2. Achtergrondinformatie
2.1 Kenmerken van de buurtbevolking
Uit de literatuur is een grote lijst factoren bekend die, de een meer dan ander, effect hebben op de opkomst van verkiezingen (zie voor een uitgebreide lijst: Smets en Van Ham, 2013; Cancela en Geys, 2016). Er is voor gekozen om als de kenmerken van de buurtbevolking opleidingsniveau, leeftijd en inkomen mee te nemen in de analyse. Uit de literatuur komt naar voren dat mensen met een hoger opleidingsniveau relatief vaker naar de stembus gaan (Wille, 2017). Dit komt doordat hoger opgeleiden vaker politiek geïnteresseerd zijn, vaak meer kennis van de politiek hebben en vaak in een omgeving zitten waarbij iedereen stemt. Voor het tweede kenmerk, leeftijd, geldt grofweg hoe ouder, hoe groter de kans dat iemand gaat stemmen (Smets, 2016). Vanaf ongeveer 65-jarige leeftijd neemt de bereidheid om te stemmen echter in steeds grotere mate af, onder andere doordat mensen minder mobiel worden (Smets, 2016). Naast opleidingsniveau, wordt vaak ook een separaat effect gevonden voor een derde kenmerk: inkomen. Een lager inkomen gaat gepaard met een lagere opkomst tijdens de verkiezingen. Als mogelijke verklaring geldt dat een persoon met een lager inkomen minder interesse heeft in de politiek en dus minder snel naar de stembus gaat (Lahtinen, Mattila, Wass en Martikainen, 2017). De geringere interesse van degenen met een laag inkomen hangt samen met het feit dat deze groep meer zorgen heeft over en dus meer bezig is met elke dag rond te komen (Lahtinen, Mattila, Wass en Martikainen, 2017). Ook is aangetoond dat hogere inkomens sneller gaan stemmen als er een gerede kans is dat de belastingen omhooggaan, omdat deze groep relatief meer te verliezen heeft (Kasara en Suryanarayan, 2015).
2.2 Kenmerken van de omgeving
Als kenmerken van de omgeving worden achtereenvolgens meegenomen: het aantal deelnemende partijen, het soort partijen, het aantal stembureaus, het inwoneraantal van de gemeente, de bevolkingsdichtheid en of er sprake is van herindelingsverkiezingen. Uit diverse studies blijkt dat de deelname van politieke partijen zelf een rol speelt in de opkomst. Recent onderzoek wijst uit dat het aantal partijen bij verkiezingen (het vierde kenmerk) een rol kan spelen bij de opkomst. Robbins en Hunter (2012) vatten samen dat er twee tegenstrijdige mechanismen worden gevonden als het gaat om het aantal partijen en de opkomst. Een groter aantal partijen zorgt voor meer keuze, waardoor er een grotere kans is dat men zich met een partij kan identificeren. Dit zorgt voor een hogere opkomst (Robbins en Hunter, 2012). Anderzijds zou een groter aantal partijen ook voor een lagere opkomst kunnen zorgen, omdat kiezers meer moeite moeten doen om alle partijen te leren kennen (Robbins en Hunter, 2012). Stockemor (2017) ondervindt in zijn meta-analyse van twintig studies dat er zowel positieve, negatieve als geen effecten gevonden wordt van het aantal partijen op de opkomst.
Daarnaast speelt niet alleen het aantal, maar ook het soort partijen een rol. Het vijfde kenmerk, deelname van zogeheten ‘populistische partijen’, zou bij landelijke verkiezingen kunnen zorgen voor een hogere opkomst (Leininger en Meijers, 2020). Er is nog niet eerder onderzoek gedaan naar de vraag of de deelname van populistische partijen kan leiden tot een hogere opkomst bij lokale verkiezingen. In Nederland deden Partij voor de Vrijheid (PVV), Forum voor Democratie (FvD) en Leefbaar Rotterdam, die weleens aangeduid worden als ‘populistische partijen’ (Meijers en Zaslove, 2021), mee met de gemeenteverkiezingen in 2018. Tot op heden is er evenmin onderzoek gedaan naar de vraag of het zesde kenmerk, de deelname van lokale partijen, zorgt voor een hogere opkomst. Een hypothese is dat lokale partijen beter dan landelijke weten wat er lokaal speelt, waardoor kiezers zich beter vertegenwoordigd voelen en sneller naar de stembus gaan.
Ook het aantal stembureaus, het zevende kenmerk, is van belang. Van Oostaaijen, Eskamp, Dols en Van Zuydam (2016) tonen aan dat een groter aantal stembureaus in een buurt zorgt voor een hogere opkomst. Dit effect is sterker voor gemeenteraadsverkiezingen dan voor Tweede Kamerverkiezingen (Orford, Railings, Trasher en Borisyuk, 2011).
Het achtste kenmerk betreft het inwonertal van een gemeente. Van Houwelingen (2017) ondervindt in zijn meta-analyse van vijftien studies een overwegend positief effect van een kleiner aantal inwoners op de opkomst. Dit positieve effect zou komen doordat in een kleinere gemeente mensen elkaar sneller kennen, waardoor mensen eerder geneigd zijn om te gaan stemmen vanuit een hogere ‘sociale druk’ om erbij te horen (Tavares en Raudla, 2018). Daarnaast zouden politici makkelijker aanspreekbaar zijn en zouden kiezers in kleine gemeenten makkelijker informatie krijgen over politieke kwesties.
De bevolkingsdichtheid (het aantal mensen per vierkante kilometer), het negende kenmerk, kan het negatieve effect van gemeentegrootte op de opkomst bij verkiezingen enerzijds verzwakken, want hoe dichter mensen op elkaar wonen hoe groter de kans is dat ze elkaar tegenkomen, waardoor eveneens een ‘groepsdruk’ zou kunnen ontstaan om te gaan stemmen (Carr en Tavares, 2013). Anderzijds kan een hogere bevolkingsdichtheid ook voor een lagere opkomst zorgen. Gebieden met een hoge bevolkingsdichtheid zijn vaak stedelijk, waardoor men makkelijker in de anonimiteit kan treden, waarbij de ‘groepsdruk’ vervalt (Tavares en Raudla, 2018). Tenslotte heeft het tiende kenmerk, gemeentelijke herindelingen (samenvoeging van twee of meer gemeenten) een negatieve invloed op de opkomst. Een gemeente wordt hierdoor groter en kiezers moeten meer moeite doen om de nieuwe lokale politieke kwesties te begrijpen, wat zorgt voor een lagere opkomst bij gemeenteraadsverkiezingen (Allers, De Natris, Rienks en De Greef, 2021).