3. Ontwikkelingen in religieuze betrokkenheid
3.1 Kerkelijke gezindte
Het aandeel Nederlanders van 15 jaar of ouder die zich tot een kerkelijke gezindte of levensbeschouwelijke groepering rekenen, neemt al jaren af. In 2022 is het echter niet verder gedaald: 42,8 procent was naar eigen zeggen religieus, vrijwel evenveel als een jaar eerder (42,5 procent). In de jaren ervoor was het langzaam afgenomen. Eind jaren negentig rekende nog 60 procent zich tot een kerkelijke gezindte of levensbeschouwing, in 2012 was dit percentage gedaald tot 53,8 om daarna elk jaar iets terug te lopen (CBS, 2022). In 2017 waren er met 49,3 procent voor het eerst iets minder religieuzen dan niet-religieuzen (Schmeets, 2018). Daarna nam het aandeel religieuzen nog verder af: van 47,8 procent in 2018 naar 45,5 procent in 2019 en 44,6 procent in 2020.
Jaartal | Geen (% personen van 15 jaar of ouder) | Rooms-katholiek (% personen van 15 jaar of ouder) | Protestants (% personen van 15 jaar of ouder) | Islam (% personen van 15 jaar of ouder) | Andere gezindte (% personen van 15 jaar of ouder) |
---|---|---|---|---|---|
2022 | 57,2 | 18,2 | 13,2 | 5,6 | 5,9 |
2021 | 57,5 | 18,3 | 13,6 | 4,6 | 6,1 |
2020 | 55,4 | 19,8 | 14,4 | 5,1 | 5,2 |
2019 | 54,5 | 20,2 | 14,9 | 5,0 | 5,4 |
2018 | 52,2 | 22,3 | 16,1 | 5,0 | 4,4 |
2017 | 50,7 | 23,6 | 15,0 | 5,1 | 5,6 |
2016 | 49,7 | 24,1 | 15,6 | 5,1 | 5,5 |
2015 | 48,2 | 25,3 | 15,4 | 4,6 | 6,5 |
2014 | 47,5 | 25,4 | 16,5 | 4,7 | 5,9 |
2013 | 46,2 | 26,4 | 16,8 | 4,7 | 5,9 |
2012 | 46,2 | 25,6 | 17,2 | 4,5 | 6,5 |
Verdeling over gezindten
Ook de verdeling over de gezindten is in 2022 nauwelijks veranderd ten opzichte van 2021. Met 18,2 procent van de Nederlanders noemt de grootste groep zichzelf katholiek, gevolgd door protestanten met 13,2 procent, moslims met 5,6 procent en de groep met een ‘andere gezindte of levensbeschouwing’ met 5,9 procent. Daaronder vallen boeddhisten (0,6 procent), hindoes (0,8 procent), joden (0,2 procent), humanisten en een groot aantal andere levensbeschouwelijke stromingen.
Iets meer dan de helft van de 13,2 procent protestanten zegt te behoren tot de Protestantse Kerk in Nederland (PKN): 6,7 procent. Bij de overige kerken of groepen varieert het percentage van 0,1 tot 1,0. Zo behoort 0,8 procent tot de Christelijk Gereformeerde kerken (CGK), en ook 0,8 procent tot de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt GKV). Verder rekent 0,4 procent zich tot de Nederlands Gereformeerde Kerken (NGK), 0,6 procent tot de Hersteld Hervormde Kerk, en 0,5 procent tot de Gereformeerde Gemeenten. Daarnaast zegt 0,1 procent tot de Gereformeerde Gemeenten in Nederland, en eveneens 0,1 procent tot de Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland te behoren. De Baptistengemeenten is met 0,4 procent iets groter, net als de Pinkstergemeenten en Evangeliegemeenten met 1,0 procent. Daarnaast geeft nog 1,0 procent aan te behoren tot Protestants Christelijk zonder nadere specificatie.
Ontwikkeling per gezindte
Terwijl het aandeel bij de grootste groepen - katholieken en protestanten - vanaf 2012 is afgenomen, bleef het aandeel moslims stabiel. Dat schommelt sinds 2012 rond de 5 procent. Het percentage katholieken is afgenomen van ruim een kwart in de periode 2012-2015, naar 20,1 procent in 2019 en ruim 18 procent in 2021 en 2022. Het aandeel mensen dat zichzelf tot een protestantse kerk rekende, daalde van 17,2 procent in 2012 naar 14,8 procent in 2019 en verder naar 13,6 procent in 2021 en 13,2 procent in 2022. De omvang van de overige geloofsgroepen, samengevoegd onder ‘andere gezindte’, lag in deze periode tussen de 4,4 en 6,5 procent.
3.2 Deelname aan religieuze diensten
In 2022 ging 12,1 procent van de 15-plussers regelmatig – minstens eens per maand – naar een religieuze dienst. Van deze groep deed 6,7 procent dat wekelijks, 2,9 procent meerdere keren per maand en 2,5 procent eens per maand. Verder ging 5,0 procent minder dan één keer per maand, en nam 83,0 procent zelden of nooit deel aan een religieuze dienst.
Het bezoek aan religieuze diensten neemt al jaren af. In 2012 ging nog 17,2 procent van de 15-plussers regelmatig naar de kerk, moskee of synagoge. Vervolgens nam dit tot 2018 beperkt af naar 15,6 procent, waarna de daling versterkte. In 2019 ging nog 13,8 procent minstens maandelijks naar een religieuze dienst. Daarna nam het verder af naar 12,9 procent in 2020 en 12,7 procent in 2021. Dit betekent dat er in de afgelopen jaren die in het teken stonden van de corona-pandemie, geen noemenswaardige achteruitgang in het bezoeken van een dienst is te zien. Mogelijk speelt het ontbreken van een tijdsperiode in de vraagstelling een rol (zie kader 'relatie met coronapandemie').
Het percentage mensen dat zelden of nooit een dienst bezoekt, steeg van 74,8 in 2012, naar 83,0 procent in 2022. Verder zei 5,0 procent minder dan een keer per maand te gaan, in 2012 was dat nog 8,0 procent.
Jaar | 1 keer per week of vaker (% personen van 15 jaar of ouder) | 2 tot 3 keer per maand (% personen van 15 jaar of ouder) | 1 keer per maand (% personen van 15 jaar of ouder) | Minder dan 1 keer per maand (% personen van 15 jaar of ouder) |
---|---|---|---|---|
2012 | 10,3 | 3,2 | 3,7 | 8,0 |
2013 | 9,8 | 3,6 | 3,0 | 7,2 |
2014 | 10,0 | 3,5 | 3,2 | 7,1 |
2015 | 9,8 | 3,7 | 3,0 | 6,9 |
2016 | 9,2 | 3,4 | 2,9 | 7,0 |
2017 | 9,6 | 3,2 | 2,8 | 6,6 |
2018 | 8,5 | 3,4 | 2,8 | 6,8 |
2019 | 8,6 | 3,0 | 2,2 | 6,3 |
2020 | 8,3 | 2,6 | 2,0 | 5,2 |
2021 | 8,1 | 2,7 | 1,9 | 4,5 |
2022 | 6,7 | 2,9 | 2,5 | 5,0 |
Deelname aan religieuze diensten per gezindte
Er zijn grote verschillen in het regelmatig bijwonen van religieuze diensten tussen de geloofsgroepen. Onder katholieken is het aandeel dat regelmatig een kerkdienst bezoekt het laagst van alle hier onderscheiden religies: 11 procent gaat minstens een keer per maand naar de kerk. Bij protestanten, die het vaakst van alle religies regelmatig een dienst bijwonen, is dat de helft. Bijna 4 op de 10 de moslims gaat regelmatig naar een dienst, en van de mensen met een ‘andere gezindte’ neemt bijna een kwart regelmatig deel aan religieuze diensten. Sinds 2019 is er vooral bij katholieken een daling in het kerkbezoek opgetreden: destijds nam nog ruim 14 procent van de katholieken regelmatig deel aan een dienst (Schmeets, 2020). Bij protestanten en moslims is de deelname aan diensten tussen 2019 en 2022 niet afgenomen.
Gezindte | Een keer per week (% personen van 15 jaar of ouder) | Twee tot drie keer per maand (% personen van 15 jaar of ouder) | Een keer per maand (% personen van 15 jaar of ouder) | Minder dan 1 keer per maand (% personen van 15 jaar of ouder) | Zelden of nooit (% personen van 15 jaar of ouder) |
---|---|---|---|---|---|
Rooms-Katholiek | 3,5 | 3,0 | 4,5 | 13,3 | 75,8 |
Protestant | 31,4 | 12,7 | 6,6 | 8,9 | 40,4 |
Islam | 21,5 | 9,2 | 7,8 | 14,6 | 46,9 |
Andere | 13,5 | 4,1 | 6,0 | 12,0 | 64,4 |
3.3 Dienst volgen via televisie, radio of internet
In 2022 zei 14,5 procent wel eens een religieuze dienst via televisie, radio of internet te volgen; 12,0 procent deed dat regelmatig (minstens een keer per maand). Deze vraag is in dat jaar voor het eerst gesteld. Van de 15-plussers luisterde en/of keek 7,6 procent minstens een keer per week op die manier naar een dienst, 2,3 procent deed dat enkele keren per maand, 2,1 procent maandelijks. Dit betekent dat naast het deelnemen aan diensten binnen de gebedshuizen, er een vergelijkbaar deel daarbuiten via de (sociale) mediagebruik wordt gepraktiseerd. Immers, ook 12 procent ging in 2022 regelmatig – minstens maandelijks – naar een religieuze dienst in een gebedshuis.
Het aanbod van diensten via de media blijkt vooral gebruikt te worden door mensen die ook wel eens naar een religieuze dienst gaan (figuur 3.3.1). Er is een duidelijke samenhang tussen het gaan naar de kerk en thuis een dienst volgen (Kendall’s tau-b = 0,57). Mensen die (vrijwel) nooit naar een dienst gaan, maken ook vrijwel geen gebruik van het aanbod via de media. En van de groep die zeer frequent naar de kerk of moskee gaat, praktiseert bijna de helft ook minstens een keer per week het geloof via de media. Een kwart van de frequente bezoekers volgt vrijwel nooit daarbuiten een dienst via de media. Dit wijst erop dat de diensten via televisie, radio en internet vooral aanvullend zijn op het bezoek en minder vaak een volledig alternatief bieden.
Bezoek gebedshuis | Een keer per week (% personen van 15 jaar of ouder) | Twee tot drie keer per maand (% personen van 15 jaar of ouder) | Een keer per maand (% personen van 15 jaar of ouder) | Minder dan 1 keer per maand (% personen van 15 jaar of ouder) | Zelden of nooit naar dienst in gebedshuis (% personen van 15 jaar of ouder) |
---|---|---|---|---|---|
Een keer per week | 43,9 | 9,2 | 7,8 | 11,8 | 27,3 |
Twee tot drie keer per maand | 28,0 | 24,6 | 14,2 | 8,5 | 24,6 |
Een keer per maand | 26,1 | 12,5 | 12,5 | 9,7 | 39,2 |
Minder dan 1 keer per maand | 13,9 | 5,8 | 8,3 | 13,1 | 58,9 |
Zelden of nooit | 3,5 | 0,6 | 0,7 | 1,0 | 94,2 |
Diensten via media per gezindte
De geloofsgroepen onderscheiden zich sterk in het gebruik van de televisie, radio en het internet om deel te nemen aan religieuze diensten. Van de protestanten en de moslims maakt daar ruim 1 op de 2 gebruik van, bij de groep met een ‘andere gezindte of levensbeschouwing’ 1 op de 3. Van de rooms-katholieken doet 1 op de 5 dat. Vooral islamieten volgen de bijeenkomsten via de media frequent: bijna 40 procent kijkt of luistert minstens een keer per week naar religieuze diensten. Bij protestanten is dat een kwart, bij de ‘andere gezindte’ iets minder dan een kwart en bij katholieken iets minder dan 10 procent.
Gezindte | Een keer per week (% personen van 15 jaar of ouder) | Twee tot drie keer per maand (% personen van 15 jaar of ouder) | Een keer per maand (% personen van 15 jaar of ouder) | Minder dan 1 keer per maand (% personen van 15 jaar of ouder) | Zelden of nooit (% personen van 15 jaar of ouder) |
---|---|---|---|---|---|
Rooms-katholiek | 8,8 | 2,9 | 2,8 | 4,7 | 80,8 |
Protestant | 25,0 | 10,3 | 9,7 | 10,1 | 44,9 |
Islam | 39,4 | 6,5 | 3,0 | 5,5 | 45,7 |
Andere | 22,4 | 4,1 | 4,0 | 4,8 | 64,7 |