Ongelijkheid in inkomen en vermogen

Technische toelichting

De gegevens voor dit artikel komen uit het Integraal Inkomens- en Vermogensonderzoek van het CBS (CBS, 2019c).

Primair inkomen: de beloning voor arbeid en vermogen

Het primaire inkomen van huishoudens bestaat uit de beloning voor het beschikbaar stellen van hun arbeid en kapitaal. Inkomen uit arbeid betreft het brutoloon van werknemers. Inkomen uit vermogen bestaat onder meer uit rente over spaartegoeden,dividenden en opbrengsten uit onroerend goed (waaronder de eigen woning). Betaalde rente (waaronder de hypotheekrente) wordt in mindering gebracht: per saldo kan het inkomen uit vermogen hierdoor negatief uitvallen. Het inkomen uit eigen onderneming vormt de beloning van zelfstandigen voor de inzet van hun arbeid en ondernemingsvermogen.

Besteedbaar inkomen: het inkomen na herverdeling

Huishoudens verzekeren zich tegen het verlies aan inkomen wegens werkloosheid,ziekte- en arbeidsongeschiktheid, ouderdom en het overlijden van een partner. Het gaat hier enerzijds om verplichte werknemers- en volksverzekeringen, anderzijds om(aanvullende) particuliere verzekeringen. De uitkeringen worden bij het inkomen geteld,terwijl de betaalde premies in mindering worden gebracht.

Uitkeringen sociale voorzieningen, waartoe onder meer de bijstandsuitkering behoort,vormen het financiële vangnet voor huishoudens waarvoor het primaire inkomen en de uitkeringen inkomensverzekering ontbreken of onvoldoende zijn. Tot de uitkeringen sociale voorzieningen, die uit de algemene middelen worden gefinancierd, behoren ook de kinderbijslag (waarvoor geen inkomenstoets geldt) en het inkomensafhankelijke kindgebonden budget.

Huishoudens met een lager inkomen hebben ook recht op tegemoetkomingen die gebonden zijn aan bepaalde bestedingen zoals de huur en studiekosten. Inkomensoverdrachten betreffen met name de partneralimentatie die door het ene huishouden ontvangen en door het andere betaald wordt.

Het bruto-inkomen bestaat uit het primaire inkomen en het ontvangen, herverdeelde inkomen. Het bruto-inkomen van alle huishoudens tezamen is geflatteerd, doordat het zowel de uitkeringen als de premies inkomensverzekeringen (die in het brutoloon verdisconteerd zijn) omvat. Om te komen tot het besteedbare inkomen worden deze premies, de belastingen op inkomen en vermogen en de betaalde inkomensoverdrachten op het bruto-inkomen in mindering gebracht.

Premies ziektekostenverzekeringen zijn verplicht en deels inkomensafhankelijk. Daarom worden zij niet als een (vrije) besteding gezien, maar eveneens in mindering gebracht op het inkomen.

Standaardisatie van inkomen

Om het inkomen van huishoudens van verschillende grootte en samenstelling vergelijkbaar te maken, wordt het inkomen gestandaardiseerd. Dit gebeurt door het huishoudensinkomen te delen door een factor die uitdrukt hoe groot het schaalvoordeel is bij het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. Hierbij is het eenpersoonshuishouden als norm gekozen. Voor deze huishoudens is de factor gelijk aan 1. Er wordt voor elke extra volwassene 0,19 tot 0,37 en voor elk extra minderjarig kind 0,15 tot 0,33 aan deze factor toegevoegd. Voor een echtpaar zonder kinderen bedraagt de factor bijvoorbeeld 1,37. Een alleenstaande met een besteedbaar inkomen van 10 duizend euro en een echtpaar met een besteedbaar inkomen van 13,7 duizend euro bevinden zich dus op een even hoogwelvaartsniveau. De factoren waarmee het CBS inkomens standaardiseert, zijn op empirische wijze vastgesteld. Dit is voor het laatst gebeurd op basis van gegevens van het Budgetonderzoek voor de jaren 1995–2000 (CBS, 2004).

Vermogen

Het vermogen is opgebouwd uit het saldo van bezittingen en schulden. De bezittingen omvatten bank- en spaartegoeden, effecten, eigen woning en ander onroerend goed,ondernemingsvermogen, aanmerkelijk belang en overige bezittingen. De schulden bestaan uit de hypotheekschuld eigen woning, studieschulden en overige schulden. De hypotheekschuld betreft de stand van de schuld waarover rente is verschuldigd.Opgebouwde tegoeden voor de aflossing van de hypotheek via spaar- en beleggingshypotheken kunnen niet worden waargenomen en zijn daarom niet in mindering gebracht. Pensioenaanspraken worden niet tot het vermogen gerekend.