinschrijving van kinderen niet overeen hoeft te komen met het huishouden waar zij in de praktijk woonden. Hoewel eerder onderzoek uitwees dat de adresinschrijving doorgaans een goede afspiegeling is van het huishouden waar zij het meest verblijven (Van der Wiel & Kooiman, 2019), is het onmogelijk om op basis van de registerinformatie rekening te houden met co-ouderschap.
De relatiewensen die gescheiden vrouwelijke en mannelijke respondenten uit het Onderzoek Gezinsvorming rapporteerden, wezen voornamelijk op een verschil in behoeften en niet op een verschil in de kans om een nieuwe samenwoonpartner te vinden. Ten eerste stemde het patroon van de relatiewensen van gescheiden vrouwen en mannen behoorlijk nauwkeurig overeen met het daadwerkelijke gedrag: mannen wilden vaker dan vrouwen in de toekomst samenwonen en het negatieve verband met leeftijd en het hebben van kinderen was sterker bij vrouwen dan bij mannen. Ten tweede bleek dat onder gescheiden mensen zonder partnerrelatie die in de enquête aangaven in de toekomst weer te willen samenwonen, vrouwen dit in de vijf jaar daarna net zo vaak deden als mannen. Mannen die aangaven definitief geen relatie meer te willen gingen wel significant vaker toch samenwonen dan vrouwen die definitief geen relatie meer wilden.
Een kanttekening bij het analyseren van de gerapporteerde relatiewensen van de respondenten uit het Onderzoek Gezinsvorming is dat wensen en geschatte mogelijkheden om een nieuwe partner te ontmoeten mogelijk niet onafhankelijk van elkaar zijn. Zo zou het kunnen zijn dat gescheiden mensen die inschatten veel moeite te zullen hebben om een geschikte nieuwe partner te vinden om die reden vaker zeggen definitief geen relatie meer te willen. Andersom kan het zo zijn dat mensen die aangeven in de toekomst te willen samenwonen op dat moment al een potentiële nieuwe partner op het oog hebben.
Dit artikel richtte zich uitsluitend op de eerste vijf jaren na een scheiding. Hoewel de kans op repartnering vanaf twee jaar na de scheiding terugloopt gaat ook een aanzienlijk deel na langere tijd alsnog samenwonen. Toekomstig onderzoek zou zich kunnen richten op een langere periode na de scheiding.
Tot slot focust dit artikel zich op de rol van verschillende levensfasen in de repartnering van mannen en vrouwen. Uiteraard zijn er meer factoren die hierop van invloed (kunnen) zijn, maar die vielen buiten de scope van dit onderzoek. Zo kunnen ook economische factoren, gezondheidsaspecten en sociale hulpbronnen een rol spelen in de kans op repartnering (Brown et al., 2019).