5. Motief en verblijfsduur
Dit hoofdstuk biedt inzicht in de rol die migratiemotief en verblijfsduur spelen bij sociaaleconomische verschillen tussen migranten. Hoofdstuk 2 (onderwijs) en hoofdstuk 3 (werk en inkomen) laten zien dat migranten uit Sub-Sahara Afrika een minder gunstige positie bekleden in het onderwijs en op de arbeidsmarkt dan migranten uit overige landen buiten Europa. De positie van de Sub-Saharaanse tweede generatie is juist wel gunstig ten opzichte van de overig Buiten-Europese tweede generatie. Hoofdstuk 1 (bevolking) laat zien dat Sub-Saharaanse migranten relatief recent naar Nederland zijn gekomen, hoofdzakelijk vanwege gezinsvorming, gezinshereniging of het aanvragen van asiel. De relatief ongunstige sociaaleconomische positie van Sub-Saharaanse migranten zou met die migratiemotieven kunnen samenhangen. Dit hoofdstuk beschrijft daarom de positie van migranten op het vlak van onderwijs, arbeid en inkomen, met een uitgesplitsing naar migratiemotief en verblijfsduur. Ter vergelijking worden de cijfers gepresenteerd voor Sub-Saharaanse migranten en voor overig Buiten-Europese migranten. Deze vergelijking wordt uitgediept middels een decompositieanalyse van het maandloon.
Asielmigranten minst vaak op havo of vwo
Sub-Saharaanse migranten volgden in het derde jaar van het voortgezet onderwijs (schooljaar 2021/’22) minder vaak havo- of vwo-onderwijs dan overig Buiten-Europese migranten, ongeacht hun migratiemotief. Wel is het verschil groter voor leerlingen die als asiel- of gezinsmigrant naar Nederland kwamen dan voor leerlingen met een overig of onbekend motief. Onder asielmigranten is het aandeel op havo of vwo het laagst, met name onder Sub-Saharaanse asielmigranten (13,9 procent): het aandeel havo- en vwo-leerlingen onder overig Buiten-Europese asielmigranten is meer dan twee keer zo hoog (30,6 procent). Derdejaars leerlingen die als gezinsmigrant naar Nederland kwamen volgden vaker havo- of vwo-onderwijs. Ook voor gezinsmigranten geldt dat het aandeel op havo of vwo groter is onder overig Buiten-Europese migranten (51,5 procent) dan onder Sub-Saharaanse migranten (26,9 procent), bijna twee keer zo groot. Migranten met een overig of onbekend migratiemotief volgden het vaakst havo- of vwo-onderwijs; overig Buiten-Europese migranten (51,9 procent) iets vaker dan Sub-Saharaanse migranten (46,8 procent). Overig Buiten-Europese leerlingen die als gezinsmigrant of met overig of onbekend motief naar Nederland zijn gekomen volgden vaker havo- of vwo-onderwijs in het derde leerjaar dan de gemiddelde leerling.
Migratiemotief | Totale bevolking (% van leerlingen in leerjaar 3 voortgezet onderwijs2)) | Sub-Sahara Afrika (% van leerlingen in leerjaar 3 voortgezet onderwijs2)) | Buiten-Europa (excl. SSA) (% van leerlingen in leerjaar 3 voortgezet onderwijs2)) |
---|---|---|---|
Totaal | 49,5 | 25,7 | 44,5 |
Asiel | 13,9 | 30,6 | |
Gezin | 26,9 | 51,5 | |
Overig/onbekend | 46,8 | 51,9 | |
1) Havo/vwo incl. algemeen leerjaar 3. 2)Voortgezet onderwijs excl. praktijkonderwijs. |
Vaakst op havo of vwo bij lange verblijfsduur
Het aandeel Sub-Saharaanse en overig Buiten-Europese migranten dat in het derde leerjaar havo- of vwo-onderwijs volgt hangt samen met verblijfsduur. Leerlingen die sinds drie tot zes jaar in Nederland wonen volgden het minst vaak havo of vwo. Het valt op dat de leerlingen die het kortst in Nederland zijn (korter dan drie jaar) juist relatief vaak havo of vwo volgen. Een verklaring is dat de compositie van deze groep verschilt van de groepen met langere verblijfsduur. Leerlingen die als asielmigrant naar Nederland zijn gekomen zijn namelijk ondervertegenwoordigd in de groep die korter dan drie jaar in Nederland verblijft.
Ongeacht hun verblijfsduur volgen Sub-Saharaanse migranten minder vaak havo of vwo in het derde leerjaar dan overig Buiten-Europese migranten. Wel neemt het verschil af met verblijfsduur voor leerlingen die drie jaar of langer in Nederland verblijven. Onder leerlingen die drie tot zes jaar in Nederland verblijven, volgen overig Buiten-Europese migranten 2,3 keer vaker havo of vwo dan Sub-Saharaanse migranten (32,4 tegenover 14,0 procent); onder leerlingen die negen jaar of langer in Nederland verblijven volgen zij 1,7 keer vaker havo of vwo (52,7 tegenover 30,8 procent). Onder leerlingen met een verblijfduur van korter dan drie jaar is het verschil het kleinst (47,7 tegenover 38,9 procent).
Verblijfsduur | Totale bevolking (% van leerlingen in leerjaar 3 voortgezet onderwijs2)) | Sub-Sahara Afrika (% van leerlingen in leerjaar 3 voortgezet onderwijs2)) | Buiten-Europa (excl. SSA) (% van leerlingen in leerjaar 3 voortgezet onderwijs2)) |
---|---|---|---|
Totaal | 49,5 | 25,7 | 44,5 |
0 tot 3 jaar | 38,9 | 47,7 | |
3 tot 6 jaar | 14,0 | 32,4 | |
6 tot 9 jaar | 22,5 | 45,5 | |
9 jaar of langer | 30,8 | 52,7 | |
1) Havo/vwo incl. algemeen leerjaar 3. 2)Voortgezet onderwijs excl. praktijkonderwijs. |
Na correctie voor huishoudinkomen en geslacht wordt het verschil tussen leerlingen geboren in Sub-Sahara Afrika en leerlingen geboren in overig Buiten-Europa iets kleiner: Sub-Saharaanse migranten hebben een lager gemiddeld huishoudinkomen. Verblijfsduur en migratiemotief spelen nauwelijks een rol in het verschil tussen de groepen.
Asielmigranten verlaten vaakst voortijdig mbo
Mbo-leerlingen geboren in Sub-Sahara Afrika verlaten vaker voortijdig het onderwijs dan mbo-leerlingen geboren in overig Buiten-Europese landen. Dat geldt met name voor asielmigranten (10,2 tegenover 12,5 procent in schooljaar 2020/’21). Ook onder migranten met andere migratiemotieven is het aandeel voortijdig schoolverlaters in het mbo groter in de Sub-Saharaanse herkomstgroep, maar het verschil is kleiner dan een half procentpunt. Voor beide herkomstgroepen geldt dat het aandeel voortijdig schoolverlaters het hoogst is onder mbo-studenten met migratiemotief asiel, gevolgd door overige en onbekende migratiemotieven. Onder gezinsmigranten is dat aandeel het kleinst.
Migratiemotief | Totale bevolking (% van mbo-studenten1) 22 jaar of jonger) | Sub-Sahara Afrika (% van mbo-studenten1) 22 jaar of jonger) | Buiten-Europa (excl. SSA) (% van mbo-studenten1) 22 jaar of jonger) |
---|---|---|---|
Totaal | 5,5 | 10,8 | 9,3 |
Asiel | 12,5 | 10,2 | |
Gezin | 8,0 | 7,6 | |
Overig/onbekend | 10,4 | 10,0 | |
1)Incl. extranei. |
Voortijdig verlaten mbo neemt af met verblijfsduur
Hoe langer mbo-studenten al in Nederland verblijven, hoe minder vaak zij voortijdig het onderwijs verlaten. Het aandeel voortijdig schoolverlaters is het grootst onder mbo-studenten die korter dan drie jaar in Nederland verblijven en het kleinst onder mbo-studenten met een verblijfsduur van negen jaar of langer. Bij een verblijfsduur korter dan negen jaar is het aandeel voortijdig schoolverlaters 18 tot 22 procent groter onder Sub-Saharische migranten dan onder overig Buiten-Europese migranten. Mbo-studenten geboren in Sub-Sahara Afrika, die korter dan drie jaar geleden naar Nederland zijn gekomen verlaten het vaakst voortijdig het onderwijs (15,6 procent). Het aandeel voortijdig schoolverlaters onder mbo-studenten die negen jaar of langer in Nederland zijn, is onder beide herkomstgroepen nagenoeg gelijk (7,5 en 7,6 procent). Wel ligt dat aandeel hoger dan gemiddeld onder mbo-studenten (5,5 procent).
Verblijfsduur | Totale bevolking (% van mbo-studenten1) 22 jaar of jonger) | Sub-Sahara Afrika (% van mbo-studenten1) 22 jaar of jonger) | Buiten-Europa (excl. SSA) (% van mbo-studenten1) 22 jaar of jonger) |
---|---|---|---|
Totaal | 5,5 | 10,8 | 9,3 |
0 tot 3 jaar | 15,6 | 13,2 | |
3 tot 6 jaar | 13,5 | 11,1 | |
6 tot 9 jaar | 10,4 | 8,7 | |
9 jaar of langer | 7,5 | 7,6 | |
1)Incl. extranei. |
Na correctie voor huishoudinkomen en geslacht is er niet langer een verschil tussen beide herkomstgroepen. Het aandeel voortijdig schoolverlaters onder mbo-studenten geboren in Sub-Sahara Afrika is dan even groot als onder mbo-studenten geboren in overig Buiten-Europa. Verblijfsduur en migratiemotief spelen nauwelijks een rol in het verschil tussen de groepen.
Sub-Saharaanse asielmigranten vaker werkzaam dan overige asielmigranten
De nettoarbeidsparticipatie van 15- tot 75-jarigen hangt sterk samen met het migratiemotief. Zoals verwacht zijn arbeidsmigranten vaker werkzaam dan personen met een ander migratiemotief. Zo is 89,4 procent van de Sub-Saharaanse arbeidsmigranten en 86,2 procent van de overig Buiten-Europese arbeidsmigranten werkzaam. De nettoarbeidsparticipatie ligt het laagst onder asielmigranten en studiemigranten (iets minder dan de helft). Gezinsmigranten en migranten met een overig of onbekend motief vormen een tussenliggende groep. Opvallend is dat Sub-Saharaanse migranten vaker betaald werk hebben dan overig Buiten-Europese migranten. Dat verschil is vooral zichtbaar onder asielmigranten: 50,2 procent van de Sub-Saharaanse asielmigranten is werkzaam, tegenover 41,9 procent van de overig Buiten-Europese asielmigranten.
Migratiemotief | Totale bevolking (% van 15- tot 75-jarigen) | Sub-Sahara Afrika (% van 15- tot 75-jarigen) | Buiten-Europa (excl. SSA) (% van 15- tot 75-jarigen) |
---|---|---|---|
Totaal | 69,9 | 58,1 | 57,1 |
Asiel | 50,2 | 41,9 | |
Gezin | 62,9 | 58,1 | |
Arbeid | 89,4 | 86,2 | |
Studie | 50,0 | 49,5 | |
Overig/onbekend | 60,7 | 58,5 |
Hogere nettoarbeidsparticipatie bij langere verblijfsduur
Naarmate Buiten-Europese migranten tussen de 15 en 75 jaar langer in Nederland verblijven, hebben zij vaker betaald werk. Zo ligt de nettoarbeidsparticipatie van Sub-Saharaanse migranten die korter dan drie jaar in Nederland verblijven betrekkelijk laag (49,7 procent). Onder hen die twaalf jaar of langer in Nederland verblijven ligt de participatie dichter bij het Nederlands gemiddelde (63,2 procent). Het verband tussen verblijfsduur en arbeidsdeelname volgt ongeveer hetzelfde patroon onder Sub-Saharaanse en overig Buiten-Europese migranten. Wel ligt de arbeidsdeelname van Sub-Saharaanse migranten (58,1 procent) in het algemeen iets hoger dan die van overig Buiten-Europese migranten (57,1 procent).
Verblijfsduur | Totale bevolking (% van 15- tot 75-jarigen) | Sub-Sahara Afrika (% van 15- tot 75-jarigen) | Buiten-Europa (excl. SSA) (% van 15- tot 75-jarigen) |
---|---|---|---|
Totaal | 69,9 | 58,1 | 57,1 |
0 tot 3 jaar | 49,7 | 45,7 | |
3 tot 6 jaar | 56,0 | 56,8 | |
6 tot 9 jaar | 61,5 | 58,9 | |
9 tot 12 jaar | 57,7 | 63,2 | |
12 jaar of langer | 63,2 | 63,4 |
De hogere nettoarbeidsparticipatie van Sub-Saharaanse migranten in vergelijking met overig Buiten-Europese migranten bestaat ondanks hun hogere aandeel asielmigranten. Als zij dezelfde migratiemotieven zouden hebben, dan zou het verschil nog groter zijn. Het verschil in arbeidsdeelname hangt daarentegen niet samen met verschillen in leeftijd, geslacht, studiestatus of verblijfsduur.
Arbeidsmigranten relatief vaak vast dienstverband
Van alle 15- tot 75-jarige werknemers geboren buiten Europa hebben arbeidsmigranten het vaakst een vast dienstverband (ongeveer 63 procent). Dat is een hoger percentage dan in de totale Nederlandse bevolking (55,8 procent). Werknemers die als asielzoeker naar Nederland zijn gekomen hebben het minst vaak een vast dienstverband (ongeveer 27 procent). Wel bestaan er verschillen tussen Sub-Saharaanse en overig Buiten-Europese migranten. Onder arbeidsmigranten, asielmigranten en migranten met een overig of onbekend motief is er een klein verschil ten gunste van Sub-Saharaanse migranten. Onder gezinsmigranten en met name studiemigranten is het aandeel met een vast dienstverband juist groter in de overig Buiten-Europese herkomstgroep. Zo heeft van de werknemers met als migratiemotief studie 27,2 procent in de Sub-Saharaanse herkomstgroep een vast contract, vergeleken met 42,2 procent in de overig Buiten-Europese herkomstgroep.
Migratiemotief | Totale bevolking (% van werknemers 15 tot 75 jaar) | Sub-Sahara Afrika (% van werknemers 15 tot 75 jaar) | Buiten-Europa (excl. SSA) (% van werknemers 15 tot 75 jaar) |
---|---|---|---|
Totaal | 55,8 | 36,5 | 41,3 |
Asiel | 27,8 | 26,3 | |
Gezin | 36,7 | 41,3 | |
Arbeid | 63,7 | 63,2 | |
Studie | 27,2 | 42,2 | |
Overig/onbekend | 40,7 | 38,3 |
Migranten met lange verblijfsduur relatief vaak vast dienstverband
Het aandeel werknemers met een vast dienstverband ligt hoger onder migranten die langer in Nederland verblijven. Dat geldt voor zowel werknemers geboren in Sub-Sahara Afrika als voor werknemers geboren in overig Buiten-Europa. Onder werknemers die korter dan drie jaar in Nederland verblijven heeft iets meer dan een kwart een vast dienstverband. Dat is aanzienlijk minder dan bij de totale Nederlandse bevolking, waar 55,8 procent van de werknemers een vast dienstverband heeft. Met name Sub-Saharaanse migranten hebben minder vaak een vast contract; bij overig Buiten-Europese migranten is het verschil ten opzichte van de totale bevolking kleiner. Alleen in de groep die twaalf jaar of langer in Nederland verblijft hebben Sub-Saharaanse migranten iets vaker een vast dienstverband dan overig Buiten-Europese migranten.
Verblijfsduur | Totale bevolking (% van werknemers 15 tot 75 jaar) | Sub-Sahara Afrika (% van werknemers 15 tot 75 jaar) | Buiten-Europa (excl. SSA) (% van werknemers 15 tot 75 jaar) |
---|---|---|---|
Totaal | 55,8 | 36,5 | 41,3 |
0 tot 3 jaar | 26,0 | 29,4 | |
3 tot 6 jaar | 28,0 | 38,1 | |
6 tot 9 jaar | 28,2 | 39,4 | |
9 tot 12 jaar | 38,6 | 45,0 | |
12 jaar of langer | 51,0 | 49,1 |
Dat het aandeel met een vast dienstverband lager ligt onder werknemers gemigreerd uit Sub-Sahara Afrika dan onder werknemers gemigreerd uit overig Buiten-Europese landen heeft deels te maken met hun migratiemotieven. Na correctie voor het migratiemotief lijken beide herkomstgroepen meer op elkaar. Het verschil in het aandeel met een vast dienstverband hangt niet samen met verschillen in leeftijd, geslacht, studiestatus of verblijfsduur.
Arbeidsmigranten werken meer uren dan gemiddelde werknemer
Gemiddeld genomen werken 15- tot 75-jarige werknemers in Nederland 30,3 uur per week in hun hoofdbaan. Bij migranten hangt de gemiddelde arbeidsduur samen met het migratiemotief. Zo werken arbeidsmigranten aanzienlijk meer (ongeveer 39 uur), asielmigranten en gezinsmigranten minder (ongeveer 28 uur), en migranten met een overig of onbekend motief ongeveer even veel als de gemiddelde Nederlandse werknemer. Bij studiemigranten bestaat er een duidelijker verschil naar herkomst. Zo werken studiemigranten van Sub-Saharaanse herkomst gemiddeld minder (31,0 uur) dan studiemigranten van overig Buiten-Europese herkomst (34,3 uur).
Migratiemotief | Totale bevolking (uur per week) | Sub-Sahara Afrika (uur per week) | Buiten-Europa (excl. SSA) (uur per week) |
---|---|---|---|
Totaal | 30,3 | 30,2 | 31,3 |
Asiel | 28,7 | 26,3 | |
Gezin | 27,7 | 29,4 | |
Arbeid | 39,2 | 39,0 | |
Studie | 31,0 | 34,3 | |
Overig/onbekend | 31,9 | 30,8 | |
1) In de hoofdbaan van 15- tot 75-jarige werknemers. |
Migranten met korte verblijfsduur werken relatief veel uren
De arbeidsduur hangt niet eenduidig samen met de verblijfsduur. Werknemers geboren in Sub-Sahara Afrika of overig Buiten-Europese landen die korter dan drie jaar in Nederland verblijven werken meer uren per week (respectievelijk 32,0 uur en 33,2 uur) dan de gemiddelde werknemer in Nederland (30,3 uur). Dat komt doordat deze groep voor een groot deel uit arbeidsmigranten bestaat; migranten die voor asiel of studie naar Nederland zijn gekomen werken in de eerste jaren na aankomst juist iets minder.
Werknemers geboren in Sub-Sahara Afrika of overig Buiten-Europese landen die twaalf jaar of langer in Nederland verblijven werken ongeveer even veel uren per week als gemiddeld (respectievelijk 30,4 uur en 30,3 uur). Sub-Saharaanse migranten die tussen de drie en twaalf jaar in Nederland verblijven werken minder uren dan de gemiddelde werknemer in Nederland (ongeveer 29 uur). Dat is niet het geval voor overig Buiten-Europese migranten; zij werken ongeveer even veel uren als het Nederlands gemiddelde en dus meer dan Sub-Saharaanse migranten met een vergelijkbare verblijfsduur.
Verblijfsduur | Totale bevolking (uur per week) | Sub-Sahara Afrika (uur per week) | Buiten-Europa (excl. SSA) (uur per week) |
---|---|---|---|
Totaal | 30,3 | 30,2 | 31,3 |
0 tot 3 jaar | 32,0 | 33,2 | |
3 tot 6 jaar | 29,2 | 31,4 | |
6 tot 9 jaar | 29,8 | 30,7 | |
9 tot 12 jaar | 28,9 | 31,3 | |
12 jaar of langer | 30,4 | 30,3 | |
1) In de hoofdbaan van 15- tot 75-jarige werknemers. |
De kortere arbeidsduur van Sub-Saharaanse migranten vergeleken met overig Buiten-Europese migranten hangt grotendeels samen met hun migratiemotieven. Ook speelt enigszins mee dat zij een jongere leeftijd hebben en vaker scholier of student zijn. De verschillen in arbeidsduur hangen nauwelijks samen met geslacht of verblijfsduur.
Asielmigranten laagste maandloon
Het gemiddelde brutoloon van 15- tot 75-jarige werknemers in Nederland bedraagt 3.035 euro per maand. Het maandloon van arbeidsmigranten ligt met ongeveer 5.195 euro fors hoger. Dat geldt zowel voor Sub-Saharaanse als overig Buiten-Europese arbeidsmigranten. Werknemers met andere migratiemotieven hebben juist een lager bruto maandloon dan gemiddeld. Onder werknemers met motief asiel, gezin of studie ligt het het gemiddelde maandloon van Sub-Saharaanse migranten lager dan dat van overig Buiten-Europese migranten. Asielmigranten verdienen met 1.550 euro per maand het laagste loon.
Migratiemotief | Totale bevolking (euro) | Sub-Sahara Afrika (euro) | Buiten-Europa (excl. SSA) (euro) |
---|---|---|---|
Totaal | 3035 | 2156 | 2693 |
Asiel | 1529 | 1590 | |
Gezin | 1702 | 2064 | |
Arbeid | 5193 | 5192 | |
Studie | 2518 | 3223 | |
Overig/onbekend | 2501 | 2436 | |
1) In de hoofdbaan van 15- tot 75-jarige werknemers. |
Werknemers met korte verblijfsduur hoogste maandloon
Er is geen eenduidig verband tussen het bruto maandloon en de verblijfsduur van werknemers. Het gemiddelde maandloon van werkende migranten die korter dan drie jaar in Nederland verblijven verschilt het minste van het gemiddelde van alle werkenden. Verder zijn er, op elke verblijfsduur, verschillen naar herkomst. Zo ligt het gemiddelde maandloon van Sub-Saharaanse migranten voor iedere verblijfsduur lager dan dat van overig Buiten-Europese migranten. Dat is met name het geval voor migranten die zes tot negen jaar in Nederland verblijven.
Verblijfsduur | Totale bevolking (euro) | Sub-Sahara Afrika (euro) | Buiten-Europa (excl. SSA) (euro) |
---|---|---|---|
Totaal | 3035 | 2156 | 2693 |
0 tot 3 jaar | 2627 | 2997 | |
3 tot 6 jaar | 2067 | 2791 | |
6 tot 9 jaar | 1869 | 2750 | |
9 tot 12 jaar | 1958 | 2674 | |
12 jaar of langer | 2176 | 2434 | |
1) In de hoofdbaan van 15- tot 75-jarige werknemers. |
Verschil in maandloon bijna volledig verklaard
Het gemiddelde bruto maandloon van werknemers geboren in Sub-Sahara Afrika bedraagt ongeveer 2150 euro. Dat is 550 euro minder dan het gemiddelde bruto maandloon van werknemers geboren in overig Buiten-Europese landen, dat 2700 euro bedraagt. Van dit verschil wordt 88,6 procent verklaard door verschillen in bovengenoemde kenmerken. Met andere woorden, als de werknemers die geboren zijn in Sub-Sahara Afrika dezelfde kenmerken zouden hebben als de werknemers geboren in overig Buiten-Europa, dan zou hun gemiddelde maandloon 2650 euro zijn. Dat is zo’n 50 euro minder dan het gemiddelde van overig Buiten-Europese migranten met een dienstverband.
Feitelijk (euro) | Gecorrigeerd (euro) | |
---|---|---|
-537 | -61 | |
1) In de hoofdbaan van 15- tot 75-jarige werknemers. |
Baankenmerken en migratiemotief grootste rol in verschil in maandloon
Van de kenmerken in de analyse verklaren verschillen in arbeidsduur en migratiemotieven het grootste deel van het loonverschil. Werknemers geboren in Sub-Sahara Afrika werken gemiddeld minder uren per week. Als zij net zo veel zouden werken als werknemers geboren in overig Buiten-Europa, dan zou hun bruto maandloon ongeveer 100 euro meer bedragen. Ook migratiemotief speelt een grote rol. Sub-Saharaanse migranten met een dienstverband zijn relatief vaak als asiel- of gezinsmigrant naar Nederland gekomen, overig Buiten-Europese migranten juist vaker als arbeids- of studiemigrant. Studiemigranten en met name arbeidsmigranten hebben gemiddeld een hoger loon dan asiel- en gezinsmigranten. Dat is niet verrassend, omdat zij naar Nederland zijn gekomen vanwege een baan of opleiding; bovendien geldt voor de meeste arbeidsmigranten dat er aan hun verblijfsvergunning een looneis wordt gesteld. Als de verhouding asiel-, gezins-, arbeids- en studiemigranten binnen de groep Sub-Saharaanse migranten hetzelfde zou zijn als binnen de groep overig Buiten-Europese migranten, dan zou hun gemiddelde maandloon 200 euro hoger liggen.
De bedrijfstak waarin de migranten werkzaam zijn speelt ook een rol. Naar verhouding werken Sub-Saharaanse migranten weinig in sectoren met een relatief hoog gemiddeld maandloon, zoals de financiële dienstverlening en de informatie en communicatie. Ze werken juist relatief vaak in de verhuur en overige zakelijke dienstverlening, waar ook de uitzendbranche onder valt en waar het gemiddelde maandloon naar verhouding laag is. Als Sub-Saharaanse migranten in dezelfde mate vertegenwoordigd zouden zijn in de verschillende bedrijfssectoren als overig Buiten-Europese migranten, dan zou hun gemiddelde maandloon 125 euro meer bedragen.
Ten slotte wordt een klein deel van het verschil met werkende overig Buiten-Europese migranten verklaard door een verschil in leeftijdsopbouw. Werknemers geboren in Sub-Sahara Afrika zijn gemiddeld jonger en verdienen daarom minder. Als zij dezelfde leeftijdsopbouw zouden hebben als de groep overig Buiten-Europese migranten met een dienstverband, dan zou hun gemiddelde maandloon 25 euro hoger zijn. Verschillen in verblijfsduur, studiestatus, geslacht, woonprovincie of stedelijkheid van de woongemeente spelen nauwelijks een verklarende rol bij het loonverschil tussen Sub-Saharaanse en overig Buiten-Europese migranten.
Conclusie
Sub-Saharaanse migranten hebben over het algemeen een zwakkere sociaaleconomische positie dan overig Buiten-Europese migranten. Ze volgen minder vaak havo- of vwo-onderwijs, zijn in het mbo vaker voortijdig schoolverlater, hebben minder vaak een vast dienstverband, werken wekelijks minder uur in de hoofdbaan en verdienen een lager maandloon. Wel ligt de nettoarbeidsparticipatie van Sub-Saharaanse migranten iets hoger dan die van overig Buiten-Europese migranten. De verschillen in het onderwijs komen grotendeels doordat Sub-Saharaanse scholieren en studenten in gezinnen opgroeien met een lager inkomen (zie ook Cooper en Stewart, 2021). De verschillen op het vlak van arbeid zijn deels terug te voeren op migratiemotieven. Sub-Saharaanse migranten hebben zich vaker dan overig Buiten-Europese migranten in Nederland gevestigd vanwege asiel en juist minder vaak met andere motieven. Motieven spelen een belangrijke rol bij de sociaaleconomische positie van migranten. Zo nemen asielmigranten een relatief zwakke sociaaleconomische positie in, terwijl arbeidsmigranten een sterke positie innemen, zelfs iets sterker dan de totale Nederlandse bevolking. De positie van gezinsmigranten ligt er tussenin. Naast verschillen naar migratiemotief zijn er verschillen naar verblijfsduur. Migranten nemen een gunstiger sociaaleconomische positie in naarmate zij langer in Nederland verblijven. Uitzonderingen zijn de arbeidsduur en het maandloon, waarbij migranten die korter dan drie jaar in Nederland verblijven ongeveer een even lange werkweek maken en evenveel verdienen als migranten die twaalf jaar of langer in Nederland verblijven, mogelijk doordat deze groep betrekkelijk veel (tijdelijke) arbeidsmigranten omvat.
Bibliografie
Cooper, K. en Stewart, K. (2021). Does household income affect children’s outcomes? <nobr>A systematic review of the evidence. Child Indicators Research, 14(3), 981-1005.