4. Demografische kenmerken
4.1 Leeftijd
Geregistreerde partners waren in de eerste jaren van het bestaan van de regeling doorgaans een stuk ouder dan mensen die trouwden. In 1998 was de gemiddelde leeftijd van degenen die een geregistreerd partnerschap sloten 42 jaar. Huwenden waren met 32 jaar gemiddeld 10 jaar jonger. Door de jaren heen is dit verschil echter kleiner geworden. Sinds 2015 zijn mensen die een geregistreerd partnerschap sluiten gemiddeld genomen ongeveer even oud als mensen die trouwen, zo’n 36 jaar. De gemiddelde leeftijd bij sluiting van het partnerschap is sindsdien min of meer stabiel gebleven, terwijl de huwelijksleeftijd verder toenam. Daardoor zijn geregistreerd partners inmiddels iets jonger dan degenen die trouwen. Mannen waren in 2018 gemiddeld 37,7 jaar toen ze trouwden en 36,9 jaar bijeen partnerschapssluiting, vrouwen waren 34,7 bij een huwelijk en 34,3 bij een partnerschap.
Huwelijk (jaar) | Partnerschap (jaar) | |
---|---|---|
1998 | 31,6 | 41,8 |
1999 | 31,8 | 41,2 |
2000 | 32,1 | 41,7 |
2001 | 32,6 | 42 |
2002 | 32,7 | 39,8 |
2003 | 33 | 38,4 |
2004 | 33,4 | 38 |
2005 | 33,7 | 37,8 |
2006 | 34,1 | 37,4 |
2007 | 34,3 | 37,8 |
2008 | 34,4 | 37,3 |
2009 | 34,5 | 37,1 |
2010 | 34,6 | 36,4 |
2011 | 34,9 | 36,7 |
2012 | 35 | 36,7 |
2013 | 34,9 | 36,8 |
2014 | 35 | 36 |
2015 | 35,5 | 35,5 |
2016 | 35,7 | 35,7 |
2017 | 36,1 | 35,9 |
2018 | 36,2 | 35,6 |
Het afgenomen leeftijdsverschil tussen mensen die een huwelijk en die een geregistreerd partnerschap sluiten heeft enerzijds te maken met de gestegen gemiddelde huwelijksleeftijd die al vanaf midden jaren zeventig oploopt. Onder invloed van processen als secularisering en individualisering stelden jongvolwassenen het huwelijk uit (Lesthaeghe2014). Ook emancipatie en het stijgende opleidingsniveau van vrouwen speelden daarbij een rol. De verzorgingsstaat maakte het ook mogelijk om andere paden te volgen dan die door familie of kerk verwacht werden. Autonomie brengt echter ook onzekerheid met zich mee, temeer omdat er ook steeds meer van relaties verwacht werd. Het idee van ‘pure relationships’ kwam op, de gedachte dat een relatie er is omdat beide partners dat willen en het voor hen toegevoegde waarde heeft, zonder dat daar sociale erkenning voor nodig is. Dit leidde ertoe dat jongvolwassenen steeds vaker eerst ongehuwd gingen samenwonen, voordat zij een eventuele sprong naar het huwelijk waagden (Billari en Liefbroer,2010). Ook na 1998 zette dit proces nog door.
Tegelijkertijd nam de gemiddelde leeftijd bij het sluiten van een geregistreerd partnerschap af. Tot 2001 was deze leeftijd vrij stabiel, daarna zette een daling in. Dat was maar ten dele het gevolg van de terugloop in het aantal paren van gelijk geslacht onder de geregistreerde partners. Deze paren zijn namelijk doorgaans ouder bij het sluiten van een verbintenis dan heteroseksuele paren. In de eerste jaren na invoering waren paren van verschillend geslacht ook relatief oud als ze een partnerschap sloten, gemiddeld genomen ruim 40 jaar.
De daling na 2001 heeft daarom mogelijk meer te maken met een toenemende bekendheid van het partnerschap, met de veranderingen in de wetgeving en met de steeds minder centrale rol van het huwelijk in het proces van relatie- en gezinsvorming. In de eerste jarensloten vooral oudere paren een geregistreerd partnerschap, bijvoorbeeld omdat zij eerder al getrouwd waren en dat niet nogmaals wilden doen of omdat zij tegen het instituut huwelijk waren. Het partnerschap vormde voor hen een goed alternatief. Naarmate het partnerschap langer bestond, bekender werd en verschillende juridische veranderingen onderging (zie kader), kozen ook meer jonge paren voor het partnerschap. Het voordeel kan er voor hen bijvoorbeeld in liggen dat de zaken beter en makkelijker geregeld zijn dan met een samenlevingscontract, terwijl het tegelijkertijd minder juridische, emotionele en symbolische kosten heeft dan een huwelijk wanneer de relatie niet slaagt (Hiekel en Keizer, 2015). Hierover zijn in de politiek ook zorgen geuit, aangezien stellen met het partnerschap wel degelijk vergelijkbare verplichtingen aangaan als bij een huwelijk (Tweede Kamer, 2013).
4.2 Voorgaande relaties
Het aandeel dat al een huwelijk (of een partnerschap) achter de rug had was in de eerste jaren na 1998 groter onder geregistreerde partners dan onder gehuwden. Een kwart tot een derde van de mensen die een partnerschap sloten was gescheiden of verweduwd,tegenover een vijfde van de mensen die trouwden. Als alleen naar paren van verschillend geslacht wordt gekeken is dat verschil zelfs nog groter. Van de heteroseksuele geregistreerde partners had 40 tot 45 procent al een formele verbintenis achter de rug. Deze paren zijn doorgaans voorzichtiger bij het aangaan van een nieuwe relatie, bijvoorbeeld omdat zij liever niet nog een keer een echtscheiding meemaken of omdat het moeilijker is een nieuw gezin te vormen met kinderen uit een voorgaande relatie (Poortman, 2007). Om die reden willen zij mogelijk niet nogmaals trouwen. Voor paren die de zaken toch goed willen regelen kan een geregistreerd partnerschap dan een aantrekkelijke optie zijn.
Overigens kiezen mensen die gescheiden of verweduwd zijn wel vaker voor een huwelijk dan voor een partnerschap. In 1998 hadden 35 duizend trouwers eerder een formele relatie gehad en gold datzelfde voor ruim 2 duizend geregistreerd partners. In 2018 waren 26 duizend mensen die trouwden eerder gescheiden of verweduwd tegenover bijna 7 duizend geregistreerde partners.
Huwelijk (%) | Partnerschap (%) | |
---|---|---|
1998 | 20,2 | 25,8 |
1999 | 19,7 | 29,6 |
2000 | 20,6 | 29,9 |
2001 | 20,7 | 37,9 |
2002 | 20,8 | 33,9 |
2003 | 21,3 | 32,4 |
2004 | 21,9 | 30,3 |
2005 | 22,3 | 29,4 |
2006 | 22,7 | 27,5 |
2007 | 22,7 | 28,1 |
2008 | 22,5 | 26,9 |
2009 | 22,3 | 24,8 |
2010 | 22,0 | 23,1 |
2011 | 22,0 | 23,4 |
2012 | 21,4 | 22,7 |
2013 | 20,8 | 22,8 |
2014 | 20,6 | 20,3 |
2015 | 21,3 | 18,9 |
2016 | 21,4 | 18,5 |
2017 | 21,5 | 19,0 |
2018 | 21,4 | 17,6 |
Naarmate meer paren kozen voor het geregistreerd partnerschap nam het aandeel dat eerder al een verbintenis had gehad af. Dat kwam vooral doordat het aantal mensen voor wie het partnerschap de eerste relatie was sterker toenam dan het aantal personen dat eerder gescheiden of verweduwd was. Omdat het aandeel gescheiden en verweduwde personen onder degenen die trouwden ongeveer gelijk bleef, werd het verschil tussen gehuwden en geregistreerde partners kleiner. De laatste jaren is het aandeel dat in een tweede of latere relatie zit zelfs wat kleiner onder geregistreerde partners dan onder gehuwden. Dit bevestigt het beeld dat het geregistreerd partnerschap in de loop van de jaren een volwaardige relatievorm is geworden, waar ook of vooral jonge paren voor kiezen die nog niet eerder getrouwd waren of een partnerschap hadden gesloten.
Eerste verbintenis: huwelijk (jaar) | Eerste verbintenis: partnerschap (jaar) | Tweede of latere verbintenis: huwelijk (jaar) | Tweede of latere verbintenis: partnerschap (jaar) | |
---|---|---|---|---|
1998 | 28,8 | 33,4 | 43,1 | 49,8 |
1999 | 29 | 34,3 | 43,1 | 50,9 |
2000 | 29,2 | 35,7 | 43,4 | 51,4 |
2001 | 29,3 | 34,6 | 43,8 | 50,4 |
2002 | 29,5 | 33,1 | 43,8 | 49,6 |
2003 | 29,8 | 32,4 | 44,2 | 48,5 |
2004 | 30 | 32,1 | 44,8 | 49 |
2005 | 30,2 | 32,1 | 45,4 | 49,1 |
2006 | 30,4 | 32,1 | 45,8 | 49 |
2007 | 30,5 | 32 | 46,2 | 50 |
2008 | 30,7 | 32 | 46,5 | 49,9 |
2009 | 30,7 | 32 | 47 | 50,3 |
2010 | 30,9 | 31,7 | 47,1 | 50,4 |
2011 | 31,1 | 32,0 | 47,8 | 50,4 |
2012 | 31,2 | 32,0 | 48,3 | 51 |
2013 | 31,2 | 32,1 | 48,5 | 51,7 |
2014 | 31,3 | 31,7 | 48,8 | 51,3 |
2015 | 31,6 | 31,6 | 49,2 | 50,9 |
2016 | 31,8 | 31,9 | 49,5 | 50,8 |
2017 | 32,2 | 32,1 | 50,0 | 51,2 |
2018 | 32,3 | 32,0 | 50,2 | 51,3 |
De hogere leeftijd van geregistreerde partners in de eerste jaren van het bestaan van de regeling heeft voor een deel te maken met het grotere aandeel gescheiden en verweduwde personen. Maar ook geregistreerde partners die voor het eerst een verbintenis slotenwaren ouder dan paren die voor een huwelijk kozen, ook als paren van gelijk geslacht buiten beschouwing worden gelaten. Heteroseksuele partners waren in de eerste jaren van het partnerschap gemiddeld genomen rond de 35 jaar, degenen die gingen trouwen ongeveer 29 jaar. Bij de groep die al een relatie achter de rug had waren geregistreerd partners ruim 50 jaar en degenen die gingen trouwen tussen de 43 en 44 jaar. Bij zowel geregistreerde partners met en zonder voorgaande relatie daalde de gemiddelde leeftijd tot 2003. Voor mensen in hun eerste relatie bleef de gemiddelde leeftijd daarna stabiel, op ongeveer 32 jaar. Voor mensen in een tweede of latere relatie steeg de gemiddelde leeftijdweer licht. De gemiddelde leeftijd bij het eerste huwelijk nam toe, waardoor ook de leeftijd bij een tweede relatie hoger werd. Inmiddels is het leeftijdsverschil tussen heteroseksuele geregistreerde partners en gehuwden die al een relatie achter de rug hebben teruggelopen tot ongeveer een jaar. Paren in hun eerste formele relatie die voor het partnerschap kiezen zijn bij de sluiting nu iets jonger dan degenen die trouwen.
4.3 Kinderen
In de eerste jaren na 1998 had een groter aandeel van degenen die voor een partnerschap kozen al kinderen op het moment van verbintenissluiting dan van degenen die gingen trouwen. Dit komt overeen met de eerdere bevindingen dat geregistreerde partners in eerste instantie gemiddeld genomen ouder waren en naar verhouding vaker een relatie achter de rug hadden. Van de paren van verschillend geslacht die een geregistreerd partnerschap sloten had in de eerste jaren rond de 45 procent op dat moment al een of meer kinderen. Onder degenen die gingen trouwen was dat ongeveer een kwart.
Dit verschil is in de loop van de jaren kleiner geworden en inmiddels is de groep die al kinderen heeft zelfs groter onder degenen die trouwen dan onder degenen die een partnerschap sluiten. Dat komt enerzijds doordat het aandeel geregistreerde partners metéén of meer kinderen daalde, tot ruim 35 procent in 2018. Daarnaast hadden mensen die trouwden steeds vaker al kinderen, inmiddels ruim 40 procent. Vanaf de jaren zeventig werd het steeds gewoner om aan kinderen te beginnen zonder gehuwd te zijn (Kiernan, 2001). Trouwen kon later eventueel alsnog. Het aandeel kinderen dat buiten een formele relatie wordt geboren is daardoor toegenomen. In 1998 werd 20 procent van de kinderen buiten een huwelijk of partnerschap geboren, in 2017 was dat al 43 procent (CBS, 2016a).
Huwelijk (%) | Partnerschap (%) | |
---|---|---|
1998 | 23,1 | 42,8 |
1999 | 24,6 | 47,5 |
2000 | 26 | 47,9 |
2001 | 26,6 | 48,4 |
2002 | 28,2 | 42,8 |
2003 | 29,6 | 41,5 |
2004 | 30,4 | 38,6 |
2005 | 32,3 | 38,6 |
2006 | 33,6 | 37,5 |
2007 | 34,8 | 38,3 |
2008 | 36,2 | 38,7 |
2009 | 36,3 | 39,1 |
2010 | 37 | 38,4 |
2011 | 37,9 | 38,9 |
2012 | 38,7 | 38,3 |
2013 | 37,6 | 39,3 |
2014 | 38 | 37,1 |
2015 | 39,8 | 36 |
2016 | 40,2 | 36,4 |
2017 | 41,4 | 37,3 |
2018 | 41,3 | 35,4 |
Om na te gaan of het bij degenen die trouwen vooral gaat om een stijging van paren die gezamenlijke kinderen hebben, is gekeken of de geboortedatum van het oudste kind van elk van beide partners gelijk is. Is dat het geval, dan is aangenomen dat het om een gezamenlijk kind gaat en dat ook eventuele latere kinderen binnen de relatie zijn geboren.Is de datum ongelijk, dan is aangenomen dat dit geen gezamenlijk kind is en dat minstens een van de partners een kind uit een andere relatie heeft. Bij de stellen die trouwen zijn tegenwoordig naar verhouding meer stellen met alleen gezamenlijke kinderen. In 2018 ging het om bijna 19 procent, vijftien jaar eerder was dat bijna de helft minder(11 procent). Het aandeel waarbij het oudste kind buiten de relatie was geboren schommelde door de jaren heen rond de 25 procent. Bij paren die een geregistreerd partnerschap sluiten is het aandeel met gezamenlijke kinderen ook gestegen, maar het aandeel met een niet-gezamenlijk oudste kind daalde. In 2018 had een wat kleiner deel wel een gezamenlijk oudste kind (ruim 18 procent) dan niet (22 procent). In 2002 had nog 38 procent minstens één kind van buiten de relatie en had 14 procent alleen kinderen samen.
Stellen van gelijk geslacht hebben minder vaak al kinderen. Rond de 15 procent heeft al kinderen bij het sluiten van de verbintenis, paren die trouwen wat vaker dan paren die een partnerschap sluiten. Hierin is ook weinig veranderd door de jaren heen.
4.4 Migratieachtergrond
Personen met een migratieachtergrond hebben naar verhouding minder vaak een voorkeur voor het partnerschap dan mensen met een Nederlandse achtergrond. Toch is de belangstelling voor het geregistreerd partnerschap ook bij paren met een migratieachtergrond groter geworden. In 1998 sloot 3 procent een partnerschap en geen huwelijk, in 2018 was dit al bijna 13 procent. Onder degenen met een Nederlandse achtergrond was de stijging groter, inmiddels prefereert bij hen 28 procent het partnerschap boven het huwelijk.
Nederlandse achtergrond (%) | Westerse migratieachtergrond (%) | Niet-westerse migratieachtergrond (%) | |
---|---|---|---|
1998 | 5,4 | 6,2 | 0,9 |
1999 | 3,7 | 4,6 | 1 |
2000 | 3,4 | 4,3 | 0,9 |
2001 | 2,8 | 3,2 | 0,6 |
2002 | 4,2 | 4,7 | 1,1 |
2003 | 6,2 | 5,7 | 1,8 |
2004 | 7,8 | 7,4 | 2,1 |
2005 | 8,8 | 8,4 | 2,8 |
2006 | 9,5 | 9,1 | 3,1 |
2007 | 10,1 | 8,9 | 3,2 |
2008 | 10,6 | 9,2 | 2,9 |
2009 | 12,1 | 10,2 | 3,5 |
2010 | 13,1 | 10,4 | 4,1 |
2011 | 14,1 | 11,5 | 4,9 |
2012 | 13,4 | 10,9 | 4,4 |
2013 | 15,1 | 11,3 | 5,1 |
2014 | 16,3 | 11,2 | 4,5 |
2015 | 19,7 | 13,4 | 5,7 |
2016 | 23 | 15,6 | 6,7 |
2017 | 25,8 | 17,4 | 7,7 |
2018 | 28,3 | 17,8 | 8,5 |
De belangstelling voor het geregistreerd partnerschap is niet in alle groepen even groot.Personen met een westerse achtergrond kozen vanaf het begin al vaker voor een partnerschap dan degenen met een niet-westerse achtergrond. Maar ook binnen deze groepen is er variatie. Personen met een Surinaamse of Antilliaans/Arubaanse achtergrond kiezen relatief vaak voor een partnerschap en bij hen is dit aandeel in de loop van de jaren gestegen. Bij personen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond is ook na twintig jaar het aandeel dat een partnerschap boven een huwelijk prefereert klein. In 2018 koos ongeveer 2 procent voor het partnerschap als formele verbintenis.
Over het algemeen heeft de tweede generatie een grotere belangstelling voor het geregistreerd partnerschap dan de eerste generatie, maar het verschil is klein. Bij beide is dit aandeel in de loop van de jaren wel toegenomen. Het lijkt er dus over het algemeen niet op dat het huwelijk vooral voor personen van de eerste generatie belangrijk is,bijvoorbeeld in verband met een gebrek aan buitenlandse erkenning van het partnerschap geregistreerd partnerschap dan de eerste generatie, maar het verschil is klein. Bij beide is dit aandeel in de loop van de jaren wel toegenomen. Het lijkt er dus over het algemeen niet op dat het huwelijk vooral voor personen van de eerste generatie belangrijk is,bijvoorbeeld in verband met een gebrek aan buitenlandse erkenning van het partnerschap of omdat het huwelijk in het land van herkomst cultureel gezien een belangrijkere rol speelt dan in Nederland. Ook dit verschilt echter per groep. Zo is er nauwelijks verschil tussen de eerste en tweede generatie bij partners met een Marokkaanse achtergrond. Bij degenen met een Antilliaans/Arubaanse achtergrond en bij partners met een westerse achtergrond, daarentegen, kiest een beduidend groter deel van de tweede generatie voor een partnerschap dan van de eerste generatie. In 2017/2018 prefereerde van de Antilliaanse/Arubaanse tweede generatie 24 procent het partnerschap boven het huwelijk, tegenover 10 procent van de eerste generatie. Bij de groep met een westerse achtergrond was dat bijna een kwart van de tweede en 12 procent van de eerste generatie. De groep met een tweede generatie Turkse achtergrond lijkt daarentegen juist minder vaak voor het partnerschap te kiezen dan de eerste generatie.
Eerste generatie (% van alle formele verbintenissen) | Tweede generatie (% van alle formele verbintenissen) | |
---|---|---|
Westers | 12,4 | 24,6 |
Surinaams | 15,6 | 18,1 |
Antilliaans/Arubaans | 9,8 | 24,3 |
Marokkaans | 1,3 | 1,7 |
Turks | 3,4 | 1,7 |
Overig niet-westers | 9,0 | 17,1 |
4.5 Regionale spreiding
In de eerste jaren werden naar verhouding meer partnerschappen gesloten in de vier grote steden dan daarbuiten. Van alle grootstedelingen die in 1998 een formele verbintenissloten, koos 6,6 procent voor het partnerschap, tegenover 4,7 procent van degenen die elders in Nederland woonden. Dit kwam vooral doordat het aantal paren van gelijkgeslacht, die toen nog niet konden trouwen, groter is in de vier grote steden. Na 2001 werd het verschil tussen grootstedelingen en niet-grootstedelingen kleiner. Wanneer alleen naar heteroseksuele stellen wordt gekeken, dan was er bij hen ook in de beginperiode weinig verschil. In beide gevallen koos rond de 1,5 procent voor het partnerschap.
Vier grote steden (% van alle formele verbintenissen) | Elders (% van alle formele verbintenissen) | |
---|---|---|
1998 | 6,6 | 4,7 |
1999 | 5,2 | 3,2 |
2000 | 4,7 | 2,9 |
2001 | 3,1 | 2,5 |
2002 | 4,5 | 3,8 |
2003 | 5,9 | 5,6 |
2004 | 6,8 | 7,1 |
2005 | 8,6 | 8 |
2006 | 8,6 | 8,9 |
2007 | 8,7 | 9,3 |
2008 | 8,2 | 9,8 |
2009 | 8,5 | 11,3 |
2010 | 9,8 | 12,1 |
2011 | 10,1 | 13,2 |
2012 | 9,2 | 12,6 |
2013 | 10,1 | 14 |
2014 | 10,2 | 15 |
2015 | 12 | 18,2 |
2016 | 14,9 | 21,1 |
2017 | 16,3 | 23,6 |
2018 | 18,7 | 25,5 |
Inmiddels is het partnerschap populairder buiten de vier grote steden dan daarbinnen. Inde loop van de jaren is het aandeel dat voor een partnerschap kiest sneller gestegen in de rest van Nederland dan in de grote steden. Vanaf 2007 liep dit verschil langzaam op. In 2018 had buiten de vier grote steden ruim een kwart een voorkeur voor het partnerschap tegenover bijna 19 procent van de grootstedelingen. Dit verschil komt volledig voor rekening van paren van verschillend geslacht.
Vier grote steden; paar gelijk geslacht (% van alle formele verbintenissen) | Elders; paar gelijk geslacht (% van alle formele verbintenissen) | Vier grote steden; paar verschillend geslacht (% van alle formele verbintenissen) | Elders: paar verschillend geslacht (% van alle formele verbintenissen) | |
---|---|---|---|---|
1998 | 1,8 | 1,8 | ||
1999 | 1,9 | 1,6 | ||
2000 | 1,7 | 1,5 | ||
2001 | 19,3 | 16,1 | 2,1 | 2 |
2002 | 22,1 | 20 | 3,6 | 3,4 |
2003 | 31,8 | 22,7 | 4,8 | 5,2 |
2004 | 29,5 | 29,6 | 5,9 | 6,7 |
2005 | 33,8 | 30,1 | 7,5 | 7,6 |
2006 | 32,3 | 29,1 | 7,6 | 8,4 |
2007 | 29,9 | 26,8 | 7,8 | 8,9 |
2008 | 28,8 | 25,8 | 7,3 | 9,5 |
2009 | 25,8 | 26,1 | 8 | 11,1 |
2010 | 30,9 | 25,2 | 9 | 11,8 |
2011 | 25,3 | 26,7 | 9,5 | 12,9 |
2012 | 28,5 | 24,1 | 8,5 | 12,3 |
2013 | 27 | 24,6 | 9,5 | 13,7 |
2014 | 25,8 | 23,9 | 9,6 | 14,8 |
2015 | 25,8 | 24 | 11,4 | 18 |
2016 | 29,1 | 30,8 | 14,2 | 20,9 |
2017 | 34,1 | 32,8 | 15,6 | 23,4 |
2018 | 31,3 | 30,4 | 18,2 | 25,4 |
Het verschil tussen de vier grote steden en de rest van Nederland heeft deels te maken met verschillen in samenstelling van de bevolking: leeftijd, het aandeel met een tweede of latere relatie, het aandeel paren van gelijk geslacht en het aandeel personen met een migratieachtergrond. Maar ook als met deze verschillen rekening wordt gehouden, kiesteen groter aandeel buiten de vier grote steden voor een partnerschap dan van de mensen die wel in deze steden wonen. Dat beeld wordt bevestigd als naar de spreiding over Nederland wordt gekeken. Het aandeel dat voor een partnerschap kiest, is vooral groot in het noorden en oosten van Nederland en niet zozeer in de stedelijke gebieden. In gemeenten waar het aandeel streng-gelovigen groot is en die in de zogenoemde biblebelt liggen, is het aandeel dat een partnerschap boven een huwelijk prefereert doorgaans het kleinst.Ook in Limburg lijkt er nog vaker een voorkeur te zijn voor trouwen.
Gemeentenaam | Aandeel partnerschappen 2017/2018 (%) |
---|---|
Appingedam | 41,5 |
Bedum | 36 |
TenBoer | 30 |
Delfzijl | 35,6 |
Groningen | 29,1 |
Grootegast | 26 |
Haren | 27,5 |
Leek | 29,4 |
Loppersum | 26,2 |
Marum | 27,8 |
Almere | 20,9 |
Stadskanaal | 28,3 |
Veendam | 20,7 |
Zeewolde | 27,4 |
Winsum | 29,5 |
Zuidhorn | 26,5 |
Dongeradeel | 42,3 |
Achtkarspelen | 36,8 |
Ameland | 31,6 |
Harlingen | 38,8 |
Heerenveen | 37,9 |
KollumerlandenNieuwkruisland | 39,1 |
Leeuwarden | 30,3 |
Ooststellingwerf | 33,1 |
Opsterland | 29,4 |
Schiermonnikoog | 16,7 |
Smallingerland | 28,9 |
Terschelling | 30,8 |
Vlieland | 25,9 |
Weststellingwerf | 33,4 |
Assen | 31,1 |
Coevorden | 29,2 |
Emmen | 26,1 |
Hoogeveen | 29,1 |
Meppel | 35,8 |
Almelo | 19,1 |
Borne | 27,8 |
Dalfsen | 35,4 |
Deventer | 31,1 |
Enschede | 17,9 |
Haaksbergen | 21,1 |
Hardenberg | 29,3 |
Hellendoorn | 38,6 |
Hengelo | 22,1 |
Kampen | 27 |
Losser | 27 |
Noordoostpolder | 26 |
Oldenzaal | 25,4 |
Ommen | 33,8 |
Raalte | 48,3 |
Staphorst | 8,3 |
Tubbergen | 26,9 |
Urk | 0,6 |
Wierden | 28,7 |
Zwolle | 25,8 |
Aalten | 37,5 |
Apeldoorn | 30 |
Arnhem | 23,8 |
Barneveld | 13,5 |
Beuningen | 27 |
Brummen | 37,8 |
Buren | 20,8 |
Culemborg | 20,4 |
Doesburg | 26,9 |
Doetinchem | 31,3 |
Druten | 33,2 |
Duiven | 37 |
Ede | 18,2 |
Elburg | 19,1 |
Epe | 38,1 |
Ermelo | 15,5 |
Geldermalsen | 18,4 |
Harderwijk | 24 |
Hattem | 28,4 |
Heerde | 39,6 |
Heumen | 23,1 |
Lochem | 36,9 |
Maasdriel | 25,4 |
Nijkerk | 19,4 |
Nijmegen | 24,1 |
Oldebroek | 23,7 |
Putten | 16,1 |
Renkum | 21,8 |
Rheden | 28,1 |
Rozendaal | 47,4 |
Scherpenzeel | 14,8 |
Tiel | 21,8 |
Voorst | 34,7 |
Wageningen | 22,2 |
Westervoort | 29,4 |
Winterswijk | 43,3 |
Wijchen | 29,9 |
Zaltbommel | 15,4 |
Zevenaar | 34,2 |
Zutphen | 32,1 |
Nunspeet | 15,7 |
Dronten | 21,1 |
Neerijnen | 21 |
Amersfoort | 23,7 |
Baarn | 24,4 |
DeBilt | 26,7 |
Bunnik | 23,3 |
Bunschoten | 12,7 |
Eemnes | 24,8 |
Houten | 28 |
Leusden | 33,2 |
Lopik | 17,5 |
Montfoort | 30,6 |
Renswoude | 10 |
Rhenen | 21,9 |
Soest | 21 |
Utrecht | 18,2 |
Veenendaal | 17,8 |
Woudenberg | 20,7 |
WijkbijDuurstede | 35,4 |
IJsselstein | 28,5 |
Zeist | 16,9 |
Nieuwegein | 21,1 |
Aalsmeer | 26,3 |
Alkmaar | 28,8 |
Amstelveen | 16,1 |
Amsterdam | 19,2 |
Beemster | 21,9 |
Bergen(NH.) | 32,5 |
Beverwijk | 23,5 |
Blaricum | 16,8 |
Bloemendaal | 14,7 |
Castricum | 33,8 |
Diemen | 22 |
Edam-Volendam | 24,5 |
Enkhuizen | 29,9 |
Haarlem | 18,1 |
HaarlemmerliedeenSpaarnwoude | 11,1 |
Haarlemmermeer | 21 |
Heemskerk | 30,2 |
Heemstede | 17,6 |
Heerhugowaard | 25 |
Heiloo | 34,7 |
DenHelder | 36,5 |
Hilversum | 22,9 |
Hoorn | 27,6 |
Huizen | 22,5 |
Landsmeer | 27,8 |
Langedijk | 28,8 |
Laren | 13,9 |
Medemblik | 30,6 |
Oostzaan | 29,1 |
Opmeer | 37,5 |
Ouder-Amstel | 18,2 |
Purmerend | 26,6 |
Schagen | 34,7 |
Texel | 29,4 |
Uitgeest | 30,7 |
Uithoorn | 23,3 |
Velsen | 22,2 |
Weesp | 27,2 |
Zandvoort | 20 |
Zaanstad | 23,1 |
Alblasserdam | 20,5 |
AlphenaandenRijn | 21,8 |
Barendrecht | 19,5 |
Drechterland | 33 |
Brielle | 31,8 |
CapelleaandenIJssel | 16,7 |
Delft | 20,2 |
Dordrecht | 22,1 |
Gorinchem | 18,4 |
Gouda | 19,6 |
's-Gravenhage | 13,3 |
Hardinxveld-Giessendam | 11,8 |
Hellevoetsluis | 28,7 |
Hendrik-Ido-Ambacht | 26,3 |
StedeBroec | 32,3 |
Hillegom | 16,8 |
Katwijk | 18,7 |
KrimpenaandenIJssel | 16,9 |
Leerdam | 14,8 |
Leiden | 17,2 |
Leiderdorp | 24,3 |
Lisse | 22,5 |
Maassluis | 26,3 |
Nieuwkoop | 28,3 |
Noordwijk | 24,7 |
Noordwijkerhout | 34,4 |
Oegstgeest | 19,5 |
Oud-Beijerland | 22,7 |
Binnenmaas | 24,2 |
Korendijk | 19,8 |
Oudewater | 32,3 |
Papendrecht | 24,7 |
Ridderkerk | 24,1 |
Rotterdam | 17,7 |
Rijswijk | 22,4 |
Schiedam | 18,7 |
Sliedrecht | 12 |
Cromstrijen | 27,7 |
Albrandswaard | 28,1 |
Westvoorne | 27,9 |
Strijen | 31,2 |
Vianen | 23,6 |
Vlaardingen | 25,4 |
Voorschoten | 21,5 |
Waddinxveen | 19,7 |
Wassenaar | 14,1 |
Woerden | 21 |
Zoetermeer | 20,4 |
Zoeterwoude | 25,3 |
Zwijndrecht | 20,7 |
Borsele | 23,3 |
Goes | 28,2 |
WestMaasenWaal | 27,6 |
Hulst | 24,3 |
Kapelle | 23,6 |
Middelburg | 26 |
Giessenlanden | 17,1 |
Reimerswaal | 11,4 |
Zederik | 13,1 |
Terneuzen | 22,6 |
Tholen | 16 |
Veere | 21,5 |
Vlissingen | 22,8 |
Lingewaal | 24,7 |
DeRondeVenen | 22,7 |
Tytsjerksteradiel | 36,6 |
Aalburg | 16,1 |
Asten | 26,1 |
Baarle-Nassau | 22,9 |
BergenopZoom | 26,7 |
Best | 26,7 |
Boekel | 42,2 |
Boxmeer | 33 |
Boxtel | 25,5 |
Breda | 23,4 |
Deurne | 25,3 |
Pekela | 22,6 |
Dongen | 28,4 |
Eersel | 26,9 |
Eindhoven | 15,8 |
Etten-Leur | 18,5 |
Geertruidenberg | 26,3 |
GilzeenRijen | 27,4 |
Goirle | 26,1 |
Grave | 31,3 |
Haaren | 25,7 |
Helmond | 17,5 |
's-Hertogenbosch | 21,5 |
Heusden | 22,4 |
Hilvarenbeek | 29,7 |
LoonopZand | 31,1 |
MillenSintHubert | 30,2 |
Nuenen,GerwenenNederwetten | 27,7 |
Oirschot | 19,9 |
Oisterwijk | 22,4 |
Oosterhout | 23,5 |
Oss | 19,3 |
Rucphen | 26,1 |
Sint-Michielsgestel | 30,5 |
Someren | 20,4 |
SonenBreugel | 27,9 |
Steenbergen | 34,6 |
Waterland | 28,6 |
Tilburg | 21,1 |
Uden | 26,8 |
Valkenswaard | 25,1 |
Veldhoven | 26,4 |
Vught | 14,8 |
Waalre | 19,6 |
Waalwijk | 26 |
Werkendam | 8,8 |
Woensdrecht | 22,8 |
Woudrichem | 17,9 |
Zundert | 30,8 |
Wormerland | 34,6 |
Onderbanken | 19,1 |
Landgraaf | 27,8 |
Beek | 25,4 |
Beesel | 26,6 |
Bergen(L.) | 29 |
Brunssum | 22 |
Gennep | 27,9 |
Heerlen | 20,1 |
Kerkrade | 19,7 |
Maastricht | 14,6 |
Meerssen | 16,4 |
MookenMiddelaar | 24,7 |
Nederweert | 21,3 |
Nuth | 18,3 |
Roermond | 17,1 |
Schinnen | 26,2 |
Simpelveld | 25 |
Stein | 26,7 |
Vaals | 14 |
Venlo | 28,7 |
Venray | 29,9 |
Voerendaal | 21 |
Weert | 18,9 |
ValkenburgaandeGeul | 10,3 |
Lelystad | 13,7 |
HorstaandeMaas | 36,7 |
OudeIJsselstreek | 31,3 |
Teylingen | 25,7 |
UtrechtseHeuvelrug | 21,8 |
OostGelre | 40,3 |
Koggenland | 29,5 |
Lansingerland | 19,2 |
Leudal | 29,1 |
Maasgouw | 23,9 |
Eemsmond | 32,8 |
Gemert-Bakel | 31 |
Halderberge | 22,2 |
Heeze-Leende | 22,4 |
Laarbeek | 27,7 |
DeMarne | 31,1 |
Reusel-DeMierden | 28,5 |
Roerdalen | 23,3 |
Roosendaal | 22,3 |
Schouwen-Duiveland | 25,3 |
AaenHunze | 38,3 |
Borger-Odoorn | 28,9 |
Cuijk | 25,8 |
Landerd | 23,6 |
DeWolden | 29,4 |
Noord-Beveland | 29,1 |
Wijdemeren | 22,9 |
Noordenveld | 28,3 |
Twenterand | 24,1 |
Westerveld | 28,1 |
SintAnthonis | 34,5 |
Lingewaard | 30,7 |
Cranendonck | 16,7 |
Steenwijkerland | 31,7 |
Moerdijk | 26,7 |
Echt-Susteren | 21,7 |
Sluis | 21,6 |
Drimmelen | 26,8 |
Bernheze | 25,4 |
Ferwerderadiel | 41,6 |
Alphen-Chaam | 17,6 |
Bergeijk | 29,7 |
Bladel | 32,6 |
Gulpen-Wittem | 17,4 |
Tynaarlo | 29,8 |
Midden-Drenthe | 36,1 |
Overbetuwe | 29,1 |
HofvanTwente | 33,3 |
Neder-Betuwe | 9,4 |
Rijssen-Holten | 22,1 |
Geldrop-Mierlo | 15,3 |
Olst-Wijhe | 46,6 |
Dinkelland | 30,2 |
Westland | 26,3 |
Midden-Delfland | 24,4 |
Berkelland | 42 |
Bronckhorst | 36,9 |
Sittard-Geleen | 17,8 |
KaagenBraassem | 35,2 |
Dantumadiel | 45,2 |
Zuidplas | 23,3 |
PeelenMaas | 23,6 |
Oldambt | 36,9 |
Zwartewaterland | 20,8 |
S�dwest-Frysl�n | 37,1 |
Bodegraven-Reeuwijk | 18,9 |
Eijsden-Margraten | 21,2 |
StichtseVecht | 20,2 |
HollandsKroon | 28,7 |
Leidschendam-Voorburg | 20,9 |
Goeree-Overflakkee | 22,6 |
Pijnacker-Nootdorp | 24,3 |
Molenwaard | 8,8 |
Nissewaard | 24,2 |
Krimpenerwaard | 26,2 |
DeFryskeMarren | 37,1 |
GooiseMeren | 21,8 |
BergenDal | 37 |
Meierijstad | 24,3 |
Waadhoeke | 41,2 |
Westerwolde | 28,9 |
Midden-Groningen | 30,2 |
Montferland | 35,7 |