Uitstroom zorg en welzijn is klein, wel veel wisselingen binnen bedrijfstak

1. In- en uitstroom zorg en welzijn

In het najaar van 2016 was de instroom van werknemers in zorg en welzijn gelijk aan de uitstroom. Dat betekende het einde van een periode – tijdens de economische crisis van de jaren tien – waarin meer werknemers de bedrijfstak verlieten dan er binnenkwamen. Sindsdien neemt het aantal werknemers in zorg en welzijn elk kwartaal toe. Aan de gestage stijging van de instroom kwam een einde aan het begin van de coronapandemie in 2020. Na de pandemie kwam de instroom weer ongeveer op hetzelfde niveau als daarvoor, en deze steeg vervolgens verder.

In- en uitstroom werknemers zorg en welzijn1)
JaarKwartaalSaldo (t.o.v. een jaar eerder, x 1 000)Instroom (t.o.v. een jaar eerder, x 1 000)Uitstroom (t.o.v. een jaar eerder, x 1 000)
20101e kwartaal72,5180,8108,3
20102e kwartaal74,3179,7105,4
20103e kwartaal67,4181113,6
20104e kwartaal54,2168,9114,7
20111e kwartaal36,3152115,7
20112e kwartaal31,9148,1116,2
20113e kwartaal30,7153,9123,2
20114e kwartaal28,6149,7121,1
20121e kwartaal17,1142,8125,6
20122e kwartaal9,1137,1127,9
20123e kwartaal6,3139,3132,9
20124e kwartaal3,5133,4129,9
20131e kwartaal-4,7130,1134,8
20132e kwartaal-22,5117,9140,5
20133e kwartaal-24,5121,2145,7
20134e kwartaal-27,8115,5143,3
20141e kwartaal-34,4111,2145,5
20142e kwartaal-30,8104,2135
20143e kwartaal-31,4109,5140,9
20144e kwartaal-28,3110,9139,2
20151e kwartaal-25,3121,7147
20152e kwartaal-20,7119,5140,2
20153e kwartaal-18,7126,1144,8
20154e kwartaal-16,2123,7139,9
20161e kwartaal-20122,6142,5
20162e kwartaal-4125,1129,1
20163e kwartaal-2,4127,9130,3
20164e kwartaal5,9130,6124,7
20171e kwartaal27,9145,3117,4
20172e kwartaal23,2139,5116,3
20173e kwartaal26,2144,2118
20174e kwartaal28,6146,6118
20181e kwartaal30,9148,6117,7
20182e kwartaal33,5149,4115,8
20183e kwartaal37,7156,7119
20184e kwartaal39,5158,8119,3
20191e kwartaal48,1166,5118,4
20192e kwartaal51,8167,4115,6
20193e kwartaal50,1170,5120,4
20194e kwartaal51,4170118,6
20201e kwartaal42,2167124,8
20202e kwartaal29,2155,6126,3
20203e kwartaal36,6161,6125
20204e kwartaal41,8163,6121,8
20211e kwartaal41163,7122,7
20212e kwartaal50,4169,1118,6
20213e kwartaal30,2161,1131
20214e kwartaal24,2162,1137,9
20221e kwartaal26169,6143,6
20222e kwartaal20169,7149,8
20223e kwartaal18,2171,4153,3
20224e kwartaal19,7174,7155
20231e kwartaal20,4175,9155,4
20232e kwartaal23,6175,3151,7
20233e kwartaal21,5172,8151,3
1)inclusief kinderopvang

Tegenover de stijgende instroom stond vanaf 2017 een redelijk stabiele uitstroom. Dat veranderde vanaf het derde kwartaal van 2021, toen het aantal uitstromers snel groter werd. De uitstroom ligt al sinds halverwege 2022 op het hoogste niveau sinds de start van de meting in 2010. Maar het aantal werknemers in zorg en welzijn bleef toenemen, al ging dat minder snel dan in de jaren daarvoor. Uit de voorlopige resultaten van de meest recente meting, van het vierde kwartaal van 2023, blijkt dat dit beeld niet is veranderd.

Uitstroom lager dan in andere bedrijfstakken

Zoals al eerder opgemerkt, ligt de uitstroom uit zorg en welzijn de laatste twee jaar op het hoogste niveau sinds het begin van de metingen, maar nog steeds is de uitstroom uit deze bedrijfstak laag ten opzichte van de uitstroom uit andere bedrijfstakken.

In het derde kwartaal van 2023 was de gemiddelde uitstroom voor alle bedrijfstakken bijna 20 procent; dit betekent dat 20 procent van de werknemers die in het derde kwartaal van 2022 in een bepaalde bedrijfstak werkten daar in het derde kwartaal van 2023 niet meer werken. De uitstroom uit de bedrijfstak zorg en welzijn (inclusief kinderopvang) was met bijna 11 procent ongeveer de helft van dat gemiddelde.

Als zorg en welzijn wordt uitgesplitst naar kinderopvang en overige branches, blijkt dat de uitstroom in de kinderopvang ruim 13 procent was; in de overige branches samen bedroeg de uitstroom zo’n 11 procent.

De bedrijfstak zorg en welzijn heeft samen met het openbaar bestuur en het onderwijs de laagste uitstroom van alle bedrijfstakken. De bedrijfstakken verhuur en overige zakelijke diensten (inclusief uitzendbureaus) en horeca hebben de grootste uitstroom.

Jongere werknemers wisselen vaker van baan. Dat er minder mensen uitstromen uit zorg en welzijn zou kunnen komen doordat er meer oudere werknemers zijn in zorg en welzijn. Daarom is gekeken naar de uitstroom van de groep 25- tot 35-jarigen.

Ook bij 25- tot 35-jarigen is de uitstroom uit zorg en welzijn een van de laagste van alle bedrijfstakken. De verschillen tussen de bedrijfstakken worden dus niet alleen veroorzaakt door verschillen in leeftijden van werknemers tussen de bedrijfstakken.

Uitstroom per bedrijfstak, 3e kwartaal 2023
 Uitstroom werknemers (alle leeftijden) (% t.o.v. het aantal werknemers een jaar eerder)Uitstroom werknemers (25 tot 35 jaar) (% t.o.v. het aantal werknemers een jaar eerder)
Verhuur en overige
zakelijke diensten
40,544,3
Horeca34,733
Cultuur sport
en recreatie
27,928,9
Landbouw, bosbouw
en visserij
2626,5
Handel22,821,6
Overige
dienstverlening
22,726,4
Specialistische
zakelijke diensten
20,322,6
Totaal alle sectoren 19,621,2
Informatie en
communicatie
18,820,6
Verhuur en handel
van onroerend goed
17,121,5
Vervoer en opslag1619,1
Energievoorziening15,217,5
Waterbedrijven
en afvalbeheer
14,418,1
Bouwnijverheid13,816,5
Financiële
dienstverlening
13,716,5
Delfstoffenwinning13,416,5
Industrie13,415,3
Onderwijs11,912,5
Gezondheids- en
welzijnszorg
(incl. kinderopvang)
10,410,7
Openbaar bestuur
en overheidsdiensten
7,26,5