5. Conclusie en discussie
Er is al veel onderzoek gedaan naar wat de opkomst bij één enkele verkiezing kan verklaren. In dit onderzoek is gepoogd om een verklaring te zoeken voor het verschil in opkomst tussen verschillende verkiezingen, namelijk de Tweede Kamer- en de gemeenteraadsverkiezingen. Hierbij is zowel gekeken naar het verband met kenmerken van de buurtbevolking als met kenmerken van de omgeving. Daarnaast is onderzocht of reeds aangetoonde verbanden tussen kenmerken en opkomst tijdens één soort verkiezingen op buurtniveau standhouden.
Met het analyseniveau van buurten worden dezelfde effecten gevonden als eerdere onderzoeken op enkele verkiezingen hebben aangetoond. Zoals te verwachten hebben een hogere leeftijd, een hoger opleidingsniveau en een hoger inkomen een positief effect op opkomst van zowel de Tweede Kamer- als de gemeenteraadsverkiezingen. Ook voor de omgevingskenmerken worden reeds aangetoonde effecten gevonden. Zo hebben herindelingsverkiezingen een negatief effect op de opkomst van de gemeenteraadsverkiezingen. Ook gaat, conform de studie van Tavares en Raudla (2018), maar in tegenspraak met Tavares en Carr (2013), een hogere bevolkingsdichtheid samen met een lagere opkomst bij zowel de gemeenteraads- als de Tweede Kamerverkiezing. Daarnaast heeft een groter aantal lokale partijen een negatief effect op de opkomst bij gemeenteraadsverkiezingen. Voor toekomstig onderzoek zou het interessant zijn om te kijken of er nog verschil zit in het effect van verschillende soorten lokale partijen op de opkomst (Boogers en Voerman, 2010).
Naast separate verkiezingen is onderzocht welke kenmerken samenhangen met het verschil tussen Tweede Kamer- en gemeenteraadsverkiezingen. Een hoger percentage hoogopgeleiden en 65-plussers in de buurt zorgt voor een kleiner verschil in opkomst. Het verschil in opkomst is groter, naarmate het percentage lage inkomens in een buurt toeneemt. Daarnaast resulteren herindelingsverkiezingen, een grotere bevolkingsdichtheid in een gemeente en een extra partij op de kieslijst tijdens de gemeenteraadsverkiezingen voor een groter verschil.
Een kleiner of groter verschil in opkomst wordt veroorzaakt door een negatief of positief effect op de opkomst bij de Tweede Kamerverkiezingen en/of een negatief of positief effect op de opkomst bij de gemeenteraadsverkiezingen. Zo wordt het verschil in opkomst kleiner, doordat een groter percentage hoger opgeleiden in een buurt resulteert in meer kiezers die naar de stembus gaan bij de gemeenteraadsverkiezingen. Dit komt waarschijnlijk vanwege een grotere politieke interesse voor en kennis over deze verkiezingen bij hoger opgeleiden (Jansen en Boogers, 2019). Voor het percentage laagopgeleiden in een buurt wordt geen effect gevonden op het verschil, omdat een hoger percentage laagopgeleiden voor een even sterke daling zorgt bij de gemeenteraads- en de Tweede Kamerverkiezingen. Het verschil wordt dus niet groter of kleiner. Ook het inkomensniveau blijkt een rol te spelen bij het verschil. Een hoger percentage lage inkomens in een buurt zorgt voor een groter verschil doordat deze groep ten opzichte van de Tweede Kamerverkiezingen nog minder komt opdagen bij de gemeenteraadsverkiezingen. Dit past binnen de bevindingen van Lahtinen, Mattila, Wass en Martikainen (2017) dat, ondanks toevoeging van opleidingsniveau en leeftijd, er toch nog een separaat effect is voor inkomen op opkomst. Ten slotte is er een effect gevonden voor een groter percentage 65-plussers in buurt, terwijl er geen effect wordt gevonden voor het percentage 15- tot 25-jarigen in een buurt. Een groter aandeel 65-plussers zorgt voor een veel hogere opkomst bij gemeenteraadsverkiezingen terwijl het maar tot een geringe toename van de opkomst tijdens de Tweede Kamerverkiezingen leidt. Kortom, een hoger aandeel 65-plussers verkleint het verschil in opkomst tussen beide verkiezingen. Dit lijkt wederom te bevestigen dat hoe ouder een persoon is, des te groter de kans is dat deze persoon gaat stemmen (Smets, 2016).
Niet alleen sociaaleconomische factoren spelen een rol bij het verschil in opkomst tussen de Tweede Kamer- en gemeenteraadsverkiezingen, maar ook partijen kunnen hieraan bijdragen. Hierbij worden twee belangrijke punten aangetoond voor het debat over het effect van het aantal partijen op opkomst (Robbins en Hunter, 2012), namelijk dat dit negatief is en voor alle verkiezingen lijkt te gelden. Ook hebben kenmerken van de gemeente waarin men woont invloed. Een grotere bevolkingsdichtheid in een gemeente zorgt voor een iets sterkere daling van de opkomst tijdens gemeenteraadsverkiezingen dan tijdens Tweede Kamerverkiezingen, waardoor er een groter verschil ontstaat. Voor vervolg zou het interessant zijn, om te kijken in hoeverre de eigenschappen van een buurt kunnen bijdragen aan de opkomst. Heeft verhuizen naar een andere buurt of stedelijkheid bijvoorbeeld invloed?
Een extra stembureau per duizend inwoners heeft alleen effect tijdens de gemeenteraadsverkiezingen, maar geen effect op het verschil in opkomst. Voor vervolgonderzoek zou het interessant zijn om te kijken in welke wijken een toevoeging van een extra stembureau het meest effect heeft. Hiermee zou het advies van Staatcommissie-Remkes, om juist stembureaus toe te voegen in buurten waar kiezersgroepen zitten die minder komen opdagen om zo de opkomst te verhogen, beter geïmplementeerd kunnen worden (Staatscommissie Parlementaire Stelsel, 2018).