Auteur: Vincent van Polanen PetelHoe betalen wij voor de zorg?
1. Inleiding
Twintig jaar geleden was de financiering van zorg en welzijn heel anders dan tegenwoordig. In 2000 was er het ziekenfonds voor iedereen die in loondienst minder dan ruwweg 29 duizend euro verdiende. Zelfstandigen met een klein inkomen vielen ook onder het ziekenfonds. Wie een hoger inkomen had, was, vrijwillig, particulier verzekerd bij een ziektekostenverzekeraar. Nu is er de zorgverzekering, verplicht voor bijna iedereen.
Twintig jaar geleden werden de kosten voor langdurige zorg vooral betaald via een volksverzekering voor iedereen, de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), en maar voor een klein deel direct door de overheid. Nu wordt de langdurige zorg voor een kleiner deel betaald via een volksverzekering, de Wet langdurige zorg (Wlz), terwijl het aandeel van de overheid duidelijk is toegenomen. En binnen de overheid is het aandeel dat betaald wordt door de gemeenten veel groter geworden.
Twintig jaar geleden werd er ook minder uitgegeven aan zorg en welzijn dan tegenwoordig, in verhouding tot het bruto binnenlands product (bbp). In 2000 waren de uitgaven aan zorg en welzijn 10 procent van het bbp. In 2019, het laatste jaar vóór de coronacrisis, was dat opgelopen tot 13,2 procent. Dat komt overeen met 107 miljard euro. Per inwoner is dat 6 186 euro.
Zorg en welzijn is hierbij breed opgevat en dekt bijvoorbeeld ook het sociaal werk en kinderopvang (zie het kader over definities van zorg). Dit sluit aan bij de definitie van gezondheid door de Wereld Gezondheidsorganisatie. In het Statuut van de Wereldgezondheidsorganisatie (World Health Organization, WHO) is het zo opgeschreven: ‘Gezondheid is een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en sociaal welzijn en niet slechts de afwezigheid van ziekte of zwakheid.’ Het kader gaat in op verschillende begrippen voor de uitgaven aan zorg en welzijn.
Hoe worden al die uitgaven gefinancierd? En door wie? Hoe heeft de financiering van zorg en welzijn zich ontwikkeld in de afgelopen twee decennia? En hoe verhoudt Nederland zich tot andere landen? Dit artikel gaat in op de vraag hoe het geld dat bedoeld is voor zorg en welzijn uiteindelijk terecht komt bij de verstrekkers of aanbieders van zorg en welzijn. Deze geldstroom loopt dan van financieringsbronnen (huishoudens, werkgevers, overheid, buitenland) (deels) via de fondsen naar de aanbieders van zorg en welzijn. In dit artikel zijn de jaren 2019 en 2020 gebruikt als eindjaren, omdat voor het samenstellen van de cijfers over de stromen van financieringsbronnen naar fondsen en financieringsvormen de gegevens later beschikbaar komen dan de cijfers over de uitgaven aan zorgaanbieders. Bovendien is 2020 een apart jaar vanwege de uitgaven om de coronapandemie te bestrijden. Op het moment van schrijven zijn de cijfers over uitgaven naar type zorgaanbieder en naar type financieringsvorm beschikbaar tot en met 2020; de cijfers over financieringsbronnen zijn beschikbaar tot en met 2019.
Eerst wordt in paragraaf 2 een overzicht gegeven van de ontwikkeling en samenstelling van de uitgaven aan zorg en welzijn tegen de achtergrond van de wijzigingen in het stelsel van zorg en welzijn en de financiering. De bouwstenen om de stromen financiering in beeld te kunnen brengen worden in paragraaf 3 toegelicht met een stroomdiagram. In paragraaf 4 wordt vervolgens de financiering vanuit het oogpunt van de zorgaanbieder bekeken. De vraag daarbij is via welke vorm de zorgaanbieders hun geld krijgen voor de geleverde zorg. Waar de financiering vandaan komt, en hoe die terecht komt bij de verstrekkers van zorg welzijn komt aan bod in paragraaf 5. Dan gaat het om hoe de geldstromen lopen van de financieringsbronnen (zoals huishoudens) al dan niet via de fondsen naar de financieringsvormen (zoals de zorgverzekering). Afgesloten wordt met een vergelijking van de financieringsstromen in Nederland met die van enkele andere landen.