6. Cijfers uit andere bronnen
Er is geen ander onderzoek dat voor het volledige scala aan criminaliteitsvormen tegen burgers in Nederland een overzicht geeft van de financiële schade die erdoor veroorzaakt wordt. Hierdoor is de plausibiliteit van de resultaten van dit onderzoek moeilijk te controleren.
De Politie registreert alle delicten waarvan aangifte is gedaan, maar in de registratie is vaak niet gestructureerd vastgelegd welke financiële schade daarbij is ontstaan. Zo werd in 2021 bij slechts 13 procent van de diefstallen van spullen op gestructureerde wijze een waarde geregistreerd (Politie, analyse op verzoek). Alleen bij aangiftes van fraude bij online handel worden schadebedragen in een aparte database opgeslagen en publiceert de Politie over de financiële schade.
Vergoedingen door verzekeraars zijn bekend bij verzekeraars of hun koepelorganisatie, het Verbond van Verzekeraars, maar deze data zijn concurrentiegevoelig en daarom niet openbaar.
De Nederlandse Vereniging van Banken publiceert jaarlijks de schade die door de banken uitgekeerd is aan slachtoffers van fraude in het Betalingsverkeer (NVB, 2022). Deze claims omvatten echter niet alle uitkeringen. Ook is er geen informatie beschikbaar over de schade die door creditcardmaatschappijen en online betaaldiensten is uitgekeerd.
Het Landelijk Intelligence- en Expertisecentrum Voertuigcriminaliteit publiceert jaarlijks cijfers over het aantal gestolen motorvoertuigen (LIV, 2022), maar geeft daarbij geen indicatie van de financiële schade.
Er zijn wel cijfers voor totaalschades voor specifieke delicten. Zo schatten Kuppens, Wolsink en Ferwerda (2020) de schade voor fietsdiefstal in 2019 op 600 miljoen euro. Junger, Veldkamp en Koning (2022) schatten de schade door fraude (die voor 88 procent online plaatsvond) in 2020 op 2,75 miljard euro. Het Landelijk Meldpunt Internet Oplichting (2022) van de Politie becijfert de schade van fraude bij online handel in 2021 op 9 miljoen euro. Sommige van deze bedragen zijn (fors) hoger of lager dan die uit dit onderzoek naar voren komen. Dit komt enerzijds door methodologische en inhoudelijke verschillen tussen de onderzoeken (andere onderzoeksopzet, andere definities en afbakeningen van begrippen, andere vraagstellingen, ander verslagjaar) en anderzijds door vertekeningen die (slachtoffer)enquêteonderzoek zoals de Veiligheidsmonitor eigen zijn (zie paragraaf 7.2).