5. Wie betaalt de rekening?
De uitgaven aan zorg en welzijn werden in 2019 uiteindelijk voor 36 procent betaald door sociale premies. Dat zijn de inkomensafhankelijke bijdragen voor de zorgverzekering en de Wet langdurige zorg. De overheid zelf draagt met overdrachten voor 34 procent bij. Dat is duidelijk meer dan in 2000, toen het 22 procent bedroeg. Ook hier zijn de effecten van het overbrengen van premiegefinancierde zorg via de AWBZ naar de gemeenten in 2015 zichtbaar. Een belangrijk verschil tussen 2000 en 2019 is de nominale zorgverzekeringspremie, die in 2019 14 procent van de uitgaven aan zorg en welzijn financiert.
Overdrachten van de overheid (%) | Sociale premies (%) | Verplichte premies (%) | Vrijwillige premies (%) | Overige binnenlandse opbrengsten (%) | Directe buitenlandse overdrachten (%) | |
---|---|---|---|---|---|---|
2019 | 33,6 | 36,3 | 13,6 | 4,1 | 12,4 | 0,0 |
2000 | 22,3 | 51,1 | 0,7 | 12,2 | 13,6 | 0,1 |
De zorgverzekering zelf wordt uiteindelijk voor 31 procent gefinancierd uit de premiebetalingen aan zorgverzekeraars – na aftrek van de zorgtoeslag. De bijdrage van de overheid via de zorgtoeslag en de directe bijdrage voor kinderen omvat bijna 20 procent. De bijdrage via de sociale premies – de inkomensafhankelijke bijdrage – is bijna 50 procent (opgebracht door werkgevers, werknemers, gepensioneerden en zelfstandigen), terwijl de nominale premie voor 31 procent bijdraagt. Het eigen risico en de eigen bijdragen (zoals voor sommige geneesmiddelen) zijn niet meegeteld bij de zorgverzekeringsuitgaven, maar tellen mee als eigen betalingen van huishoudens aan zorgaanbieders. De andere premiegefinancierde verplichte verzekering, de Wlz, kent overigens een grotere bijdrage door de overheid, 27 procent in 2019.
Financieringsbron Overheid en publieke financiering
In het vorige hoofdstuk was te zien dat het aandeel publieke financiering, gemeten met de financieringsvormen overheid plus verplichte premiegefinancierde verzekeringen, is gestegen van 72 procent in 2000 naar 83 procent in 2019, vooral door de invoering van de voor iedereen verplichte zorgverzekering in 2006. Deze zorgverzekering wordt gevoed door verschillende soorten geldstromen: de nominale premie aan de verzekeraars, maar ook de inkomensafhankelijke bijdrage die de werkgevers voor hun rekening nemen. Bovendien worden de zorgkosten voor kinderen gedragen door de overheid.
Wat de overheid als financieringsvorm bijdraagt aan zorguitgaven in brede zin is overigens niet het deel dat de overheid zelf als financieringsbron bijdraagt. Het grootste deel dat de overheid bijdraagt is wel het deel dat ook als financieringsvorm zichtbaar is (21 miljard euro) (oranje blok in het stroomdiagram). Daaronder bevinden zich de kinderopvangtoeslag (3,1 miljard euro voor de kinderopvang in het groene blok met welzijn), en alle uitgaven die de overheid direct aan aanbieders van zorg en welzijn spendeert. Maar de overheid als financieringsbron betaalde in 2019 ook voor:
- de kinderen onder de zorgverzekering (4,4 miljard euro, van de financieringsbron overheid naar het zorgverzekeringsfonds),
- de zorgtoeslag (4,9 miljard euro, in het stroomdiagram weergegeven als een stroom van de financieringsbron overheid naar het blok zorgverzekeringen/WMG),
- en aan het Fonds langdurige zorg (bijdrage van 5,7 miljard euro). De bijdragen voor het Fonds langdurige zorg weerspiegelen dat de premiebetalingen niet voldoende zijn om het Fonds langdurige zorg in stand te houden.
Financieringsbron Vennootschappen, werkgevers
Werkgevers dragen in 2019 uiteindelijk voor 18,4 miljard euro (17 procent) bij aan de zorguitgaven. Het grootste deel wordt gevormd door de inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekering die gedragen wordt door de werkgevers (inclusief de overheid als werkgever). In 2019 ging het om 16,3 miljard euro. Het restant van ruim 2 miljard euro zijn de uitgaven van bedrijven met personeel aan arbo- en reïntegratiediensten en andere ondersteunende diensten (inclusief zelfstandigen als werkgever).
De verplichte afdracht aan de overheid door werkgevers voor kinderopvang blijft in het stroomdiagram met stromen van links naar rechts buiten beeld. Die afdracht kan echter ook beschouwd worden als een bijdrage door de financieringsbron vennootschappen, werkgevers. Inclusief die werkgeversbijdrage kinderopvangtoeslag is het aandeel dat de financieringsbron vennootschappen, werkgevers bijdragen aan de financiering van zorg en welzijn 18 procent.
Financieringsbron Betalingen door huishoudens
De betalingen door huishoudens (inclusief zelfstandigen) zijn gestegen van 2 211 euro per volwassene in 2000 tot 3 766 euro in 2019, een stijging van 70 procent. Dat is minder dan de stijging van de betalingen door alle financieringsbronnen samen, die meer dan verdubbeld is van 3 761 euro per volwassene in 2000 tot 7 654 euro in 2019. De betalingen door huishoudens omvatten in 2019 de nominale premie zorgverzekering waarbij de zorgtoeslag er al van af is (die is geboekt als overdracht van de overheid), de premies aanvullende verzekering, de eigen betalingen, de inkomensafhankelijke premie voor de Wlz, en de inkomensafhankelijke bijdrage (premie) voor de zorgverzekering door zelfstandigen en gepensioneerden.
Het aandeel van de betalingen door huishoudens is gedaald van 59 procent in 2000 tot 49 procent in 2019. Kijkend naar de onderdelen van de betalingen door huishoudens is onmiddellijk zichtbaar dat het aandeel inkomensafhankelijke premies is gedaald tot iets boven de 40 procent. Ook het aandeel van de premies particuliere verzekering is lager als gevolg van het verdwijnen van het basispakket uit de particuliere verzekering. Aan particuliere verzekeringen zijn enkel aanvullende verzekeringen overgebleven. De lagere aandelen zijn opgevuld door de premies voor de basisverzekering, die afgesloten wordt bij particuliere verzekeraars. Wel is het zo dat een deel van de zorg die in 2000 nog door huishoudens direct of via verzekering werd betaald nu voor rekening van de overheid komt. Voorbeelden zijn de zorg via de Wmo en de jeugdpsychiatrie.
Inkomensafhankelijke premies (% ) | Nominale premie zorgverzekering (% ) | Premie particuliere verzekering (% ) | Eigen betalingen, risico, bijdragen (% ) | |
---|---|---|---|---|
2019 | 42,7 | 27,6 | 8,3 | 21,4 |
2000 | 68,5 | 0,0 | 13,8 | 17,6 |
Financieringsbron Buitenland
Tot slot betalen de landen van de Europese Unie en enkele andere landen met wie Nederland een verdrag heeft voor de kosten van gezondheids- en langdurige zorg van hun landgenoten die in Nederland langdurig verblijven (de dunne lijntjes van de financieringsbron buitenland naar de fondsen in het stroomdiagram in hoofdstuk 3). Het grootste deel van de betalingen (circa 230 miljoen euro) betreft echter zorg door Nederlandse aanbieders aan buitenlanders die kort verblijven in Nederland.