4. Achtergrondkenmerken van samenwonende twintigers
De 24- tot 30-jarigen uit latere geboortecohorten gaan dus wat vaker uit elkaar dan hun leeftijdsgenoten uit eerdere geboortecohorten, al is het scheidingsrisico minder snel toegenomen onder degenen die pas als eind-twintiger gingen samenwonen. Echter de samenwonende 24- tot 30-jarigen uit de verschillende geboortecohorten zijn niet helemaal vergelijkbaar. In deze paragraaf worden de ontwikkelingen in trouwgedrag en in sociaaleconomische positie tussen de geboortejaren belicht.
Huidige samenwonende twintigers stellen trouwen iets langer uit
Voor de jaren zeventig van de vorige eeuw was het gebruikelijk dat stellen vanuit het ouderlijk huis trouwden en vervolgens bij elkaar introkken. Tegenwoordig kiest de meerderheid ervoor om eerst met een partner ongehuwd samen te wonen en daarna eventueel te trouwen (Van Gaalen et al., 2019). Het aandeel dat direct gehuwd gaat samenwonen, lijkt inmiddels gestabiliseerd. Van de mensen die geboren werden in 1977-1983 en die op 24-jarige leeftijd voor het eerst met een partner gingen samenwonen, was aan het eind van het kalenderjaar waarin de samenwoonperiode begon 15 procent getrouwd. Onder degenen die in de daaropvolgende vijf jaar werden geboren, was dat aandeel vrijwel gelijk. Samenwoners lijken het huwelijk wel iets langer uit te stellen. Van de samenwoners geboren in 1977-1983 die na vijf jaar nog met dezelfde partner samenwoonden, was meer dan 55 procent inmiddels getrouwd. Van degenen geboren in 1984-1989 was dit minder dan 54 procent.
Duur | 1977-1983 (%) | 1984-1989 (%) |
---|---|---|
Start | 15,6 | 15,6 |
1 jaar | 21,2 | 21,5 |
2 jaar | 29,5 | 29,3 |
3 jaar | 38,6 | 37,9 |
4 jaar | 47,5 | 46,6 |
5 jaar | 55,1 | 53,7 |
Minder vaak vaste baan dan eerdere cohorten twintigers
Dat de huidige 24- tot 30-jarigen vaker uit elkaar gaan, zou ermee te maken kunnen hebben dat zij in vergelijking met eerdere geboortegeneraties langer onderwijs volgen en op de arbeidsmarkt en de woningmarkt langer in onzekerheid blijven. Zo hebben de huidige twintigers minder vaak een vaste arbeidsrelatie en ook minder dikwijls een koopwoning dan hun leeftijdsgenoten uit voorgaande generaties (CBS, 13 mei 2019). Dit is ook terug te zien bij de twintigers die al enige tijd met een partner samenwonen. In figuur 4.2 is de sociaaleconomische positie van 28-jarigen die drie jaar met hun partner samenwonen voor de verschillende geboortegeneraties weergegeven. Van de mannen en vrouwen die werden geboren in 1977-1980 had 68 procent een contract voor onbepaalde tijd als werknemer. Dat aandeel is met de geboortegeneraties afgenomen. Van de 28-jarige mannen geboren in 1985-1988 die drie jaar samenwoonden, had 56 procent een contract voor onbepaalde tijd, van de vrouwen was dat 54 procent. Tegelijkertijd is met de geboortegeneraties het aandeel met een tijdelijk contract als werknemer aanzienlijk toegenomen. Daarnaast zijn de twintigers uit de latere geboortecohorten wat langer onderwijsvolgend dan twintigers uit eerdere geboortecohorten. Het percentage samenwoners met een koopwoning is tussen de geboortecohorten met enkele procentpunten gedaald.
Geslacht | Geboortecohort | Werknemer, vast contract (%) | Werknemer, tijdelijk contract (%) | Zelfstandige (%) | Uitkering (%) | Studie (%) | Inactief (%) |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Mannen | 1977-1980 | 67,8 | 18,9 | 8,7 | 2,0 | 0,9 | 1,7 |
Mannen | 1981-1984 | 61,0 | 23,6 | 9,6 | 3,4 | 1,1 | 1,2 |
Mannen | 1985-1988 | 56,3 | 27,4 | 10,4 | 3,5 | 1,2 | 1,2 |
Vrouwen | 1977-1980 | 68,0 | 18,3 | 4,1 | 3,5 | 1,2 | 5,0 |
Vrouwen | 1981-1984 | 61,5 | 23,4 | 4,7 | 5,3 | 1,3 | 3,9 |
Vrouwen | 1985-1988 | 54,4 | 27,4 | 5,7 | 6,7 | 1,3 | 4,5 |