1. Inleiding
De ongelijkheidsdiscussie focust vooral op het inkomen en vermogen van de rijken.Ongelijkheid in welvaart tussen huishoudens is echter meer dan het monitoren van alleen topinkomens en -vermogens of het vergelijken van de boven- en onderkant van de welvaartsladder. Ook de welvaartspositie van alle tussenliggende huishoudens moet hierbij betrokken worden. In dit artikel staan de ongelijkheid in inkomen en vermogen van alle huishoudens in Nederland centraal. Maatstaf voor de inkomens- en vermogensongelijkheid is daarbij de genormaliseerde Gini-coëfficiënt. Deze maatstaf is gepubliceerd ruim een eeuw nadat Corrado Gini in 1912 zijn inmiddels alom gebruikte Gini-coëfficiënt introduceerde. De genormaliseerde Gini-coëfficiënt baseert zich niet alleen op het inkomen/vermogen van de hele populatie. Ook houdt normalisatie, anders dan in de traditionele Gini-coëfficiënt, rekening met (veel) negatieve waarden in een verdeling (zie Bos, Van den Brakel en Otten, 2018). Op een schaal van 0 tot 1 geeft de genormaliseerde Gini-coëfficiënt weer hoe groot de ongelijkheid is, waarbij 0 staat voor volkomen gelijke huishoudens (iedereen heeft evenveel) en 1 voor volkomen ongelijke (één huishouden heeft alles).
De ongelijkheidsdiscussie focust vooral op het inkomen en vermogen van de rijken.Ongelijkheid in welvaart tussen huishoudens is echter meer dan het monitoren van alleen topinkomens en -vermogens of het vergelijken van de boven- en onderkant van de welvaartsladder. Ook de welvaartspositie van alle tussenliggende huishoudens moet hierbij betrokken worden. In dit artikel staan de ongelijkheid in inkomen en vermogen van alle huishoudens in Nederland centraal. Maatstaf voor de inkomens- en vermogensongelijkheid is daarbij de genormaliseerde Gini-coëfficiënt. Deze maatstaf is gepubliceerd ruim een eeuw nadat Corrado Gini in 1912 zijn inmiddels alom gebruikte Gini-coëfficiënt introduceerde. De genormaliseerde Gini-coëfficiënt baseert zich niet alleen op het inkomen/vermogen van de hele populatie. Ook houdt normalisatie, anders dan in de traditionele Gini-coëfficiënt, rekening met (veel) negatieve waarden in een verdeling (zie Bos, Van den Brakel en Otten, 2018). Op een schaal van 0 tot 1 geeft de genormaliseerde Gini-coëfficiënt weer hoe groot de ongelijkheid is, waarbij 0 staat voor volkomen gelijke huishoudens (iedereen heeft evenveel) en 1 voor volkomen ongelijke (één huishouden heeft alles).