Technische toelichting
Afbakening onderzoekspopulatie
De onderzoekspopulatie is het sterftecohort tachtigplussers. Dit zijn alle personen die ingeschreven staan in het Basisregister Registratie Personen (BRP), overleden zijn in 2017 en op de dag van overlijden 80 jaar of ouder waren.Afstand tachtigplusser tot kind
Voor elke tachtigplusser en zijn/haar kind(eren) worden de adressen opgehaald uit het Basis Registratie Personen (BRP). Op basis van het adres van de tachtigplusser (ouder) en het adres van het kind kan de kortste afstand berekend worden in meters. Dit is niet gelijk aan de kortste afstand over de weg. Kinderen die in het buitenland wonen, zijn niet geregistreerd in de BRP en konden daarom niet worden meegenomen.Doodsoorzaken
Van iedere in Nederland overleden persoon vult de arts (de behandelend arts, diens waarnemer of de gemeentelijk lijkschouwer) een doodsoorzaakverklaring (B-formulier) in. Deze doodsoorzaakverklaring wordt of in een gesloten enveloppe via de gemeente waar het overlijden plaatsgevonden of in het kader van een pilot via een beveiligde elektronische verbinding direct digitaal naar de medisch ambtenaar van het CBS gestuurd. Bij het CBS worden de formulieren verwerkt. Dit gebeurt anoniem, de naam van de overledene is bij het CBS niet bekend. De vermelde doodsoorzaken worden vertaald in coderingen volgens de International Statistical Classification of Diseases and Related Health Problems (ICD) van de World Health Organization (WHO). Vanaf 1996 wordt gewerkt met de Tiende Revisie van de ICD (ICD-10, WHO). De doodsoorzaken die gepresenteerd worden zijn de onderliggende doodsoorzaken, oftewel de ziekten of aandoeningen die het traject tot aan de dood in gang hebben gezet.
Voor het sterftecohort tachtigplussers zijn eerst alle doodsoorzaken ingedeeld volgens de belangrijkste doodsoorzaken-lijst (BELDO-lijst) en vervolgens is specifieker gekeken naar de doodsoorzaken op ICD10-code niveau. Uit deze analyse volgt dat de meest voorkomende doodsoorzaken voor het sterftecohort tachtigplussers zijn: dementie (ICD10 codes F00-F03 en G30-G31), longkanker (C33-C34), beroerte (I60-I69), hartfalen (I50), COPD (J44), dikke darmkanker (C18-C20), acuut hartinfarct (I22), val (W00-W19 en X59), ouderdom/seniliteit (R54) en longontsteking (J12-J18).
Partner
In dit onderzoek wordt bepaald of een tachtigplusser een partner heeft door te kijken of deze persoon een verbintenis heeft met iemand of met iemand samenwoont op hetzelfde adres.Woonsituatie
Er wordt onderscheiden tussen thuiswonenden en mensen die in het verpleeg- of verzorgingshuis verblijven. In het artikel is het verpleeg- of verzorgingshuis steeds aangeduid als verpleeghuis. Tot de verpleeghuispopulatie wordt iedereen gerekend die gebruik maakt van eigen bijdrage plichtige zorg met verblijf gefinancierd uit de Wet langdurige zorg (Wlz). Deze data wordt door het CAK verzameld voor het vaststellen van de eigen bijdrage. Het CBS ontvangt deze data van het CAK en verwerkt deze tot statistieken onder andere voor de Monitor Langdurige Zorg.
De woonsituatie wordt op meerdere peilmomenten bepaald: bij overlijden, één jaar voor overlijden en twee jaar voor overlijden. In het ‘laatste levensjaar in verpleeghuis wonend’ is gedefinieerd als verblijf in verpleeghuis bij overlijden en één jaar voor overlijden; ‘laatste twee jaar in verpleeghuis wonend’ als verblijf in verpleeghuis bij overlijden, één jaar voor overlijden en twee jaar voor overlijden. Voor thuiswonenden geldt hetzelfde, maar dan is gekeken naar de mensen die niet in het verpleeghuis woonden op de verschillende peilmomenten.
Ziekenhuisopnamen
Voor de ziekenhuisopnamen is alleen gekeken naar de klinische ziekenhuisopnamen, met als bron de Landelijke Basisregistratie Ziekenhuiszorg (LBZ) van DHD (Utrecht). Een klinische opname betreft een verblijf op een voor verpleging ingerichte afdeling, waarvoor een of meer verpleegdagen worden geregistreerd. Of iemand in een bepaalde periode (jaar voor overlijden; twee jaar voor overlijden) een ziekenhuisopname heeft gehad, wordt bepaald door te kijken of de opnamedatum van een opname in deze periode valt.
Het aantal verpleegdagen van een opname wordt berekend als ontslagdatum – opnamedatum +1 als het opname tijdstip vóór 20:00 uur is, en ontslagdatum - opnamedatum als het opnametijdstip na 20:00 uur is. Het gemiddeld aantal dagen dat het sterftecohort van tachtigplussers in het ziekenhuis lag, wordt berekend als de som van het aantal verpleegdagen van deze groep gedeeld door het aantal personen van deze groep een of meer klinische ziekenhuisopnamen had in de betreffende periode.