Vertrouwen van migranten in medemens en instituties

Technische Toelichting

Sociaal en institutioneel vertrouwen

De bevindingen over het sociaal en institutioneel vertrouwen zijn gebaseerd op het grootschalige onderzoek Sociale Samenhang en Welzijn (S&W) dat in de periode 2012-2019 onder 61 200 personen van 15 jaar of ouder is uitgevoerd. (zie Sociale samenhang en welzijn)

Sociaal vertrouwen is vastgesteld met de vraag: ‘Vindt u dat over het algemeen de meeste mensen wel te vertrouwen zijn of vindt u dat men niet voorzichtig genoeg kan zijn in de omgang met anderen?’. De antwoordcategorieën zijn: ‘wel te vertrouwen’ en ‘je kunt niet voorzichtig genoeg zijn’.

Het institutioneel vertrouwen heeft betrekking op een aantal maatschappelijke en politieke instituten, instellingen, en organisaties. De vraag waarmee het institutioneel vertrouwen is vastgesteld luidt: ‘Dan nu enkele vragen over uw vertrouwen in diverse organisaties en hun functioneren. Wilt u voor elk van de volgende instellingen aangeven hoeveel vertrouwen u hierin heeft? Kerken, leger, rechters, pers, politie, Tweede Kamer, ambtenaren, banken, grote bedrijven en de Europese Unie. De antwoordmogelijkheden zijn: ‘heel veel vertrouwen’, ‘tamelijk veel vertrouwen’, ‘niet zo veel vertrouwen‘ en ‘helemaal geen vertrouwen’. Voor de beschrijving van de trends (zie Bijlage, Tabel B1) zijn de categorieën ‘heel veel vertrouwen’ en ‘tamelijk veel vertrouwen’ samengevoegd, alsook ‘niet zo veel vertrouwen’ en ‘helemaal geen vertrouwen’.

Voor een overzicht van vertrouwensvragen in diverse onderzoeken, inclusief een aantal kanttekeningen, zie Reeskens en Hooghe (2007), Delhey, Newton en Welzel (2011), Schmeets (2015), en OECD (2017).

Bij de schaalconstructies zijn de respondenten die op zes of zeven vertrouwensitems van het publieke domein geen antwoord hebben gegeven niet meegenomen. Voor de schaal van het private domein zijn respondenten verwijderd die op beide items geen antwoord hebben gegeven.