Landelijk Beeld Volwasseneneducatie 2024

Over deze publicatie

Voor het Rijk en gemeenten is het belangrijk om inzicht te krijgen in de effecten van hun beleid op de aanpak van laaggeletterdheid. Daarom heeft het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) het CBS gevraagd om een jaarlijkse monitor op te zetten die een landelijk beeld geeft van het aantal deelnemers aan opleidingen en cursussen voor basisvaardigheden, gefinancierd vanuit de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB). Het aantal deelnemers aan de verschillende typen en soorten cursussen zijn belangrijke indicatoren om de aanpak van laaggeletterdheid te kunnen monitoren. Eerder zijn al een pilot, proefjaar en een reguliere monitor uitgevoerd. Deze publicatie gaat over de monitor die in 2024 is uitgevoerd.
De volgende onderzoeksvragen staan centraal:
- In hoeverre geeft de monitor Landelijk Beeld Volwasseneneducatie een totaalbeeld van de deelname aan cursussen basisvaardigheden in Nederland? En is het vergelijkbaar voor de verslagjaren 2023 en 2022?
- In hoeverre is het daarbij mogelijk om uit te splitsen naar een regionaal beeld?

In het kader van de WEB ontvangen gemeenten jaarlijks geld van het Rijk om volwassenonderwijs aan te bieden en laaggeletterdheid aan te pakken. Met dit WEB-budget kunnen gemeenten opleidingen en cursussen aanbieden en subsidiëren voor het verbeteren van taal, rekenen en/of digitale vaardigheden bij volwassenen. Per regio kunnen zowel een gemeente, een of meerdere cursusaanbieders, of een combinatie van gemeente(n) en cursusaanbieder(s) data aanleveren. Ook kunnen gemeenten het samenstellen en leveren van de data uitbesteden aan een derde partij. Het leveren van de data is niet verplicht, maar meer regio's hebben over 2023 data aangeleverd dan in eerdere jaren. Het beeld is echter nog niet compleet en nog niet landelijk dekkend.

In deze publicatie zijn de belangrijkste resultaten opgenomen. Ingegaan wordt op de gevolgde cursussen waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen taal, rekenen en digitale vaardigheden en daarnaast of het om een formele of non-formele cursus ging. Voor de cursusdeelnemers is in de publicatie uitgesplitst naar geslacht, leeftijd en moedertaal. De resultaten over 2023 zijn vergeleken met die over 2022. Tot slot is er een uitsplitsing gemaakt naar regio.

1. Inleiding

Dat mensen kunnen lezen, schrijven, rekenen en kunnen omgaan met een computer, tablet of smartphone, draagt bij aan hun participatie in de maatschappij. Het beschikken over deze basisvaardigheden is niet voor iedereen vanzelfsprekend. Uit recent onderzoek van de OESO naar basisvaardigheden van volwassenen blijkt dat er in Nederland naar schatting 2,2 miljoen personen in de leeftijd van 16 tot 65 jaar zijn die moeite hebben met taal en rekenen (Buisman et al., 2024). 

Laaggeletterdheid heeft diverse gevolgen voor de personen die het betreft en voor de gehele maatschappij (Stichting Lezen & Schrijven). In het in 2023 verschenen CBS-artikel over het proefjaar van het Landelijk Beeld Volwasseneducatie (voorheen Monitor Laaggeletterdheid) is hier ook op ingegaan. De conclusie was dat het aanpakken van laaggeletterdheid van belang is voor het bevorderen van fysieke en mentale gezondheid en (online) participatie in de maatschappij, en daarmee voor gelijke kansen, welzijn en economische vooruitgang (CBS, 2023).

Om het Rijk en gemeenten inzicht te geven in de effecten van hun beleid heeft het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) het CBS gevraagd om een monitor op te zetten die een landelijk beeld geeft van het aantal deelnemers aan cursussen voor basisvaardigheden. Het gaat daarbij alleen om de cursussen die gefinancierd worden vanuit de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB). 

In het kader van de WEB ontvangen gemeenten jaarlijks geld van het Rijk om volwassenonderwijs aan te bieden en laaggeletterdheid aan te pakken. Met dit WEB-budget kunnen gemeenten opleidingen en cursussen aanbieden en subsidiëren voor het verbeteren van taal, rekenen en/of digitale vaardigheden bij volwassenen. Het gaat hierbij niet om inburgeringscursussen, maar om opleidingen of cursussen om bijvoorbeeld het taalniveau verder te verhogen. In aanvulling op de WEB-middelen zijn er in 2019 extra middelen beschikbaar gesteld met het plan ‘vervolgaanpak laaggeletterdheid 2020-2024’ (Van Engelshoven et al., 2019) om te stimuleren dat laaggeletterden gelijke kansen hebben en volop mee kunnen doen in de maatschappij. Daarnaast is er vanuit het Rijk ook subsidie beschikbaar via het actieprogramma Tel mee met Taal. Het actieprogramma Tel mee met Taal heeft tot doel om laaggeletterdheid in Nederland te verminderen en de taalvaardigheid van volwassenen te verbeteren en is voornamelijk gericht op werknemers en ouders met beperkte taalvaardigheden. Tel mee met Taal loopt als actieprogramma eind 2024 af. In gesprek met Rijk, gemeenten en partners, zoals werkgevers, maatschappelijke hulpverleners, zorgverleners en scholen, is daarom het huidige programma geëvalueerd en een nieuwe aanpak verkend. Vanaf 2025 hebben gemeenten de regierol in de aanpak van laaggeletterdheid (Ministerie van OCW, 2024). 

Het aantal deelnemers aan de verschillende soorten en typen cursussen zijn belangrijke indicatoren om de aanpak van laaggeletterdheid te kunnen monitoren. In deze publicatie wordt gemakshalve alleen gesproken over cursussen. Het kan echter ook gaan om formele opleidingen met een duur langer dan 6 maanden.

De Monitor Laaggeletterdheid is gestart met een pilot onderzoek over verslagjaar 2020 en over 2021 vond het proefjaar van de monitor plaats.  Vanaf verslagjaar 2022 is de monitor voortgezet als regulier jaarlijks onderzoek onder de naam Landelijk Beeld Volwasseneneducatie. In deze publicatie staan de belangrijkste bevindingen over verslagjaar 2023 centraal. In eerste instantie ligt de focus op het landelijke beeld van deelnemers aan cursussen basisvaardigheden. Daarbij worden de resultaten over 2023 vergeleken met die over 2022. Daarnaast wordt aandacht geschonken aan enkele resultaten op regionaal niveau. De volgende onderzoeksvragen staan centraal: 

  • In hoeverre geeft de monitor Landelijk Beeld Volwasseneneducatie een totaalbeeld van de deelname aan cursussen basisvaardigheden in Nederland? En is het vergelijkbaar voor de verslagjaren 2023 en 2022?
  • In hoeverre is het daarbij mogelijk om uit te splitsen naar een regionaal beeld?

Hoofdstuk 2 gaat in op de gebruikte methode. Vervolgens laten we in hoofdstuk 3 de resultaten zien op landelijk en regionaal niveau, en beschrijven we in hoofdstuk 4 de conclusie en discussie. 

2. Methode

Het Landelijk Beeld Volwasseneneducatie is twee keer in reguliere vorm uitgevoerd: over de verslagjaren 2022 en 2023. De data over de cursusdeelnemers worden per gemeente of cursusaanbieder verzameld en geleverd aan het CBS. Het gaat daarbij om data over het voorgaande jaar. In 2024 zijn dus de data verzameld over het aantal cursusdeelnemers in verslagjaar 2023. De volgende gegevens zijn per cursusdeelnemer gevraagd:

  • Geslacht
  • Geboortejaar
  • Moedertaal
  • Postcode/woongemeente
  • Soort cursus
    • Formeel
    • Non-formeel professional 
    • Non-formeel vrijwilliger
  • Type cursus
    • Taal
    • Rekenen
    • Digitale vaardigheden
    • Taal en digitale vaardigheden
    • Rekenen en digitale vaardigheden
    • Taal, rekenen en digitale vaardigheden
  • Eigen administratienummer (optioneel)

Om de levering van de gegevens zoveel mogelijk te uniformeren, werd voor het aanleveren van de data gebruikt gemaakt van een Excel-sjabloon van het CBS. Van de 35 WEB-regio’s die Nederland kent, is over 2023 voor 33 regio’s data aangeleverd. Over 2022 ging het om 31 regio’s. Het aantal WEB-regio’s dat data heeft aangeleverd is daarmee gestegen. Dat geldt ook voor het aantal individuele records (cursusdeelnemers). In totaal is er voor 2023 van 65 duizend cursusdeelnemers bruikbare informatie, zij volgden in totaal 76 duizend cursussen. Over 2022 zijn er 57 duizend records aangeleverd over cursusdeelnemers die in totaal 63 duizend cursussen volgden. Desondanks geven de aangeleverde data over 2022 en 2023 nog geen landelijk dekkend beeld over het totaal aantal deelnemers. 

Per regio kunnen zowel een gemeente, een of meerdere cursusaanbieders, of een combinatie van gemeente(n) en cursusaanbieder(s) data aanleveren. Ook kunnen gemeenten het samenstellen en leveren van de data uitbesteden aan een derde partij. De gemeente kan een dergelijke partij dan machtigen om namens de gemeente de data aan het CBS te leveren. Omdat van de cursusdeelnemers geen andere persoonsgegevens geleverd worden aan het CBS leiden de gegevens niet per definitie tot unieke personen. Hierdoor is niet uit te sluiten dat er dubbeltellingen voorkomen in de dataset. Dit komt voor wanneer een cursusdeelnemer deelneemt bij meerdere cursusaanbieders of in verschillende regiogemeenten. Door het ontbreken van verdere persoonsgegevens is het ook niet mogelijk om de data te koppelen aan andere data binnen het CBS.

Het is nog onduidelijk welk deel van het cursusaanbod, gefinancierd vanuit de WEB, op basis van de aangeleverde data in beeld is. Het is niet duidelijk hoe groot het deel van het cursusaanbod is dat nog ontbreekt. Ook weten we niet hoe selectief het ontbrekende deel is, omdat binnen een regio bijvoorbeeld alleen de formele aanbieders data hebben geleverd en gegevens over deelnemers van non-formele cursussen ontbreken. Dat kan een eenzijdig beeld van de cursusdeelname opleveren. Het cursusaanbod dat vanuit de WEB gefinancierd wordt, verschilt bovendien per regio. Het komt voor dat in bepaalde regio’s de aangeleverde gegevens compleet zijn, maar in de desbetreffende regio bijvoorbeeld alleen het formele cursusaanbod uit WEB-middelen werd gefinancierd. Het overige aanbod in die regio werd dan bekostigd vanuit andere financieringsbronnen. Regio’s kunnen de WEB-gelden dus verschillend inzetten. Bij het vergelijken tussen regio’s moet daarom rekening worden gehouden met selectiviteit van de geleverde data en verschillen in het soort aanbod dat regio’s financieren vanuit de WEB-middelen. Ook heeft dit invloed op het gepresenteerde totaalbeeld. Waargenomen verschillen tussen regio’s geven enkel een indicatie van het daadwerkelijke beeld. De monitor meet in feite hoe het bereik van het cursusaanbod gefinancierd vanuit de WEB-middelen in de diverse regio’s is geweest en niet hoe het totale aanbod verschilt per regio. Opgemerkt moet worden dat dit voor enkele regio’s anders is. In deze regio’s werd ook ander aanbod gemeten, omdat het daar niet mogelijk was om onderscheid te maken tussen cursusdeelnemers aan WEB-gefinancierd aanbod en aanbod gefinancierd uit andere middelen.

3. Resultaten

In dit hoofdstuk wordt allereerst ingegaan op het type en soort cursus dat gevolgd is. Het gaat daarbij om het totaal aantal gevolgde cursussen. In de tweede paragraaf wordt ingegaan op kenmerken van de cursusdeelnemers. Voor zowel de cursussen als de deelnemers wordt nagegaan of het beeld in 2023 overeenkomt met dat van 2022. Vervolgens wordt in de derde paragraaf ingegaan op de vraag of verschillen tussen cursusdeelnemers ook een verschil in gevolgde cursus betekent. In paragraaf 4 worden tot slot regionale cijfers gepresenteerd. 

3.1 Kenmerken cursussen

Veruit de meeste cursussen die in 2023 gevolgd werden, waren taalcursussen: ruim 80 procent. Bij 7 procent van de gevolgde cursussen ging het om combinatie van taal en digitale vaardigheden en bij 6 procent om cursussen waar alleen op de digitale vaardigheden werd gefocust. Ten opzichte van 2022 is het aandeel (gecombineerde) taalcursussen iets groter en ging het iets minder vaak om cursussen gericht op enkel digitale vaardigheden. Deelname aan (gecombineerde) rekencursussen was in 2023 beperkt. Het percentage (gecombineerde) rekencursussen nam ook af ten opzichte van 2022.

3.1.1 Gevolgde cursussen naar type cursus*
Type cursus2023 (% van de cursussen)2022 (% van de cursussen)
Taal84,382,3
Taal en digitale vaardigheden7,25,2
Digitale vaardigheden6,37,3
Taal, rekenen en digitale vaardigheden1,71,8
Rekenen0,40,4
Rekenen en digitale vaardigheden0,03,0
* De aangeleverde data over 2022 en 2023 zijn niet volledig en geven geen compleet beeld van het totaal aantal deelnemers.

Bij de cursussen wordt onderscheid gemaakt tussen formele of non-formele cursussen. Er is sprake van een formele cursus als de cursus wordt afgesloten met een diploma of certificaat dat wordt erkend door het ministerie van OCW. Hiermee komt de cursus ook onder toezicht van de Onderwijsinspectie. Bij een non-formele cursus is er na afronding geen sprake van een diploma of certificaat dat erkend wordt door het ministerie van OCW en staat de cursus niet onder toezicht van de Onderwijsinspectie.

Bij de non-formele cursussen wordt onderscheid gemaakt of die gegeven worden door een professional of een vrijwilliger. In 2023 waren, net als in 2022, de non-formele cursussen gegeven door professionals de meest gevolgde cursussen. Voor beide jaren was het percentage bijna gelijk (43 om 44 procent). Bij 24 procent van de cursussen ging het om een non-formele cursus gegeven door een vrijwilliger en bij 32 procent om een formele cursus in 2023. Ten opzichte van 2022 ging het in 2023 minder vaak om een formele cursus en juist vaker om een non-formele cursus gegeven door een vrijwilliger. 

3.1.2 Gevolgde cursussen naar soort cursus*
 2023 (% van de cursussen)2022 (% van de cursussen)
Formeel32,235,4
Non-formeel professional43,443,7
Non-formeel vrijwilliger24,421,0
* De aangeleverde data over 2022 en 2023 zijn niet volledig en geven geen compleet beeld van het totaal aantal deelnemers.

Binnen de verschillende typen cursussen kan er gekeken worden naar het soort aanbod waar ze toe behoren door de kenmerken type en soort cursus te combineren. Voor de overzichtelijkheid is er gekozen om alleen de resultaten van de drie meest gevolgde cursustypen (taal, digitaal en combinatie taal en digitaal) te laten zien. 

Bij de digitale vaardigheden ging het in 2023 relatief vaak om non-formele cursussen gegeven door vrijwilligers. Dit aandeel is iets groter dan het jaar ervoor, toen ging het veelal om non-formele cursussen gegeven door professionals. Voor de gecombineerde taal- en digitale vaardighedencursussen lag het percentage dat tot het formele aanbod behoort juist relatief hoog, zeker in 2023, en is het juist niet gebruikelijk dat deze cursussen non-formeel zijn en gegeven worden door een vrijwilliger. Voor de taalcursussen geldt dat die in allerlei soorten worden gegeven. 

3.1.3 Gevolgde type cursus naar soort*
   Formeel (% van de cursussen)Non-formeel professioneel (% van de cursussen)Non-formeel vrijwilliger (% van de cursussen)
Taal202331,843,424,8
Taal202237,840,721,5
Taal en digitale vaardigheden202353,644,42,1
Taal en digitale vaardigheden202239,758,81,4
Digitale vaardigheden202316,834,648,6
Digitale vaardigheden202210,149,440,6
* De aangeleverde data over 2022 en 2023 zijn niet volledig en geven geen compleet beeld van het totaal aantal deelnemers.

3.2 Kenmerken cursusdeelnemers

In 2023 waren onder de cursusdeelnemers ruim 2 keer zoveel vrouwen als mannen. Deze verhouding gold ook voor 2022. Wel was sprake van een verschil in het aantal deelnemers waarvan het geslacht onbekend of neutraal was. In 2022 was dat 11 procent, in 2023 ging het om 2 procent. 

De gemiddelde leeftijd van de vrouwelijke en mannelijke cursusdeelnemers was in 2023 nagenoeg gelijk, beiden 41 jaar. Voor allebei waren de 35- tot 45-jarigen ook de grootste leeftijdsgroep. Wel is deze groep onder vrouwen naar verhouding iets groter dan onder mannen: in 2023 ging het om respectievelijk 32 en 28 procent van alle vrouwelijke en mannelijke cursusdeelnemers. Vanwege de kleine verschillen tussen mannen en vrouwen wordt er in de volgende resultaten geen uitsplitsing gemaakt naar geslacht. Net als voor geslacht is ook de leeftijdsverdeling van cursusdeelnemers in 2023 vergelijkbaar met die in 2022. 

3.2.1 Leeftijd cursusdeelnemers*
 16 tot 25 jaar (% van de deelnemers)25 tot 35 jaar (% van de deelnemers)35 tot 45 jaar (% van de deelnemers)45 tot 55 jaar (% van de deelnemers)55 tot 65 jaar (% van de deelnemers)65 jaar of ouder (% van de deelnemers)Onbekend (% van de deelnemers)
20234,923,830,318,48,84,09,8
20225,124,329,217,59,07,37,8
* De aangeleverde data over 2022 en 2023 zijn niet volledig en geven geen compleet beeld van het totaal aantal deelnemers.

In 2023 had het merendeel van de cursusdeelnemers Nederlands als tweede taal (NT2; 87 procent), voor 8 procent was Nederlands de moedertaal (NT1) en voor nog 5 procent was de achtergrond onbekend. In 2022 waren er meer deelnemers met een NT1-achtergrond (14 procent) en minder met een NT2-achtergrond (82 procent) dan in 2023. Het percentage onbekenden was in beide jaren vergelijkbaar.

NT2-ers zijn over het algemeen jonger dan personen met een NT1-achtergrond. Zo lag de gemiddelde leeftijd voor NT2-ers in 2023 op 40 jaar en voor NT1-ers op 56 jaar. De verdeling naar leeftijd was ook verschillend tussen de deelnemers met een NT1- of NT2-achtergrond. In 2023 was 63 procent van de mensen met een NT2-achtergrond jonger dan 45 jaar. Bij de cursusdeelnemers met een NT1-achtergrond lag dit percentage op 20 procent. Het aandeel 65-plussers was onder NT1-ers daarentegen 26 procent terwijl dit onder NT2-ers nog geen 2 procent was. Hierbij moet worden opgemerkt dat onder de NT1-ers het percentage waarvan de leeftijd onbekend is, groter is dan onder de NT2-ers. In 2023 ging het om respectievelijk 24 (NT1) en 8 procent (NT2).

De NT1-ers waren ook in 2022 over het algemeen ouder dan NT2-ers. Het grootste verschil tussen 2022 en 2023 was bij de NT1-ers. In 2022 waren er meer 65-plussers (39 procent) dan in 2023 (26 procent), maar was het percentage onbekenden in 2023 hoger (25 om 12 procent).

3.2.2 Cursusdeelnemers naar moedertaal en leeftijd*
   16 tot 25 jaar (% van de deelnemers)25 tot 35 jaar (% van de deelnemers)35 tot 45 jaar (% van de deelnemers)45 tot 55 jaar (% van de deelnemers)55 tot 65 jaar (% van de deelnemers)65 jaar of ouder (% van de deelnemers)Onbekend (% van de deelnemers)
Nederlands als
eerste taal (NT1)
20233,06,99,612,317,726,024,5
Nederlands als
eerste taal (NT1)
20222,66,59,812,917,838,811,6
Nederlands als
tweede taal (NT2)
20235,025,232,319,28,01,98,3
Nederlands als
tweede taal (NT2)
20225,527,632,718,47,62,36,0
* De aangeleverde data over 2022 en 2023 zijn niet volledig en geven geen compleet beeld van het totaal aantal deelnemers.

3.3 Cursusdeelnemers naar gevolgde cursus

In voorgaande paragrafen is in beeld gebracht welke cursussen zijn gevolgd en welke kenmerken de cursusdeelnemers hebben. Vraag is vervolgens of de gevolgde cursus ook samenhangt met kenmerken van de cursusdeelnemer. Hiervoor is uitgegaan van de situatie in 2023. 

Cursusdeelnemers tussen de 16 en 55 jaar volgden in 2023 vrijwel allemaal een (gecombineerde) taalcursus. In deze leeftijdsgroepen ging het om een percentage tussen de 98 en 100 procent. Bij de oudere cursusdeelnemers lag het percentage dat een taalcursus volgde lager. Zo volgde bijna de helft van de 65-plussers een taalcursus. Voor de (gecombineerde) digitale vaardigheden cursus was het tegenovergestelde te zien. Jongeren volgden over het algemeen minder cursussen gericht op digitale vaardigheden dan ouderen. Bij de 65-plussers was dit percentage het hoogst (59 procent). De deelname aan rekencursussen was in elke leeftijdscategorie beperkt. 

3.3.1 Deelnemers naar gevolgde type cursus en leeftijd, 2023*
 Taal (% van de deelnemers)Digitale vaardigheden (% van de deelnemers)Rekenen (% van de deelnemers)
Totaal94,316,12,3
16 tot 25 jaar99,111,41,9
25 tot 35 jaar99,69,62,1
35 tot 45 jaar99,211,52,3
45 tot 55 jaar98,114,82,9
55 tot 65 jaar92,525,43,0
65 jaar of ouder49,558,71,6
* De aangeleverde data over 2023 zijn niet volledig en geven geen compleet beeld van het totaal aantal deelnemers.

Van de cursusdeelnemers met een NT1-achtergrond volgde 62 procent een (gecombineerde) digitale vaardighedencursus en 55 procent een (gecombineerde) taalcursus. Onder deelnemers met een NT2-achtergrond volgden bijna alle deelnemers (98 procent) een taalcursus, terwijl 12 procent een (gecombineerde) digitale vaardighedencursus volgde. 

3.3.2 Deelnemers naar gevolgde type cursus en moedertaal, 2023*
 Taal (% van de deelnemers)Digitale vaardigheden (% van de deelnemers)Rekenen (% van de deelnemers)
Totaal94,316,12,3
Nederlands als
eerste taal (NT1)
55,262,05,7
Nederlands als
tweede taal (NT2)
98,511,82,1
* De aangeleverde data over 2023 zijn niet volledig en geven geen compleet beeld van het totaal aantal deelnemers.

De samenhang met leeftijd blijkt ook uit het soort cursus dat gevolgd is. Bij de 65-plussers volgde bijna de helft van de deelnemers een non-formele cursus die door een vrijwilliger werd gegeven, dit betrof vaker een digitale vaardighedencursus dan een taalcursus. Onder de overige leeftijdsgroepen komt het volgen van dergelijke cursussen juist minder vaak voor en gaat het vaker om non-formele cursussen die gegeven worden door een professional en ook formele cursussen. 

3.3.3 Deelnemers naar gevolgde soort cursus en leeftijd, 2023*
 Formeel (% van de deelnemers)Non-formeel professional (% van de deelnemers)Non-formeel vrijwilliger (% van de deelnemers)
Totaal35,440,526,2
16 tot 25 jaar34,848,722,1
25 tot 35 jaar39,744,717,8
35 tot 45 jaar39,241,921,0
45 tot 55 jaar34,842,824,9
55 tot 65 jaar28,246,327,4
65 jaar of ouder17,334,848,9
* De aangeleverde data over 2023 zijn niet volledig en geven geen compleet beeld van het totaal aantal deelnemers.

Deelnemers met een NT2-achtergrond volgden in 2023 vaker een formele cursus dan NT1-ers. Bij de NT1-ers lag het percentage dat een non-formele cursus gegeven door vrijwilligers hoger. Dit komt overeen met de eerdere resultaten, waarbij vooral de oudere NT1-ers vaker non-formele cursussen op het gebied van de digitale vaardigheden volgden. 

3.4 Regionale cijfers

Om te bepalen of er verschillen zijn tussen regio’s als het gaat om cursusdeelname wordt de woonplaats van de cursusdeelnemers gebruikt. Van de meeste deelnemers is de woonplaats bekend (97 procent). De deelnemers waarvan de woonplaats onbekend is of die in het buitenland wonen, worden in deze paragraaf buiten beschouwing gelaten. De cijfers worden naar WEB-regio gepresenteerd. Het komt voor dat deelnemers in een andere WEB-regio wonen dan de regio waarin ze deelnemen aan een cursus.

Aandachtspunt is dat de data over 2023 niet compleet zijn. Het kan ook zijn dat er (meer) cursusdeelnemers in een WEB-regio hebben deelgenomen aan andere soort cursussen, maar dat deze data mist omdat van niet alle aanbieders data is ontvangen. Daarnaast is een aandachtspunt dat het hierbij gaat om cursussen gefinancierd vanuit WEB-gelden. Regio’s kunnen hun WEB-gelden op verschillende manieren inzetten en cursusaanbod op ook op verschillende manieren financieren. Hier moet rekening mee worden gehouden bij het vergelijken van regio’s. 

De deelnamepercentages per soort cursus verschillen per WEB-regio. Zo volgden in 2023 in het Rijk van Nijmegen, Twente en Zuid-Limburg bijna alle deelnemers (boven de 99 procent) een formele cursus. Daarentegen volgden deelnemers in de regio’s Haaglanden (100 procent) en Groot-Amsterdam (92 procent) vaak een non-formele cursus gegeven door een professional. In de regio’s Noord-Holland Noord (96 procent) en Zeeland (91 procent) werden vaak non-formele cursussen gevolgd die gegeven werden door vrijwilligers. 

3.4.1 Deelnemers naar gevolgde soort cursus, 2023*
WEB-regioFormeel (%)Non-formeel professioneel (%)Non-formeel vrijwilliger (%)
Groningen493713
Friesland611524
Drenthe75260
Twente10000
Stedendriehoek en Noordwest Veluwe262154
Midden-Gelderland56412
Rijk van Nijmegen10010
Achterhoek14851
Rivierenland71385
Flevoland56637
Gooi en VechtstreekData is onbekend of geheimData is onbekend of geheimData is onbekend of geheim
Midden-Utrecht49547
Amersfoort174241
Noord-Holland Noord1396
Zaanstreek/Waterland68329
Groot Amsterdam2926
Holland Rijnland46621
Midden-Holland303535
Haaglanden01000
Rijnmond44560
Drechtsteden95042
Zeeland383991
West-Brabant44848
Midden-Brabant652216
Noordoost-Brabant473519
Zuidoost-BrabantData is onbekend of geheimData is onbekend of geheimData is onbekend of geheim
Noord-Limburg131573
Zuid-Limburg9910
Helmond-De Peel167014
Midden-Limburg72073
Zuid-Holland Centraal101080
Gorinchem141473
Regio Zwolle331156
Zuid-Kennemerland en IJmond442332
FoodValley84106
* De aangeleverde data over 2023 zijn niet volledig en geven geen compleet beeld van het totaal aantal deelnemers.

4. Conclusie en discussie

4.1 Conclusie

Het CBS heeft in 2023 meer data voor het Landelijk Beeld Volwasseneneducatie ontvangen dan in 2022. Steeds meer gemeenten en cursusaanbieders slagen erin om de gevraagde gegevens te leveren. 

In dit artikel stonden de volgende vragen centraal:

  • In hoeverre geeft de monitor Landelijk Beeld Volwasseneneducatie een totaalbeeld van de deelname aan cursussen basisvaardigheden in Nederland? 
  • In hoeverre is het daarbij mogelijk om uit te splitsen naar een regionaal beeld?

Op basis van de ontvangen gegevens komt op hoofdlijnen het volgende beeld naar voren over 2023. Verreweg de meeste cursusdeelnemers volgden een taalcursus. De overgrote meerderheid van de cursusdeelnemers had een NT2-achtergrond. Daarnaast volgden oudere deelnemers met een NT1-achtergrond relatief vaak een digitale vaardighedencursus. De gegevens over 2023 laten een vergelijkbaar beeld zien met de data over 2022. 

Op regionaal niveau hebben 33 van de 35 WEB-regio’s data geleverd over 2023. Van een aantal regio’s die wel data hebben geleverd, hebben niet alle aanbieders data aangeleverd. De resultaten tussen de regio’s verschillen, maar die zijn vooralsnog indicatief, omdat niet duidelijk is hoe selectief de data zijn. De bruikbaarheid van de regionale gegevens verschilt daardoor nog. 

Kortom, de hoeveelheid aangeleverde data neemt toe en lijkt een steeds betere indruk te geven van de bedoeling van de beoogde monitor, het in kaart brengen van deelname aan cursussen basisvaardigheden gefinancierd uit de WEB-middelen. Desondanks zijn de aangeleverde data nog niet toereikend om een compleet landelijk dekkend beeld te geven van personen die deelnemen aan taal-, reken- of digitale vaardighedencursussen in Nederland. 

4.2 Discussie

Zoals hierboven geconcludeerd is wordt het Landelijk Beeld Volwasseneneducatie steeds completer. Desalniettemin is helder dat de monitor in de huidige vorm zijn beperkingen kent. Het is nog onduidelijk welk deel van het cursusaanbod, gefinancierd vanuit de WEB, op basis van de aangeleverde data in beeld is. Het is niet bekend hoe groot het deel van het cursusaanbod is dat nog ontbreekt en hoe selectief dat deel is. Mogelijke selectiviteit en verschillende keuzes in het cursusaanbod dat via de WEB wordt gefinancierd, maken het vergelijken tussen regio’s lastig en beïnvloeden ook het totaalbeeld van de monitor. 

De vraag is wanneer er dan wel een landelijk dekkend beeld gegeven kan worden van cursusdeelnemers aan volwasseneneducatie. Het antwoord op deze vraag is nog niet te geven. Feit is dat de genoemde beperkingen overeind blijven als de monitor in de huidige vorm blijft bestaan. Een waardevolle aanvulling zou een vervolgonderzoek zijn dat inzicht geeft in de mate van volledigheid van de geleverde gegevens rondom cursusdeelname in alle regio’s.   

Ten tijde van het schrijven van dit artikel is het CBS weer gestart met een nieuwe dataverzameling. Het streven en tevens de uitdaging voor de korte termijn blijft om alle regio’s te laten deelnemen, zodat de monitor nog beter gevuld wordt. 

Literatuur

Buisman, M., Bollen, I., Jacobs, B., Huijts, T., Cornelisse, R., Van Guilik, N., Elshof, D., & Van Griensven, L. (2024). PIAAC 2023: Kernvaardigheden van volwassenen. Resultaten van de Nederlandse survey 2023. Amstelveen: Kohnstamm Instituut.

CBS (2023). Monitor laaggeletterdheid, proefjaar 2022.

Ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschap (2024). Verkenning basisvaardigheden voor volwassenen vanaf 2025. Den Haag: Ministerie van OCW.

Stichting Lezen & Schrijven.

Van Engelshoven, I., De Jonge, H., Knops, R & Van Ark, T. (2019). Samen aan de slag voor een vaardig Nederland: vervolgaanpak laaggeletterdheid 2020 – 2024. Kamerbrief Ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschap, 18 maart 2019.