Landelijk Beeld Volwasseneneducatie 2024

1. Inleiding

Dat mensen kunnen lezen, schrijven, rekenen en kunnen omgaan met een computer, tablet of smartphone, draagt bij aan hun participatie in de maatschappij. Het beschikken over deze basisvaardigheden is niet voor iedereen vanzelfsprekend. Uit recent onderzoek van de OESO naar basisvaardigheden van volwassenen blijkt dat er in Nederland naar schatting 2,2 miljoen personen in de leeftijd van 16 tot 65 jaar zijn die moeite hebben met taal en rekenen (Buisman et al., 2024). 

Laaggeletterdheid heeft diverse gevolgen voor de personen die het betreft en voor de gehele maatschappij (Stichting Lezen & Schrijven). In het in 2023 verschenen CBS-artikel over het proefjaar van het Landelijk Beeld Volwasseneducatie (voorheen Monitor Laaggeletterdheid) is hier ook op ingegaan. De conclusie was dat het aanpakken van laaggeletterdheid van belang is voor het bevorderen van fysieke en mentale gezondheid en (online) participatie in de maatschappij, en daarmee voor gelijke kansen, welzijn en economische vooruitgang (CBS, 2023).

Om het Rijk en gemeenten inzicht te geven in de effecten van hun beleid heeft het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) het CBS gevraagd om een monitor op te zetten die een landelijk beeld geeft van het aantal deelnemers aan cursussen voor basisvaardigheden. Het gaat daarbij alleen om de cursussen die gefinancierd worden vanuit de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB). 

In het kader van de WEB ontvangen gemeenten jaarlijks geld van het Rijk om volwassenonderwijs aan te bieden en laaggeletterdheid aan te pakken. Met dit WEB-budget kunnen gemeenten opleidingen en cursussen aanbieden en subsidiëren voor het verbeteren van taal, rekenen en/of digitale vaardigheden bij volwassenen. Het gaat hierbij niet om inburgeringscursussen, maar om opleidingen of cursussen om bijvoorbeeld het taalniveau verder te verhogen. In aanvulling op de WEB-middelen zijn er in 2019 extra middelen beschikbaar gesteld met het plan ‘vervolgaanpak laaggeletterdheid 2020-2024’ (Van Engelshoven et al., 2019) om te stimuleren dat laaggeletterden gelijke kansen hebben en volop mee kunnen doen in de maatschappij. Daarnaast is er vanuit het Rijk ook subsidie beschikbaar via het actieprogramma Tel mee met Taal. Het actieprogramma Tel mee met Taal heeft tot doel om laaggeletterdheid in Nederland te verminderen en de taalvaardigheid van volwassenen te verbeteren en is voornamelijk gericht op werknemers en ouders met beperkte taalvaardigheden. Tel mee met Taal loopt als actieprogramma eind 2024 af. In gesprek met Rijk, gemeenten en partners, zoals werkgevers, maatschappelijke hulpverleners, zorgverleners en scholen, is daarom het huidige programma geëvalueerd en een nieuwe aanpak verkend. Vanaf 2025 hebben gemeenten de regierol in de aanpak van laaggeletterdheid (Ministerie van OCW, 2024). 

Het aantal deelnemers aan de verschillende soorten en typen cursussen zijn belangrijke indicatoren om de aanpak van laaggeletterdheid te kunnen monitoren. In deze publicatie wordt gemakshalve alleen gesproken over cursussen. Het kan echter ook gaan om formele opleidingen met een duur langer dan 6 maanden.

De Monitor Laaggeletterdheid is gestart met een pilot onderzoek over verslagjaar 2020 en over 2021 vond het proefjaar van de monitor plaats.  Vanaf verslagjaar 2022 is de monitor voortgezet als regulier jaarlijks onderzoek onder de naam Landelijk Beeld Volwasseneneducatie. In deze publicatie staan de belangrijkste bevindingen over verslagjaar 2023 centraal. In eerste instantie ligt de focus op het landelijke beeld van deelnemers aan cursussen basisvaardigheden. Daarbij worden de resultaten over 2023 vergeleken met die over 2022. Daarnaast wordt aandacht geschonken aan enkele resultaten op regionaal niveau. De volgende onderzoeksvragen staan centraal: 

  • In hoeverre geeft de monitor Landelijk Beeld Volwasseneneducatie een totaalbeeld van de deelname aan cursussen basisvaardigheden in Nederland? En is het vergelijkbaar voor de verslagjaren 2023 en 2022?
  • In hoeverre is het daarbij mogelijk om uit te splitsen naar een regionaal beeld?

Hoofdstuk 2 gaat in op de gebruikte methode. Vervolgens laten we in hoofdstuk 3 de resultaten zien op landelijk en regionaal niveau, en beschrijven we in hoofdstuk 4 de conclusie en discussie.