6. Conclusie
Huidige twintigers wonen minder vaak gehuwd of ongehuwd samen met een partner dan twintigers van twee decennia geleden. Voor een belangrijk deel komt dit doordat zij later beginnen met samenwonen: zij wonen langer thuis en blijven, als zij uit huis zijn, langer alleen wonen. In dit onderzoek is voor de geboortecohorten 1977-1990 aangetoond dat 24- tot 30-jarigen uit latere cohorten die wel gaan samenwonen ook wat vaker uit elkaar gaan dan leeftijdsgenoten uit eerdere cohorten. Deze toename geldt minder sterk voor degenen die als eind-twintiger voor het eerst met een partner gaan samenwonen. De scheidingskans groeide zowel onder ongehuwde samenwoners als onder getrouwde stellen. Bij de gehuwde paren gebeurde dit wel in mindere mate. Vanwege de beperkte waarnemingsperiode konden maar een beperkt aantal geboortecohorten met elkaar worden vergeleken. In de komende jaren moet duidelijk worden of de scheidingskansen van nieuwe generaties twintigers verder zijn toegenomen.
Daarnaast heeft deze studie laten zien dat het risico op scheiding niet alleen groter is bij 24- tot 30-jarigen met een laag inkomen of een laag opleidingsniveau, maar daarbovenop ook bij mensen met een tijdelijk arbeidscontract. Zowel voor mannen als voor vrouwen die op 24- tot 30-jarige leeftijd gingen samenwonen, geldt dat degenen met een vast contract minder vaak scheiden dan degenen met een tijdelijk contract. Deze bevinding is van belang in tijden waarin de arbeidsmarkt flexibeler wordt (CBS, 14 februari 2019). Zeker onder twintigers is een vast dienstverband steeds minder vanzelfsprekend (CBS, 13 mei 2019).