Uitstroom zorg en welzijn is klein, wel veel wisselingen binnen bedrijfstak

2. Uitstroom: waar gaan werknemers naartoe?

Van de werknemers die de bedrijfstak zorg en welzijn verlaten is na te gaan wat ze daarna gaan doen. Het gaat dus om werknemers die:

  • in een andere bedrijfstak gaan werken;
  • met pensioen gaan;
  • gaan werken als zelfstandige (binnen of buiten zorg en welzijn);
  • een uitkering krijgen (bijvoorbeeld een bijstands-, arbeidsongeschiktheids- en/of werkloosheidsuitkering);
  • om een andere reden stoppen met werken.

Degenen die binnen de bedrijfstak zorg en welzijn in een andere branche gaan werken zijn niet meegeteld.

In het derde kwartaal van 2023 verlieten 151 duizend werknemers de bedrijfstak zorg en welzijn. De grootste groep (62 duizend) vertrok naar een andere bedrijfstak, dat is 41 procent van de uitstroom en 4,3 procent van het totaal van de werknemers in zorg en welzijn.

Een overstap naar een andere bedrijfstak betekent niet altijd dat de nieuwe functie niets meer te maken heeft met zorg of welzijn: zorgprofessionals kunnen opleidingen in zorg en welzijn verzorgen in de bedrijfstak onderwijs, en specialistische kennis van zorg en welzijn wordt ook ingezet bij zorgverzekeraars (die behoren tot de bedrijfstak van de financiële instellingen) en gemeenten (openbaar bestuur en overheidsdiensten).

De uitstroom naar pensionering speelt een veel kleinere rol. In het derde kwartaal van 2023 gingen 20 duizend werknemers met pensioen (13 procent). Daarnaast waren er ook 19 duizend werknemers die na hun vertrek een uitkering kregen anders dan pensioen, bijvoorbeeld een bijstands-, arbeidsongeschiktheid en/of werkloosheidsuitkering (12 procent). De rest van de uitstroom (50 duizend werknemers) is toe te schrijven aan de werknemers die als zelfstandige gingen werken (al dan niet binnen zorg en welzijn) of stopten met werken om een andere reden dan pensionering of een andere uitkering (33 procent). Het aantal werknemers dat ging werken als zelfstandige is (nog) niet bekend voor het derde kwartaal van 2023. De afgelopen twee jaar lag dit aantal altijd lager dan 17 duizend per jaar.

Jongeren stromen vaker uit

Om de verschillende redenen van de uitstroom goed te begrijpen, is apart gekeken naar de uitstroom van werknemers van 25 jaar en ouder die al een langere loopbaan gehad kunnen hebben, en naar de uitstroom van werknemers jonger dan 25 jaar, die net een start gemaakt hebben op de arbeidsmarkt.

Het grootste deel van de werknemers in zorg en welzijn, bijna 87 procent, is 25 jaar of ouder. Dat komt neer op bijna 1,3 miljoen werknemers. In het derde kwartaal van 2023 was de uitstroom uit zorg en welzijn van deze groep ruim 9 procent. Ruim een derde daarvan ging aan het werk in een andere bedrijfstak. Zij kwamen vooral terecht bij de overheid, uitzendbureaus, handel overig (niet bij supermarkten of warenhuizen), onderwijs en de specialistische zakelijke dienstverlening. Dit zijn zowel werknemers met als zonder een diploma in zorg en welzijn.

Uitstroom uit zorg en welzijn naar andere bedrijfstakken, 3e kwartaal 2023
 25 jaar en ouder (% t.o.v. het aantal werknemers een jaar eerder)Jonger dan 25 jaar (% t.o.v. het aantal werknemers een jaar eerder)
Openbaar bestuur
en overheidsdiensten
0,530,3
Arbeidsbemiddeling,
uitzendbureaus en
personeelsbeheer
0,521,5
Handel: Overig0,381,49
Onderwijs: Primair
en speciaal onderwijs
0,320,38
Specialistische
zakelijke diensten
0,320,37
Onderwijs: Overig0,260,25
Overig0,170,4
Industrie0,150,24
Overige
dienstverlening
0,150,18
Horeca0,141,48
Onderwijs: Voortgezet
onderwijs
0,110,1
Cultuur, sport
en recreatie
0,10,4
Informatie en
communicatie
0,10,15
Financiële
dienstverlening
0,10,07
Vervoer en opslag0,080,19
Handel: Supermarkten0,061,19
Bouwnijverheid0,060,1
Verhuur en handel
van onroerend goed
0,060,06
Landbouw,
bosbouw en
visserij
0,030,09
Handel: Warenhuizen0,010,13
Energievoorziening0,010,01
Waterbedrijven
en afvalbeheer
0,010,01
Delfstoffenwinning00

De overige 13 procent van de werknemers in zorg en welzijn is jonger dan 25 jaar; dit zijn ruim 191 duizend werknemers die nog aan het begin staan van hun loopbaan. De uitstroom in deze groep is naar verhouding veel groter, namelijk 20 procent in het derde kwartaal van 2023. Iets minder dan de helft hiervan ging werken in een andere bedrijfstak. Dat zijn duidelijk andere bedrijfstakken dan die waarin de 25-plussers terechtkomen. De jongeren stappen bijvoorbeeld over naar de handel (vooral supermarkten en overig), en naar de horeca en uitzendbureaus. Het zijn bedrijfstakken waar in het algemeen naar verhouding veel jongeren werken. Het gaat ook vaker om bijbanen in combinatie met het volgen van een opleiding. Op grond van de informatie die het CBS voor dit artikel heeft gebruikt, is niet na te gaan of de baan in zorg en welzijn aansloot op een opleiding met een diploma in zorg en welzijn.

Uitstroom pasgediplomeerden onder gemiddelde

Wel is na te gaan hoe het verloop is van pasgediplomeerden. Daaruit blijkt dat de uitstroom van starters met een zorg- en welzijnsdiploma niet groot is. Zo is gekeken naar de uitstroom twee jaar na de start van de eerste baan in zorg en welzijn. Van de gediplomeerden is dan 18 procent uitgestroomd uit de bedrijfstak. Dat is minder dan het gemiddelde van 11 procent per jaar van alle werknemers in zorg en welzijn.

Voor mbo- en hbo-verpleegkundigen en verzorgenden individuele gezondheidszorg (ig) is de uitstroom na twee jaar nog kleiner met respectievelijk 9, 9 en 12 procent. Voor pedagogiek en divers sociaal werk is de uitstroom na twee jaar wat groter, met respectievelijk 22 en 19 procent, maar nog altijd vergelijkbaar met het gemiddelde van alle werknemers in zorg en welzijn.

Uitstroom pasgediplomeerden 2019/'20 na twee jaar
 Opleiding (voltijd)Uitstroom gediplomeerden na twee jaar (% t.o.v. het aantal gestarte werknemers in zorg en welzijn (incl. kinderopvang))
Totaal opleidingen
zorg en welzijn
18
MboVerpleegkunde 9
MboVerzorgende ig12
MboMaatschappelijke zorg16
MboPedagogisch werk22
HboVerpleegkunde9
HboSociaal werk, Pedagogiek, Sociaal
Pedagogische Hulpverlening, Culterele
en Maatschappelijke Vorming,
Maatschappelijk Werk en Dienstverlening
19

Werknemers met cliëntgebonden beroepen blijven vaker in zorg en welzijn

In de cijfers over werknemers in zorg en welzijn is ook een onderscheid te maken tussen degenen die daadwerkelijk zorg verlenen en welzijnswerk doen, zoals verpleegkundigen, artsen en sociaal werkers (cliëntgebonden beroepen), en degenen die ondersteunende diensten verlenen, zoals managers, receptionisten en laboranten (niet-cliëntgebonden beroepen).

Uit resultaten van de AZW Werknemersenquête (WNE) blijkt dat tussen mei 2022 en mei 2023 van de werknemers met een cliëntgebonden beroep 80 procent bij dezelfde werkgever is gebleven. Van de werknemers die geen cliëntgebonden beroep hebben, was dat bijna 83 procent. Tussen deze groepen is er dus geen groot verschil in het aandeel werknemers dat van baan wisselt.

Bij de cliëntgebonden werknemers die veranderden van baan tussen mei 2022 en mei 2023 bleef 61 procent binnen zorg en welzijn, ging 14 procent werken in een baan buiten de bedrijfstak, en kwam 25 procent niet meer voor in de registratie van werknemers (overige uitstroom). Bij de niet-cliëntgebonden werknemers die wisselden ging het om respectievelijk 42 procent (binnen de zorg), 29 procent (buiten de zorg) en 29 procent (overige uitstroom). Werknemers met een niet-cliëntgebonden beroep stromen bij een baanwissel dus vaker de bedrijfstak uit, en werknemers met een cliëntgebonden beroep blijven bij een baanwissel vaker binnen de bedrijfstak zorg en welzijn.

Uitstroom* naar andere werkgever, mei 2023, % t.o.v. een jaar eerder
BeroepBinnen zorg en welzijnNaar andere bedrijfstakOverig
Totaal57,316,726,0
Cliëntgebonden61,013,825,2
Niet-cliëntgebonden42,128,629,3
* exclusief onbekenden