ODiN 2023 Noordvleugel

1. Inleiding

In deze rapportage staan de belangrijkste resultaten van het onderzoek Onderweg in Nederland 2023 met betrekking tot het meerwerk Noordvleugel.

1.1 Landelijk ODiN onderzoek

Het onderzoek Onderweg in Nederland (ODiN) is het nationale mobiliteitsonderzoek onder inwoners van Nederland. Verplaatsingsonderzoek kent in Nederland een lange geschiedenis. Van 1978 tot en met 2003 is er het Onderzoek Verplaatsingsgedrag (OVG) dat werd uitgevoerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). In de periode 2004 tot en met 2009 werd het onderzoek in opdracht van Rijkswaterstaat uitgevoerd door het bureau SocialData onder de naam Mobiliteitsonderzoek Nederland (MON). Van 2010 tot en met 2017 voerde het CBS het Onderzoek Verplaatsingen in Nederland (OViN) uit. Sinds 1 januari 2018 is het verplaatsingsonderzoek sterk gewijzigd en wordt het uitgevoerd onder de naam Onderweg in Nederland (ODiN).

In deze eindrapportage worden de resultaten van ODiN 2023 in het gebied Noordvleugel gepresenteerd en vergeleken met die van de voorgaande vier onderzoeksjaren. De resultaten zijn niet enkel gebaseerd op de responsen uit de steekproef van het meerwerk, maar op alle responsen van inwoners uit Noordvleugel, dus ook die vanuit de landelijke steekproef. Al deze responsen zijn onderdeel van één geïntegreerd bestand en alle responsen in dat bestand worden gezamenlijk gewogen. De significante verschillen in de uitkomsten tussen de opeenvolgende jaren zijn in de tabellen aangegeven. De mutaties van 2023 ten opzichte van 2022 worden getoetst op basis van statistische marges. Voor deze rapportage is tevens gekeken naar significante verschillen in 2023 ten opzichte van 2019. Deze significante verschillen zijn niet zichtbaar in de tabellen, maar worden in de tekst beschreven.

Het jaar 2023 is het eerste jaar sinds 2020 waarin geen mobiliteitsbeperkende maatregelen golden tegen de verspreiding van het coronavirus SARS-CoV-19. Begin 2022 golden nog maatregelen maar de meeste waren na een aantal maanden niet meer van kracht. Halverwege januari 2022 eindigde een periode met een harde lockdown. Het virus en de bijbehorende maatregelen hadden in 2022 een minder grote impact op de Nederlandse samenleving dan in de twee jaren daarvoor. 2022 was echter ook het jaar waarin Rusland haar buurland Oekraïne binnenviel (24 februari 2022) en daarmee een oorlog startte die wereldwijd (economische) gevolgen had en die nog steeds voortduurt.

Naast voorliggende rapportage met resultaten van ODiN 2023 betreffende Noordvleugel is er ook een onderzoeksbeschrijving van het ODiN 2023 en een landelijke plausibiliteitsrapportage. Deze bieden meer achtergrondinformatie over (de resultaten van) het onderzoek.

Belangrijke informatie specifiek over het meerwerk Noordvleugel staat in de volgende paragraaf. Verschillen in de onderzoeksmethode tussen ODiN 2022 en ODiN 2023 staan in paragraaf 1.3. In paragraaf 1.4 wordt ingegaan op de betekenis van de gebruikte indicatoren. Paragraaf 1.5 bevat informatie over de ongewogen respons. De laatste paragraaf ten slotte bevat de leeswijzer voor de andere hoofdstukken in deze rapportage.

1.2 Meerwerk Noordvleugel

De Vervoerregio Amsterdam laat sinds 2011 meerwerk uitvoeren voor het noordelijke deel van de Randstad, genaamd Noordvleugel. 

Het meerwerkgebied Noordvleugel bestaat in 2023 uit 50 gemeenten. Het betreft alle gemeenten in de provincies Noord-Holland en Flevoland. Het gebied is daarmee in 2023 samengesteld uit 30 gemeenten in de metropoolregio Amsterdam (28 in Noord-Holland en 2 in Flevoland), 16 gemeenten in Noord-Holland Noord en de 4 resterende gemeenten in Flevoland. In bijlage A is de gebiedsindeling in meer detail uitgewerkt. 

De steekproef voor het meerwerk Noordvleugel bestaat in 2023 uit personen woonachtig in de 50 gemeenten van het meerwerkgebied. In de deelregio Regio Alkmaar van Noord-Holland Noord worden geen extra steekproefpersonen getrokken vanwege het feit dat daar, gezien de informatiebehoefte, vanuit de landelijke steekproef al voldoende responsen worden behaald. De Regio Alkmaar wordt wel beschouwd als onderdeel van het meerwerkgebied Noordvleugel, omdat er voor deze regio binnen de meerwerkopdracht wel een informatiebehoefte bestaat. 

Meerwerkgebied versus rapportagegebied

In de jaren 2018 tot en met 2020 had het meerwerkgebied Noordvleugel telkens dezelfde geografische afbakening, namelijk de metropoolregio Amsterdam plus de gemeenten Zeewolde en Dronten. Nadat in 2021 het meerwerkgebied is uitgebreid met het deelgebied Noord-Holland Noord en in 2022 met Urk en Noordoostpolder is er voor gekozen om het gebied waarover in deze rapportage jaarlijks de resultaten zijn gepresenteerd niet te wijzigen. Hierdoor blijven de gepresenteerde resultaten van 2021 en daarna vergelijkbaar met die van de jaren ervoor. Dit betekent tevens dat de resultaten in deze rapportage dus zijn berekend zonder respondenten uit de deelgebieden Noord-Holland Noord en Urk & Noordoostpolder mee te nemen. Er is dus een verschil tussen het meerwerkgebied Noordvleugel (50 gemeenten) in het databestand en het rapportagegebied Noordvleugel (32 gemeenten) waarvan in deze rapportage de resultaten gepresenteerd worden. 

Responseisen en responswensen Noordvleugel

Voor het rapportagegebied Noordvleugel exclusief de gemeente Amsterdam is de responseis 2.000 respondenten uit enkel de meerwerksteekproef. Voor elk van de tien basisregio’s van Noordvleugel geldt tevens een responswens van minimaal 700 responsen afkomstig uit zowel de landelijke als de meerwerksteekproef. Daarnaast is er binnen de gemeente Amsterdam voor het stadsdeel Zuidoost en voor het stadsgebied Weesp een responswens van elk 250 respondenten uit zowel de landelijke als de meerwerksteekproef. Voor het meerwerkgebied Noord-Holland Noord geldt geen responseis, maar wel een responswens van minimaal 700 responsen (uit zowel de landelijke als de meerwerksteekproef) voor elk van de drie deelregio’s van Noord-Holland Noord. Ook voor het gezamenlijke gebied van de gemeenten Urk en Noordoostpolder geldt een responswens van 700 respondenten. 

1.3 Belangrijke verschillen tussen ODiN 2022 en ODiN 2023

In 2023 heeft het onderzoek enkele wijzigingen ondergaan die de vergelijkbaarheid met het vorige jaar licht kunnen beïnvloeden. Deze worden hieronder vermeld. Er zijn echter meer wijzigingen geweest in het onderzoeksproces. Voor een volledig overzicht van de verschillen en meer detailinformatie wordt verwezen naar de onderzoeksbeschrijving van ODiN 2023.

Wijzigingen meerwerk

Met ingang van ODiN 2023 is de herindeling van Weesp bij de gemeente Amsterdam doorgevoerd in het onderzoek. In de regionale indeling van ODiN is de gemeente Weesp daarbij overgegaan van basisregio Gooi en Vechtstreek naar de gemeente Amsterdam. Bij deze herindeling is tevens Driemond van het stadsdeel Zuidoost overgegaan naar het stadsgebied Weesp. Voor het meerwerk Noordvleugel is in 2023 een responswens toegevoegd binnen de gemeente Amsterdam van 250 respondenten voor zowel het stadsdeel Zuidoost als het stadsgebied Weesp. In de steekproeftrekking, het verwerkingsproces en de weging is hiermee rekening gehouden.

Wijziging herkomst

Het CBS stapt over op twee nieuwe indelingen van het persoonskenmerk herkomst over de migratieachtergrond van een persoon. Onderzocht is welke van die twee herkomstindelingen voor ODiN het beste alternatief is als het doel is de methodebreuk te minimaliseren. In plaats van de indeling naar westerse en niet-westerse migratieachtergrond kwam uit analyses de indeling naar herkomstland als beste naar voren. Het gebruik van deze indeling geeft de minste verschillen ten opzichte van de huidige herkomstvariabele. De voor ODiN gebruikte onderverdeling van herkomstland is een driedeling: Nederland, Europa (excl. Nederland) en Buiten-Europa. 

Bij deze indeling speelt het geboorteland van de ouders een rol indien de persoon in Nederland is geboren. Wanneer de moeder in het buitenland is geboren, dan is dat leidend in het bepalen van de herkomst. Wanneer de moeder in Nederland is geboren of het geboorteland van de moeder onbekend is, dan wordt het geboorteland van de vader gebruikt. Dit leidt tot de nu volgende toekenningen: 

  • Herkomstland is Nederland als de persoon en zijn beide ouders in Nederland zijn geboren.

  • Herkomstland is Europa als
    • de persoon in Europa (exclusief Nederland) is geboren 
    • òf als de persoon in Nederland is geboren en de moeder elders in Europa is geboren
    • òf als de persoon en de moeder in Nederland zijn geboren en de vader elders in Europa is geboren.
  • Het herkomstland wordt Buiten-Europa als
    • de persoon buiten Europa is geboren
    • òf als de persoon in Nederland is geboren en de moeder buiten Europa is geboren 
    • òf als de persoon en de moeder in Nederland zijn geboren en de vader buiten Europa is geboren.

De nieuwe herkomstindeling is in ODiN 2023 doorgevoerd in de verwerking, de weging en het databestand. Bij ODiN 2024 wordt de indeling naar herkomstland ook doorgevoerd in de steekproeftrekking en de respondentbenadering.

1.4 Indicatoren in deze eindrapportage

In de tabellen worden evenals in voorgaande jaren de waarden van verschillende indicatoren per jaar weergegeven. In deze rapportage betreft het de ODiN-jaren 2019 tot en met 2023. Daarbij dient opgemerkt te worden dat in 2020 en 2021 en in het begin van 2022 afwisselend diverse maatregelen van toepassing waren in verband met covid-19. Daarom is er in deze rapportage voor gekozen zowel de verschilpercentages op te nemen waarmee de waarden in 2023 gewijzigd zijn ten opzichte van 2022 en waarmee de waarden in 2023 gewijzigd zijn ten opzichte van 2019.

Het onderzoek wordt uitgevoerd onder personen van 6 jaar of ouder in particuliere huishoudens in Nederland. Dat wil zeggen dat personen in instellingen, inrichtingen en tehuizen niet tot de doelpopulatie behoren. Voor deze rapportage is de doelpopulatie verder afgebakend tot enkel de inwoners van het rapportagegebied Noordvleugel (zie paragraaf 1.2). Alle in deze rapportage opgenomen indicatoren hebben dus betrekking op deze afbakening van de doelpopulatie en daarbij wordt gerekend met de populatie per 1 juli van het betreffende onderzoeksjaar. 

Veel van de indicatoren zijn gebaseerd op reguliere verplaatsingen. Daarbij gaat het om:

Dagelijkse mobiliteit van de Nederlandse bevolking van 6 jaar of ouder in particuliere huishoudens

  • op Nederlands grondgebied
  • inclusief vakantieverplaatsingen
  • exclusief (werkgerelateerde) serieverplaatsingen
  • exclusief beroepsmatige verplaatsingen met een zwaar vrachtvoertuig
  • exclusief ritten met een vliegtuig.

De (werkgerelateerde) serieverplaatsingen van ODiN betreffen: drie of meer opeenvolgende verplaatsingen met een werkgerelateerd doel (werken, zakelijk of beroepsmatig). Een serieverplaatsing wordt vrijwel altijd vooraf gegaan door 1 afzonderlijk uitgevraagde werkgerelateerde verplaatsing1). Wanneer er 2 of 3 opeenvolgende werkgerelateerde verplaatsingen hebben plaatsgevonden, dan is ieder van die verplaatsingen wel afzonderlijk uitgevraagd. Deze afzonderlijk uitgevraagde werkgerelateerde verplaatsingen worden in ODiN beschouwd als reguliere verplaatsingen. Ook bij de resultaten van serieverplaatsingen worden de afgelegde kilometers met een vliegtuig en met een zwaar vrachtvoertuig niet meegeteld.

De voornaamste indicator in deze rapportage is de totale vervoersprestatie (reizigerskilometers) van inwoners van Noordvleugel van 6 jaar of ouder in Nederland per jaar per vervoerwijze. Deze bestaat uit de totale afgelegde afstand van reguliere verplaatsingen en de serieverplaatsingen. De totale vervoersprestatie wordt uitgesplitst naar type vervoerwijze. In de analyse wordt bepaald of de reizigerskilometers naar vervoerwijze significant zijn gewijzigd ten opzichte van het voorgaande jaar. Dit geldt ook voor de overige indicatoren in deze rapportage. 

De plausibiliteitsrapportage richt zich vooral op het belangrijkste bestandsdeel van de totale vervoersprestatie: de reguliere verplaatsingen. Deze omvatten landelijk gezien circa 96 procent van het totale aantal reizigerskilometers van personen van 6 jaar of ouder. Het totaal aantal reguliere reizigerskilometers is de gemiddelde afstand per verplaatsing maal het gemiddelde aantal reguliere verplaatsingen per persoon per dag maal het aantal personen van 6 jaar of ouder maal het aantal dagen in het jaar. De gemiddelde afstand per verplaatsing en het gemiddelde aantal reguliere verplaatsingen per persoon van 6 jaar of ouder per dag zijn dus de bepalende variabelen uit ODiN voor het totale aantal reizigerskilometers. De totale reizigerskilometers, de reguliere reizigerskilometers, de gemiddelde afstand per verplaatsing en het gemiddeld aantal reguliere verplaatsingen per persoon per dag worden in de rapportage afzonderlijk gepresenteerd. Zij worden uitgesplitst naar vervoerwijze en/of verplaatsingsmotief.

De verkeersdeelname en de deelname aan het openbaar vervoer zijn eveneens belangrijke indicatoren. Zij worden uitgesplitst naar de persoonskenmerken geslacht en maatschappelijke participatie. Een persoon neemt aan het verkeer deel als deze minimaal één reguliere verplaatsing of minimaal één serieverplaatsing op een dag maakt in Nederland. Ook personen die enkel vakantieverplaatsingen hebben gemaakt tellen dus mee bij het bepalen van de verkeersdeelnemers. Niet mee tellen zijn personen met uitsluitend (beroepsmatig) wegvervoer met een zwaar vrachtvoertuig en uiteraard tellen niet mee personen met enkel verplaatsingen geheel in het buitenland. Deze laatsten worden meegeteld bij de ‘thuisblijvers’.

Betrouwbaarheid en significantie

In deze rapportage worden enkel cijfers gepresenteerd die statistisch betrouwbaar geacht worden. Mocht dat niet het geval zijn, dan wordt geen waarde gepresenteerd, maar in plaats daarvan een punt. Daarbij hanteren we de vuistregel dat de waarde betrouwbaar wordt geacht indien het aantal unieke respondenten dat bijdraagt aan de schatting minimaal 50 is en de relatieve marge niet groter is dan 50%. De significantie van jaar-op-jaar-verschillen is bepaald met behulp van betrouwbaarheidsintervallen waarvan met 95% zekerheid verwacht wordt dat de werkelijke waarde er binnen ligt. In de tabellen worden significante verschillen ten opzichte van het voorgaande jaar met een * weergegeven.

1.5 Ongewogen responsinformatie

In tabel 1.5.1 staan de responseisen en behaalde responsaantallen voor het rapportagegebied Noordvleugel per onderzoeksjaar uit de meerwerksteekproef vermeld. Het aantal te behalen responsen voor het rapportagegebied ligt bij ODiN 2023 echter nog iets hoger dan de responseis vanwege de toegevoegde responswensen voor het stadsdeel Zuidoost en het stadsgebied Weesp.

In tabel 1.5.2 staat het aantal respondenten woonachtig in het meerwerkgebied Noordvleugel, dus van het rapportagegebied plus Noord-Holland Noord en Urk & Noordoostpolder, uit de diverse steekproeven per onderzoeksjaar vermeld.

Merk op dat personen uit de meerwerksteekproef woonachtig in Noordvleugel gedurende het dataverzamelingstraject kunnen verhuizen naar een locatie buiten het meerwerkgebied en vice versa. Uit tabel 1.5.2 valt op te maken dat in 2023 twee personen uit de steekproef van de metropoolregio Rotterdam Den Haag hebben gerespondeerd en een persoon uit de steekproef van Utrecht. Dit komt omdat deze personen na de steekproeftrekking en voor het responsmoment verhuisd zijn vanuit die regio’s naar het meerwerkgebied Noordvleugel.

Uit nadere analyse blijkt dat van de 11.944 respondenten woonachtig in het meerwerkgebied Noordvleugel er 8.773 woonachtig zijn in het rapportagegebied. Verder zijn 2.425 respondenten woonachtig in Noord-Holland Noord en 746 in Urk & Noordoostpolder. Van de respondenten woonachtig in Noord-Holland Noord zijn 570 afkomstig uit de meerwerksteekproef en voor Urk & Noordoostpolder zijn dat er 332.

1.6 Indeling van de rapportage

De indeling van de rapportage is als volgt. In hoofdstuk 2 worden de reizigerskilometers van de inwoners van het rapportagegebied Noordvleugel gepresenteerd. De resultaten worden weergegeven naar vervoerwijze en reismotief. In hoofdstuk 3 volgt het gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag en in hoofdstuk 4 de gemiddelde afstand per verplaatsing. In hoofdstuk 5 komt de verkeersdeelname en deelname aan het openbaar vervoer aan bod. Tot slot volgt hoofdstuk 6 met een samenvatting. Vermeldenswaardig is hier ook bijlage B waarin de marges behorende bij de gepresenteerde cijfers in de hoofdstukken 2 tot en met 5 zijn te vinden.

1) Serieverplaatsingen verminderen de responslast van respondenten die voor de uitoefening van hun werk/beroep veelvuldig adressen (meer dan 3 werklocaties) achter elkaar bezoeken (zoals bijvoorbeeld bij pakketbezorgers en pizzakoeriers). Door een andere wijze van uitvraag van serieverplaatsingen is het niet mogelijk om dezelfde uitsplitsingen te maken als bij reguliere verplaatsingen.