3. Partner en afstand tot de kinderen
Wanneer ze zorg of ondersteuning nodig hebben, kunnen thuiswonende ouderen deze behalve van de wijkverpleging en thuiszorg ook krijgen in de vorm van mantelzorg. Van de mantelzorgers biedt 13 procent hulp aan hun partner, terwijl 42 procent zegt voor zijn of haar (schoon)ouder(s) te zorgen (SCP, 2017c). In dit licht is het relevant om te weten of de thuiswonende overleden tachtigplusser een partner hadden en of er kinderen in de buurt woonden die gezien de afstand in staat waren om mantelzorg te verlenen. Of er ook daadwerkelijk sprake was van mantelzorg is niet onderzocht.
Vrouwen vaker alleenstaand dan mannen
In dit artikel worden alle mensen die geen partner (meer) hebben of verweduwd zijn, aangeduid als alleenstaand. De meeste overleden tachtigplussers waren op het moment van overlijden alleenstaand: van de thuiswonenden had 62 procent geen partner meer en van de verpleeghuisbewoners 80 procent. De vrouwen waren echter veel vaker alleenstaand dan de mannen. Het grootst was het verschil onder de 80- tot 90-jarigen die op het moment van overlijden thuis woonden: van hen was 75 procent van de vrouwen en 36 procent van de mannen alleenstaand. Onder de negentigplussers in het verpleeghuis daarentegen, was dit verschil betrekkelijk klein. Van hen had 96 procent van de vrouwen en 71 procent van de mannen geen partner (meer).
Meeste vrouwen vijf jaar voor overlijden al alleen
In 2012, dus vijf jaar voor het overlijden, had het merendeel van de vrouwen al geen partner (meer), terwijl de meeste mannen er wel een hadden. Van de thuiswonende vrouwen in de leeftijd van 80 tot 90 jaar was 75 procent op het moment van overlijden in 2017 alleenstaand, vijf jaar eerder gold dat voor 62 procent. Bij de thuiswonende overleden mannen steeg het aandeel alleenstaanden van 25 procent in 2012 naar 36 procent in 2017. Een klein deel van de overleden mannen (5 procent) en vrouwen (6 procent) had zijn of haar hele leven geen partner. Van de overige alleenstaanden waren vrouwen doorgaans langer alleen dan mannen. Alleenstaande vrouwen leefden gemiddeld 19 jaar voor overlijden zonder partner en mannen bijna 12 jaar.
Leeftijd | Geslacht | Vijf jaar voor overlijden (%) | Op moment van overlijden (%) |
---|---|---|---|
80 tot 90 jaar | Mannen | 24,6 | 35,6 |
80 tot 90 jaar | Vrouwen | 61,8 | 75,2 |
90 jaar of ouder | Mannen | 40,5 | 58,3 |
90 jaar of ouder | Vrouwen | 85,2 | 93,5 |
Verpleeghuisbewoners | Geslacht | Vijf jaar voor overlijden (% ) | Op moment van overlijden (% ) |
---|---|---|---|
80 tot 90 jaar | Mannen | 34 | 50,4 |
80 tot 90 jaar | Vrouwen | 69,5 | 84 |
90 jaar of ouder | Mannen | 49 | 71,2 |
90 jaar of ouder | Vrouwen | 88,4 | 96,2 |
Meerderheid overleden thuiswonende tachtigplussers had kind in de buurt
Het laatste levensjaar had bijna de helft van de tachtigplussers die thuis verbleven een kind binnen 5 kilometer afstand wonen; 6 procent woonde op hetzelfde adres als dat van een van de kinderen. Deze laatste groep omvat ouderen met een thuiswonend kind én ouderen die bij hun kind zijn ingetrokken. Het is niet onderzocht of de ouders bij het kind zijn ingetrokken of dat het kind nog thuis woonde of opnieuw bij de ouder(s) is ingetrokken.
Van de thuiswonende tachtigplussers die in 2017 overleden, had 11 procent een kind binnen een straal van 5 tot 15 kilometer wonen. Twee op de tien thuiswonende tachtigplussers hadden geen kinderen (meer) of de kinderen stonden niet in Nederland geregistreerd. De afstand tot het dichtstbijzijnde kind lijkt de laatste vijf jaar voor overlijden weinig veranderd te zijn.
Het is niet mogelijk om met de cijfers van het CBS de afstand tot het dichtstbij wonende kind te berekenen voor de overleden tachtigplussers die in een verpleeghuis woonden. Dit komt doordat deze vaak niet op het adres van het verpleeghuis stonden ingeschreven, maar veelal nog bij de partner en in sommige gevallen zelfs bij een van hun kinderen.
Afstand | 2017 (%) |
---|---|
Zelfde adres | 6,2 |
Tot 5 km | 49 |
5 tot 15 km | 11,2 |
15 tot 30 km | 4,8 |
30 to 60 km | 3,9 |
60 tot 90 km | 1,8 |
90 tot 130 km | 1,3 |
130 km of meer | 0,9 |
Geen kinderen1) | 20,4 |
1) Inclusief kind overleden of in het buitenland woonachtig. |