Inwoners met herkomst Sub-Sahara Afrika

De sociaaleconomische positie van personen in Nederland met herkomst Afrika ten zuiden van de Sahara

Over deze publicatie

Deze rapportage beschrijft hoe de groep personen met een herkomst uit Sub-Sahara Afrika zich verhoudt tot de groep personen met een overig Buiten-Europese herkomst en het gemiddelde van de Nederlandse bevolking. De thema’s die hierbij aan bod komen zijn bevolking, onderwijs, arbeidsmarkt, inkomen en gezondheid. Daarnaast wordt ook inzichtelijk gemaakt welke rol migratiemotief en verblijfsduur spelen bij sociaaleconomische verschillen tussen migranten. De populatie betreft alle personen die op 1 januari 2022 zijn ingeschreven bij een Nederlandse gemeente.

In de rapportage wordt onderscheid gemaakt tussen mensen met een herkomst buiten Nederland die in Nederland (tweede generatie) of in het buitenland zijn geboren (migranten).

Bekostigd door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Samenvatting

Personen van Sub-Saharaanse herkomst vormen een kleine, recente en jonge bevolkingsgroep in Nederland. Op 1 januari 2022 bestond deze groep uit 289 duizend mensen. Zij hebben veelal een herkomst uit Somalië, Zuid-Afrika, Ethiopië, Ghana, Eritrea, Kaapverdië of Nigeria. Van hen is ongeveer twee derde in Sub-Sahara Afrika geboren en naar Nederland gemigreerd; een derde heeft ouders uit Sub-Sahara Afrika maar is zelf in Nederland geboren. Sub-Saharaanse migranten bevinden zich vaak pas kort in Nederland en zijn hier met verscheidene motieven gekomen, waaronder asiel en gezin. De tweede generatie, die in Nederland is geboren, bestaat grotendeels uit kinderen en jongvolwassenen.

Over het algemeen nemen personen van Sub-Saharaanse herkomst een ongunstigere maatschappelijke positie in dan rest van de Nederlandse bevolking. Dit uit zich onder andere in een lager onderwijsniveau, meer voortijdig schoolverlaten, een lagere arbeidsdeelname, slechtere arbeidsvoorwaarden, een lager inkomen en hogere zorgkosten. Op een klein aantal indicatoren is er geen sprake van een ongunstige positie.

Wat opvalt, is dat er grote verschillen bestaan tussen Sub-Saharaanse migranten en de Sub-Saharaanse tweede generatie. Het zijn vooral migranten die een ongunstige positie innemen. De tweede generatie lijkt daarentegen meer op het gemiddelde van de Nederlandse bevolking. Van de tweede generatie volgen de meesten op dit moment onderwijs, en hun onderwijsuitkomsten lijken op die van leeftijdsgenoten met een overig Buiten-Europese herkomst. Hoewel ook de Sub-Saharaanse tweede generatie een minder gunstige onderwijspositie inneemt ten opzichte van het gemiddelde van Nederland, is dit verschil aanzienlijk kleiner dan voor Sub-Saharaanse migranten. Ook op de arbeidsmarkt is de achterstand van de tweede generatie aanzienlijk kleiner dan voor Sub-Saharaanse migranten, maar wel aanwezig ten opzichte van de gemiddelde Nederlandse bevolking. Tevens lijkt de gezinsvorming van de tweede generatie op die van de rest van de Nederlandse bevolking.

Een belangrijk deel van dit rapport gaat over de vraag in hoeverre de ongunstige positie van personen van Sub-Saharaanse herkomst kan worden verklaard door verschillen in achtergrondkenmerken. Daartoe zijn analyses uitgevoerd waarbij rekening is gehouden met leeftijd, geslacht, studiestatus, opleidingsniveau, inkomen en andere kenmerken. Uit deze analyses blijkt dat verschillen tussen de Sub-Saharaanse tweede generatie en de rest van de bevolking grotendeels zijn terug te voeren op de jonge leeftijd van de tweede generatie. De verschillen tussen Sub-Saharaanse migranten en de rest van de bevolking zijn slechts gedeeltelijk terug te voeren op de lagere leeftijd van migranten. Ook na correctie blijven migranten uit Sub-Sahara Afrika op achterstand staan.

Is deze achterstand kenmerkend voor Sub-Saharaanse migranten? En zo ja, heeft dat dan te maken met het relatief hoge aandeel asielmigranten of de verblijfsduur van deze migranten? Om die vragen te beantwoorden is onderzocht in hoeverre migranten onderling van elkaar verschillen. Daaruit komt naar voren dat Sub-Saharaanse migranten veelal een ongunstigere positie innemen dan migranten uit andere Buiten-Europese landen. Dit hangt samen met de manier waarop zij zich hier gevestigd hebben. Sub-Saharaanse migranten zijn relatief vaak naar Nederland gekomen om asiel aan te vragen en verblijven hier pas relatief kort. Daarnaast blijkt de ongunstigere onderwijspositie ook deels samen te hangen met het relatief lagere huishoudinkomen onder gezinnen van Sub-Saharaanse kinderen. Wanneer met deze kenmerken rekening wordt gehouden, vallen de verschillen tussen Sub-Saharaanse migranten en overig Buiten-Europese migranten grotendeels weg.

Het beeld dat uit dit rapport naar voren komt is dus gemengd. Enerzijds gaat het Sub-Saharaanse migranten minder goed af dan de rest van de Nederlandse bevolking. Ze staan op verscheidene vlakken op achterstand, ook wanneer wordt gecorrigeerd voor hun achtergrondkenmerken. Anderzijds lijkt de Sub-Saharaanse tweede generatie op gebied van onderwijs meer op het gemiddelde van de Nederlandse bevolking en neemt zij, wanneer rekening wordt gehouden met het grote aandeel jongeren, bijna een even gunstige positie in op de arbeidsmarkt. 

Inleiding

Sinds enkele jaren publiceert het CBS gegevens over personen met een herkomstland uit Sub-Sahara Afrika in de Kernindicatoren Integratie in antwoord op een toegenomen informatiebehoefte vanuit zowel de Nederlandse als de internationale beleidsvoering1). Op 23 december 2013 riep de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (VN) het Internationale decennium voor mensen van Afrikaanse herkomst uit. Dit decennium duurt van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2024. De internationale gemeenschap erkende hiermee de behoefte aan de bevordering en de bescherming van de mensenrechten van ongeveer 200 miljoen mensen in Afrika en miljoenen andere mensen van Afrikaanse herkomst buiten Afrika wereldwijd2). In het licht van de afsluiting van het decennium brengt het CBS in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en in aanvulling op de Kernindicatoren Integratie in deze publicatie de positie van inwoners van Nederland van Sub-Saharaanse herkomst verder in kaart. Het CBS heeft onderzoek gedaan naar de demografische kenmerken, de sociaaleconomische positie en het zorggebruik van deze herkomstgroep in Nederland.

In deze publicatie wordt de positie van personen van Sub-Saharaanse herkomst in kaart gebracht. Om hun positie te kunnen duiden wordt deze vergeleken met de positie van personen van overig Buiten-Europese herkomst en het gemiddelde van de totale Nederlandse bevolking. Bij de meeste figuren worden ongecorrigeerde verschillen getoond. Dit betekent dat in de figuren geen rekening is gehouden met verschillen in samenstelling tussen herkomstgroepen in bijvoorbeeld inkomen, geslacht, leeftijd of opleidingsniveau. Uit de Rapportage Integratie en Samenleven 2022 blijkt dat verschillen in de (sociaaleconomische) positie die verschillende herkomstgroepen innemen samen kan hangen met verschillen in achtergrondkenmerken3). Daarom is in dit rapport voor de meeste indicatoren door middel van multivariate regressieanalyse ook gekeken in hoeverre de beschreven verschillen tussen herkomstgroepen blijven bestaan wanneer rekening wordt gehouden met verschillen in de samenstelling van groepen. In de tekst wordt hierbij steeds aangegeven voor welke factoren is gecorrigeerd.

Populatie

De populatie bestaat uit alle personen die op 1 januari 2022 geregistreerd zijn in de Basisregistratie Personen (BRP) met als herkomstland één van de Afrikaanse landen ten zuiden van de Sahara (Sub-Sahara Afrika). In deze rapportage is als afbakening van Sub-Sahara Afrika gekozen voor dezelfde landen die als dusdanig zijn gedefinieerd door de Verenigde Naties4). Zie de Onderzoeksmethode voor de lijst van 53 landen die volgens deze definitie onderdeel uitmaken van Sub-Sahara Afrika. 
In de hoofdstukken wordt de positie van personen van Sub-Saharaanse herkomst vergeleken met die van personen van overig Buiten-Europese herkomst en die van het gemiddelde van de totale bevolking van Nederland. Voor personen met een overig Buiten-Europese herkomst gaat het om personen met een herkomstland gelegen in Azië, Amerika, Oceanië en Afrika exclusief Sub-Sahara Afrika. Voor het gemiddelde van de Nederlandse bevolking is het gemiddelde van alle inwoners van Nederland gerekend, ongeacht hun herkomst. Naast het land van herkomst wordt in deze publicatie waar mogelijk onderscheid gemaakt naar wel of niet in Nederland geboren. Om de teksten leesbaar te houden, worden in de teksten andere termen gebruikt dan in de figuren. Personen die zijn geboren in het buitenland worden in de tekst ‘migranten’ genoemd. Personen die zijn geboren in Nederland met één of twee ouders die in het buitenland zijn geboren worden aangeduid als ‘tweede generatie’. Onder de groep personen van Sub-Saharaanse herkomst vallen dus zowel Sub-Saharaanse migranten als de Sub-Saharaanse tweede generatie.

Inhoud

Hoofstuk 1 beschrijft de demografie van personen van Sub-Saharaanse herkomst. Hierbij wordt onder meer ingegaan op de aantallen in Nederland naar herkomstland, de leeftijdsopbouw, regionale spreiding, verblijfsduur en migratiemotief.
In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de onderwijspositie. Aan bod komt onder andere het onderwijsniveau in leerjaar 3 van het voortgezet onderwijs, de studierichting en het niveau op mbo, voortijdig schoolverlaters en het hoogst behaalde opleidingsniveau.
Hoofdstuk 3 behandelt verschillende aspecten van werk en inkomen. Het gaat onder meer om de sociaaleconomische positie, arbeidsdeelname, arbeidsduur en het inkomen.
Hoofdstuk 4 geeft inzicht in het zorggebruik. Hierbij wordt gekeken naar de gemiddelde zorgkosten per persoon en het aandeel personen dat diabetesmiddelen, antidepressiva of antipsychotica heeft gekregen.
Hoofdstuk 5 biedt inzicht in de rol die migratiemotief en verblijfsduur spelen in de sociaaleconomische positie van migranten. Voor enkele kenmerken op gebied van onderwijs, werk en inkomen zijn uitsplitsingen gemaakt naar verblijfsduur en migratiemotief.

Naast beschrijvende analyses zijn er enkele decompositieanalyses (Kitagawa-Oaxaca-Blinder-decompositie) opgenomen om te bepalen in hoeverre verschillen tussen personen van Sub-Saharaanse herkomst en de rest van de bevolking in Nederland kunnen worden verklaard door verschillen in achtergrondkenmerken. Meer uitleg over deze decompositieanalyse is te lezen in de Onderzoeksmethode van dit rapport. De decompositieanalyses zijn uitgevoerd voor het aandeel met een partner van Nederlandse herkomst, het aandeel leerlingen in leerjaar 3 van het voortgezet onderwijs, nettoarbeidsparticipatie en maandloon.

1) Kernindicatoren Integratie 2023
2) https://www.un.org/en/observances/decade-people-african-descent
3) Rapportage Integratie en Samenleven 2022
4) UN Standard country or area code for statistical use

1. Bevolking

In dit hoofdstuk staat de demografie van personen van Sub-Saharaanse herkomst centraal. Het gaat hierbij om personen die in een land ten zuiden van de Sahara zijn geboren en zich in Nederland hebben gevestigd (‘migranten’) alsook om hun kinderen die in Nederland zijn geboren (‘de tweede generatie’). De beschrijving betreft personen die op 1 januari 2022 stonden ingeschreven in het bevolkingsregister van een Nederlandse gemeente. Eerst wordt gekeken naar het aantal personen, de herkomstlanden, de migratiemotieven, de verblijfsduur en de spreiding over Nederland. Vervolgens komen de leeftijdsopbouw, de verdeling naar geslacht en de gezinssituatie aan bod. Speciale aandacht gaat uit naar samenwoonrelaties: hebben mensen van Sub-Saharaanse herkomst partners met een Nederlandse of met een andere herkomst? Voorts wordt ingegaan op het kindertal van vrouwen van Sub-Saharaanse herkomst. De cijfers worden getoond voor zowel migranten als de tweede generatie. Indien van toepassing worden de cijfers vergeleken met die van personen van overig Buiten-Europese herkomst en met de totale Nederlandse bevolking.

Minder dan 2 procent van de bevolking heeft herkomst Sub-Sahara Afrika

De Nederlandse bevolking bestond op 1 januari 2022 uit 17,6 miljoen mensen. Het grootste deel daarvan was van Nederlandse herkomst (74,0 procent), een kleiner deel had een andere Europese herkomst (8,4 procent) of een Buiten-Europese herkomst (16,0 procent). Personen van Sub-Saharaanse herkomst vormden verhoudingsgewijs een klein deel van de bevolking (1,6 procent), bestaande uit 289 duizend mensen.

Van alle personen van Sub-Saharaanse herkomst is ongeveer twee derde in het buitenland geboren (62,4 procent). Ongeveer een derde is in Nederland geboren (37,6 procent), waarvan iets minder dan de helft één in het buitenland geboren ouder had en iets meer dan de helft twee in het buitenland geboren ouders. Het aandeel dat in Nederland is geboren ligt daarmee bij personen van Sub-Saharaanse herkomst lager dan bij personen van overig Buiten-Europese herkomst (46,8 procent).

1.1 Bevolking naar herkomst, 1 januari 2022
Aantal personenAandeel in bevolkingAandeel geboren in Nederlandwaarvan
1 ouder geboren in
buitenland
2 ouders geboren in
buitenland
x 1 000%
Totale bevolking17 591100,085,56,35,2
Nederland13 01374,0100,00,00,0
Europa (excl. NL )1 4778,440,732,78,1
Buiten-Europa (excl. SSA)2 81216,046,821,025,8
Sub-Sahara Afrika2891,637,615,322,3
waarvan
  Somalië410,239,93,336,6
  Zuid-Afrika360,234,229,54,7
  Ethiopië300,231,85,726,1
  Ghana270,241,312,329,0
  Eritrea250,116,10,415,7
  Kaapverdië230,149,015,633,5
  Nigeria170,142,525,916,6
  Overige landen890,540,921,119,8
Bron: CBS

Herkomst grotendeels uit zeven landen

Wanneer we inzoomen op de groep van Sub-Saharaanse herkomst, wordt duidelijk dat de herkomst naar een beperkt aantal landen is te herleiden. Voor migranten zijn de grootste herkomstlanden Somalië, Zuid-Afrika, Ethiopië, Ghana, Eritrea, Kaapverdië en Nigeria. In totaal is 71 procent van alle Sub-Saharaanse migranten uit een van deze landen afkomstig. Ook voor de tweede generatie zijn dit de grootste herkomstlanden, met uitzondering van Eritrea, dat nog niet onafhankelijk was toen de meeste van hun ouders migreerden. In totaal heeft 66 procent van de tweede generatie ten minste een ouder afkomstig uit een van deze landen. Van betrekkelijk weinig personen ligt het land van herkomst in de Sahel of op een van de eilandstaten (met uitzondering van Kaapverdië).

1.2 Herkomstlanden inwoners van Sub-Saharaanse herkomst, 1 januari 2022
statnameTotaalGeboren in buitenlandGeboren in Nederland
Angola939850304368
Benin534321213
Botswana433302131
Burkina Faso752440312
Burundi339720581339
Centraal-Afrikaanse Republiek1208832
Comoren231211
Congo1616876740
Congo (DR)925049674283
Djibouti279135144
Equatoriaal-Guinea916526
Eritrea25081210434038
Eswatini18510184
Ethiopië29896203809516
Gabon19610492
Gambia23661584782
Ghana269081579911109
Guinee498526032382
Guinee-Bissau496285211
Ivoorkust20771191886
Kaapverdië231561180511351
Kameroen377221501622
Kenia626239362326
Lesotho259157102
Liberia329417651529
Madagaskar410237173
Malawi717377340
Mali408225183
Mauritanië445295150
Mozambique1269772497
Namibië661472189
Niger441267174
Nigeria1690797197188
Rwanda18801152728
Sao Tomé en Principe334193141
Senegal233813151023
Sierra Leone601337952218
Soedan909161882903
Somalië410722470116371
Tanzania298815421446
Togo20021118884
Tsjaad219109110
Oeganda400528341171
Zambia215611461010
Zimbabwe318420131171
Zuid-Afrika363802392812452
Zuid-Soedan33330
 

Asiel en gezin belangrijke migratiemotieven

Ongeveer een vijfde (22,3 procent) van alle Sub-Saharaanse migranten heeft zich voor 1999 in Nederland gevestigd. Voor recentere migranten is een migratiemotief vastgesteld. Asiel (30,4 procent) en gezinsvorming en gezinshereniging (18,7) zijn de meest voorkomende migratiemotieven. Voor een kleiner deel bedroeg het motief studie (2,5 procent) of arbeidsmigratie (3,1 procent), waaronder ook kennismigratie. Deze motieven verschillen van de migratiemotieven van personen van overige Buiten-Europese herkomst. Met name het aandeel dat naar Nederland is gekomen voor asiel ligt bij Sub-Saharaanse migranten hoger dan bij overig Buiten-Europese migranten (12,2 procent). Er zijn geen migratiemotieven vastgesteld voor personen met de Nederlandse nationaliteit (9,0 procent) of een andere EU/EFTA-nationaliteit (4,5 procent). Het gaat daarbij om personen geboren in Sub-Sahara Afrika, die voor hun migratie naar Nederland een EU/EFTA-nationaliteit hebben verworven, bijvoorbeeld via hun ouders. 

Het is bekend dat migratiemotieven sterk per land verschillen. Dat blijkt ook het geval als de motieven van Sub-Saharaanse migranten worden uitgesplitst naar herkomstland. Enerzijds zijn er landen als Ethiopië, Eritrea en Somalië, waarvan een groot deel naar Nederland is gemigreerd vanwege asiel. Anderzijds zijn er landen als Ghana en Kaapverdië, waarvan de migratiestromen eerder op gang zijn gekomen en de meeste huidige inwoners zijn gemigreerd vanwege hun gezin. Voor Zuid-Afrika en Nigeria spelen zowel gezinsmotieven als arbeidsmotieven een rol. Verder valt op dat een betrekkelijk groot deel van de Nigeriaanse migranten zich in Nederland heeft gevestigd om te studeren.

1.3 Migratiemotief naar herkomstland, geboren in het buitenland, 1 januari 2022
HerkomstAsiel (%)Gezin (%)Arbeid (%)Studie (%)Overig/onbekend (%)Nederlandse nationaliteit (%)EU/EFTA-nationaliteit (%)Migraite voor 1999 (%)
Sub-Sahara Afrika30,418,73,12,59,69,04,522,3
Somalië42,819,60,00,18,512,80,615,6
Zuid-Afrika0,221,615,12,57,516,312,024,9
Ethiopië59,98,70,71,43,94,90,520,0
Ghana0,834,01,22,810,79,43,637,4
Eritrea78,418,10,00,11,90,60,20,8
Kaapverdië0,011,10,60,07,56,09,864,9
Nigeria8,028,06,411,818,85,83,817,5
Overig SSA27,516,31,63,714,710,05,320,7
Buiten-Europa (excl. SSA)12,216,84,73,65,610,92,743,5
 

Sub-Saharaanse migranten zijn recent aangekomen

Wanneer we kijken naar de verblijfsduur in Nederland, blijkt dat Sub-Saharaanse migranten zich pas korte tijd in Nederland bevinden. Bijna de helft van hen (51,0 procent) is in de afgelopen 10 jaar gekomen en bijna een derde (30,4 procent) zelfs in de afgelopen 5 jaar. Daarmee vormen Sub-Saharaanse migranten een relatief recente migrantengroep. Migranten van overig Buiten-Europese herkomst bevinden zich gemiddeld langer in Nederland. Zo is bijna twee derde (63,7 procent) van de overig Buiten-Europese migranten meer dan 10 jaar geleden geïmmigreerd en 7,7 procent al meer dan 50 jaar geleden.

1.4 Verblijfsduur in Nederland naar geboorteregio, geboren in het buitenland, 1 januari 2022
VerblijfsduurSub-Sahara Afrika (%)Buiten-Europa (excl. SSA) (%)
0 tot 5 jaar30,423,1
5 tot 10 jaar20,613,2
10 tot 15 jaar13,47,6
15 tot 20 jaar7,86,9
20 tot 25 jaar8,39,1
25 tot 30 jaar6,57,1
30 tot 35 jaar5,27,4
35 tot 40 jaar2,34,7
40 tot 45 jaar2,37,3
45 tot 50 jaar1,45,8
50 jaar of langer1,97,7
 

Vooral woonachtig in en rond Rotterdam, Amsterdam, Den Haag en Almere

Op 1 januari 2022 woonde in alle Nederlandse gemeentes wel iemand van Sub-Saharaanse herkomst. De spreiding over het land was echter niet gelijkmatig. De helft van alle personen van Sub-Saharaanse herkomst woonde verspreid over 20 gemeentes, terwijl de andere helft verspreid over de resterende 325 gemeentes woonde. Deze concentratie was sterker dan voor de totale Nederlandse bevolking. Van de totale bevolking woonde namelijk de helft verspreid over 59 gemeentes en de andere helft in de resterende 266 gemeentes.

Om de gemeentelijke spreiding beter te kunnen duiden, tonen de kaarten het aantal personen van Sub-Saharaanse herkomst per 1000 inwoners. Sub-Saharaanse migranten vormen een betrekkelijk grote groep in en rond Rotterdam, Amsterdam, Den Haag, Almere en enkele steden buiten de Randstad. In absolute zin betreft het aandeel ten hoogste 28 personen per 1000 inwoners, waarmee het om een kleine bevolkingsgroep gaat. De gemeentelijke spreiding van de Sub-Saharaanse tweede generatie lijkt sterk op die van Sub-Saharaanse migranten, behalve dat de tweede generatie een kleinere groep omvat. Het gaat om hoogstens 20 personen per 1000 inwoners.

Wel moet worden opgemerkt dat de spreiding sterk samenhangt met het specifieke herkomstland. Zo zijn personen van Somalische herkomst het sterkst vertegenwoordigd in Tilburg, personen van Zuid-Afrikaanse herkomst in Laren en Wassenaar, personen van Eritrese en Nigeriaanse herkomst in Westerwolde (waar in de plaats Ter Apel een aanmeldcentrum ligt), personen van Ghanese herkomst in Amsterdam, personen van Ethiopische herkomst in Uithoorn, Amstelveen en Diemen en personen van Kaapverdische herkomst in Rotterdam, Schiedam en Capelle aan den IJssel.

1.5 Personen van Sub-Saharaanse herkomst, 1 januari 2022
GemeentenaamStatcodeGeboren in het buitenland ( per duizend)Geboren in Nederland ( per duizend)
Aa en Hunze7,04,32,8
Aalsmeer11,67,83,9
Aalten5,83,72,1
Achtkarspelen4,53,21,3
Alblasserdam8,64,83,8
Albrandswaard16,28,37,9
Alkmaar16,210,26,0
Almelo9,15,73,4
Almere28,816,612,2
Alphen aan den Rijn13,37,65,7
Alphen-Chaam5,33,22,1
Altena6,53,92,6
Ameland0,50,30,3
Amersfoort20,512,58,1
Amstelveen25,117,08,2
Amsterdam39,425,813,6
Apeldoorn15,110,34,8
Arnhem20,913,37,6
Assen15,810,15,6
Asten7,14,52,6
Baarle-Nassau3,52,70,7
Baarn16,710,06,7
Barendrecht15,17,28,0
Barneveld11,17,33,7
Beek7,85,02,8
Beekdaelen5,54,01,5
Beesel2,81,61,2
Berg en Dal8,14,93,3
Bergeijk6,14,21,9
Bergen (L.)5,34,01,4
Bergen (NH.)10,07,03,0
Bergen op Zoom16,410,16,2
Berkelland6,44,71,7
Bernheze5,83,82,0
Best12,78,44,3
Beuningen7,23,73,5
Beverwijk16,510,16,5
Bladel7,64,82,8
Blaricum9,85,54,3
Bloemendaal12,07,34,7
Bodegraven-Reeuwijk9,35,63,7
Boekel3,52,41,2
Borger-Odoorn3,62,80,8
Borne5,13,51,7
Borsele7,24,32,9
Boxtel12,28,83,4
Breda17,811,36,5
Brielle9,85,64,2
Bronckhorst3,42,31,1
Brummen5,73,81,9
Brunssum7,85,22,6
Bunnik11,36,54,8
Bunschoten7,23,93,2
Buren6,43,92,5
Capelle aan den IJssel28,114,913,2
Castricum9,56,03,6
Coevorden11,67,44,1
Cranendonck10,37,52,8
Culemborg11,77,04,7
Dalfsen6,23,92,2
Dantumadiel10,36,83,5
De Bilt12,37,05,3
De Fryske Marren11,07,73,4
De Ronde Venen12,47,64,8
De Wolden5,94,11,8
Delft24,315,39,0
Den Helder14,29,34,9
Deurne5,83,62,2
Deventer14,09,24,8
Diemen32,019,612,4
Dijk en Waard12,88,34,5
Dinkelland4,33,01,3
Doesburg11,18,13,1
Doetinchem10,56,83,6
Dongen6,43,82,6
Dordrecht22,513,49,1
Drechterland7,14,22,9
Drimmelen7,24,62,5
Dronten13,29,43,8
Druten3,92,31,5
Duiven7,34,42,8
Echt-Susteren6,24,41,8
Edam-Volendam7,44,52,9
Ede11,97,94,0
Eemnes9,37,02,3
Eemsdelta15,210,64,7
Eersel7,94,63,3
Eijsden-Margraten4,93,11,7
Eindhoven24,115,68,5
Elburg7,24,82,4
Emmen11,57,63,8
Enkhuizen10,77,13,5
Enschede12,37,84,5
Epe6,14,12,0
Ermelo12,67,74,9
Etten-Leur9,45,93,5
Geertruidenberg8,55,03,6
Geldrop-Mierlo14,39,05,3
Gemert-Bakel7,64,72,9
Gennep8,05,12,9
Gilze en Rijen18,012,95,1
Goeree-Overflakkee8,35,23,1
Goes13,27,95,3
Goirle9,06,03,0
Gooise Meren13,57,95,6
Gorinchem17,610,27,4
Gouda13,68,25,4
Groningen18,311,37,0
Gulpen-Wittem5,03,31,7
Haaksbergen5,12,92,2
Haarlem19,512,67,0
Haarlemmermeer16,710,46,3
Halderberge9,55,83,7
Hardenberg10,07,32,7
Harderwijk10,66,93,7
Hardinxveld-Giessendam11,76,35,5
Harlingen7,14,82,3
Hattem7,64,13,6
Heemskerk12,97,05,8
Heemstede14,19,05,1
Heerde5,03,11,9
Heerenveen12,07,05,0
Heerlen12,78,54,2
Heeze-Leende7,25,21,9
Heiloo11,37,93,4
Hellendoorn6,54,32,2
Hellevoetsluis11,26,44,8
Helmond14,38,75,5
Hendrik-Ido-Ambacht10,65,55,1
Hengelo8,05,03,0
Het Hogeland10,16,73,4
Heumen8,44,83,6
Heusden6,34,32,1
Hillegom9,86,33,5
Hilvarenbeek4,93,51,3
Hilversum19,613,46,2
Hoeksche Waard9,25,63,6
Hof van Twente6,04,12,0
Hollands Kroon7,75,42,3
Hoogeveen8,55,82,7
Hoorn18,811,87,0
Horst aan de Maas5,13,81,3
Houten12,57,84,7
Huizen14,48,85,6
Hulst8,15,82,3
IJsselstein11,77,04,8
Kaag en Braassem10,06,23,8
Kampen11,67,34,3
Kapelle8,14,73,4
Katwijk11,26,54,7
Kerkrade7,34,92,4
Koggenland8,65,53,1
Krimpen aan den IJssel13,87,26,6
Krimpenerwaard9,56,13,4
Laarbeek6,44,42,0
Land van Cuijk9,76,53,2
Landgraaf7,34,42,9
Landsmeer10,55,45,1
Lansingerland13,66,86,8
Laren15,010,64,4
Leeuwarden19,412,17,3
Leiden20,212,28,0
Leiderdorp11,77,64,1
Leidschendam-Voorburg21,714,07,7
Lelystad21,813,28,6
Leudal8,06,41,6
Leusden11,67,24,4
Lingewaard5,03,21,9
Lisse9,05,33,7
Lochem7,24,42,8
Loon op Zand9,35,83,5
Lopik6,23,72,5
Losser4,42,91,5
Maasdriel6,23,92,2
Maasgouw7,25,31,9
Maashorst8,65,92,7
Maassluis13,46,86,6
Maastricht18,312,95,4
Medemblik9,25,93,3
Meerssen7,55,52,0
Meierijstad10,36,73,6
Meppel11,57,14,4
Middelburg15,99,96,0
Midden-Delfland10,56,83,7
Midden-Drenthe6,54,42,1
Midden-Groningen10,36,24,1
Moerdijk9,75,54,2
Molenlanden6,03,52,6
Montferland6,04,31,7
Montfoort10,46,63,8
Mook en Middelaar9,05,83,3
Neder-Betuwe5,63,81,9
Nederweert5,13,12,1
Nieuwegein16,39,96,5
Nieuwkoop7,65,32,4
Nijkerk10,36,24,1
Nijmegen19,911,98,0
Nissewaard19,710,09,7
Noardeast-Fryslan6,74,62,1
Noord-Beveland4,83,41,4
Noordenveld8,35,03,3
Noordoostpolder14,99,95,0
Noordwijk8,45,43,0
Nuenen, Gerwen en Nederwetten7,64,72,9
Nunspeet9,35,24,1
Oegstgeest15,39,16,2
Oirschot6,94,12,8
Oisterwijk8,55,53,0
Oldambt9,76,23,4
Oldebroek9,05,43,6
Oldenzaal6,94,62,3
Olst-Wijhe6,73,92,7
Ommen9,66,13,5
Oost Gelre4,93,41,5
Oosterhout10,86,24,7
Ooststellingwerf8,55,92,6
Oostzaan9,66,33,3
Opmeer5,03,02,0
Opsterland7,85,22,6
Oss9,56,13,4
Oude IJsselstreek6,13,82,3
Ouder-Amstel20,711,59,2
Oudewater6,43,43,0
Overbetuwe6,23,92,3
Papendrecht13,17,95,2
Peel en Maas4,93,41,5
Pekela7,55,52,0
Pijnacker-Nootdorp10,76,04,8
Purmerend15,19,35,9
Putten7,34,23,0
Raalte5,63,52,1
Reimerswaal7,84,83,0
Renkum11,97,34,6
Renswoude5,54,21,2
Reusel-De Mierden7,65,22,4
Rheden10,16,43,6
Rhenen9,65,14,5
Ridderkerk15,87,58,3
Rijssen-Holten3,22,30,8
Rijswijk17,210,76,5
Roerdalen7,74,53,3
Roermond15,310,35,0
Roosendaal17,111,45,7
Rotterdam48,428,220,2
Rozendaal9,14,64,6
Rucphen4,12,81,3
Schagen9,16,13,0
Scherpenzeel4,22,61,6
Schiedam38,720,718,0
Schiermonnikoog18,08,59,5
Schouwen-Duiveland10,57,03,5
s-Gravenhage28,919,19,9
s-Hertogenbosch12,98,34,6
Simpelveld4,42,91,5
Sint-Michielsgestel6,54,51,9
Sittard-Geleen9,86,23,7
Sliedrecht19,210,29,0
Sluis7,15,71,4
Smallingerland13,18,24,9
Soest16,710,56,2
Someren4,33,41,0
Son en Breugel10,76,44,3
Stadskanaal9,46,23,3
Staphorst6,94,62,3
Stede Broec9,56,03,5
Steenbergen5,43,42,0
Steenwijkerland11,37,04,3
Stein5,03,02,0
Stichtse Vecht12,17,84,4
Sudwest-Fryslan10,56,63,9
Terneuzen14,69,65,0
Terschelling4,81,63,2
Texel5,74,70,9
Teylingen12,07,34,7
Tholen6,43,92,5
Tiel10,66,54,2
Tilburg23,714,39,4
Tubbergen3,22,30,9
Twenterand4,52,71,8
Tynaarlo9,25,63,7
Tytsjerksteradiel9,66,43,2
Uitgeest8,34,73,6
Uithoorn21,713,87,9
Urk7,04,82,2
Utrecht19,712,37,4
Utrechtse Heuvelrug13,48,35,1
Vaals5,13,71,5
Valkenburg aan de Geul6,24,12,2
Valkenswaard10,96,84,1
Veendam9,15,83,3
Veenendaal14,07,96,1
Veere6,54,02,5
Veldhoven10,47,72,7
Velsen14,99,06,0
Venlo8,35,23,1
Venray13,98,65,3
Vijfheerenlanden9,35,53,8
Vlaardingen22,512,010,5
Vlieland1,71,70,0
Vlissingen14,68,36,3
Voerendaal6,12,83,3
Voorschoten15,89,46,5
Voorst5,53,32,2
Vught9,76,73,0
Waadhoeke9,87,22,5
Waalre9,56,03,5
Waalwijk12,98,84,1
Waddinxveen13,98,35,7
Wageningen28,220,08,2
Wassenaar23,017,25,8
Waterland11,16,74,3
Weert10,66,54,1
Weesp20,311,39,0
West Betuwe5,63,42,2
West Maas en Waal6,44,02,4
Westerkwartier7,44,52,8
Westerveld5,23,12,2
Westervoort9,65,93,7
Westerwolde25,021,73,3
Westland7,94,73,2
Weststellingwerf5,73,52,2
Westvoorne7,63,93,6
Wierden3,93,20,7
Wijchen6,23,52,7
Wijdemeren9,96,33,6
Wijk bij Duurstede7,54,62,9
Winterswijk13,29,33,9
Woensdrecht4,73,31,4
Woerden14,39,74,6
Wormerland10,96,64,3
Woudenberg12,36,65,7
Zaanstad17,910,17,7
Zaltbommel7,74,63,1
Zandvoort15,78,86,9
Zeewolde9,25,24,0
Zeist14,48,65,8
Zevenaar6,03,62,4
Zoetermeer16,09,17,0
Zoeterwoude8,64,93,7
Zuidplas12,46,65,8
Zundert5,03,31,8
Zutphen15,810,55,4
Zwartewaterland5,53,81,7
Zwijndrecht22,112,49,7
Zwolle16,59,86,7
 

De gemeentelijke spreiding van personen van Sub-Saharaanse herkomst lijkt op die van personen van overig Buiten-Europese herkomst. Ook zij wonen relatief vaak in en rond Rotterdam, Amsterdam, Den Haag en Almere. Het grootste verschil is dat Utrecht en Zaanstad ook populaire woongemeentes zijn onder personen van overig Buiten-Europese herkomst, terwijl Wageningen (studiemigranten) en Westerwolde (asielmigranten) juist populaire woongemeentes zijn onder personen van Sub-Saharaanse herkomst.

Jonge migranten en jonge kinderen

Personen van Sub-Saharaanse herkomst vormen een betrekkelijk jonge bevolkingsgroep. Een groot deel van de Sub-Saharaanse migranten heeft een leeftijd tussen de 18 en 45 jaar (52,9 procent) en slechts een klein deel is 65 jaar of ouder (5,8 procent). De tweede generatie, die in Nederland is geboren, vormt vanzelfsprekend een nog jongere groep. Het overgrote deel van hen is jonger dan 30 jaar (87,8 procent).

De groep van Sub-Saharaanse herkomst is jonger dan de groep van overige Buiten-Europese herkomst. Sub-Saharaanse migranten zijn bijvoorbeeld minder vaak 45 jaar of ouder en de tweede generatie heeft vaker een leeftijd jonger dan 30 jaar. De groep van Sub-Saharaanse herkomst is ook jonger dan de totale Nederlandse bevolking. Zo bevinden zich onder Sub-Saharaanse migranten (en zeker onder de tweede generatie) relatief weinig 65-plussers. Wanneer de leeftijdsopbouw wordt uitgesplitst naar het specifieke herkomstland komt de invloed van de migratiegeschiedenis naar voren. De Kaapverdische gemeenschap is bijvoorbeeld langere tijd in Nederland gevestigd dan de Eritrese gemeenschap, wat zichtbaar is in een hogere leeftijd.

1.6 Leeftijd naar herkomst, 1 januari 2022
HerkomstgebiedGeboorteland0 tot 4 jaar (%)4 tot 12 jaar (%)12 tot 18 jaar (%)18 tot 30 jaar (%)30 tot 45 jaar (%)45 tot 65 jaar (%)65 tot 111 jaar (%)
TotaalTotaal3,88,26,615,418,627,320,1
Sub-Sahara AfrikaGeboren in het buitenland0,44,96,620,032,929,35,8
Sub-Sahara AfrikaGeboren in Nederland17,728,116,725,310,41,60,4
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in het buitenland0,53,63,213,427,735,715,9
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in Nederland7,815,812,624,622,013,43,7
 

Wat betreft geslacht zijn personen van Sub-Saharaanse herkomst iets vaker man dan vrouw. Dat is het geval bij zowel Sub-Saharaanse migranten (51,7 procent man) als de tweede generatie (51,0 procent man). Overigens geldt ook hier dat er verschillen bestaan naar het specifieke herkomstland: onder migranten uit Eritrea en Nigeria bevinden zich relatief veel mannen. Onder personen van overig Buiten-Europese herkomst bevinden zich juist iets meer vrouwen dan mannen. De totale Nederlandse bevolking bestaat uit ongeveer evenveel mannen als vrouwen.

1.7 Geslacht naar herkomst, 1 januari 2022
HerkomstgebiedGeboortelandMannen (%)Vrouwen (%)
Totale bevolking 49,750,3
Sub-Sahara AfrikaGeboren in het buitenland51,748,3
Sub-Sahara AfrikaGeboren in Nederland51,049,0
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in het buitenland48,451,6
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in Nederland51,049,0

Meer alleenstaanden en alleenstaande ouders

Vanwege grote verschillen in de gezinssituatie wordt deze apart beschreven voor mannen en vrouwen. Ongeveer een derde van de uit Sub-Sahara Afrika gemigreerde mannen woont alleen (35,9 procent), een kwart heeft een partner en kinderen (24,2 procent), een op de zeven heeft een partner maar geen kinderen (13,7 procent), een zesde woont als kind bij de ouders (16,3 procent) en het resterende deel is alleenstaande ouder (2,2 procent) of woont in een niet-standaard gezin of een institutioneel huishouden (7,7 procent). Het percentage alleenstaanden ligt daarmee hoog, zowel ten opzichte van mannen gemigreerd uit een overig Buiten-Europees land (26,1 procent) als ten opzichte van de totale mannelijke bevolking (17,7 procent). Alleen onder mannen gemigreerd uit Zuid-Afrika en Somalië is dat minder het geval. Ook de groep thuiswonende kinderen ligt hoger dan onder mannen gemigreerd uit een overig Buiten-Europees land (11,9 procent), wat verklaard kan worden doordat Sub-Saharaanse migranten een jongere bevolkingsgroep vormen.

Van de Sub-Saharaanse tweede generatie mannen is een zeer groot deel thuiswonend kind (78,0 procent). Daarnaast woont een deel alleen (8,4 procent). Deze cijfers zijn weinig verrassend, gezien het grote aandeel jonger dan 30. Onder de Sub-Saharaanse tweede generatie mannen komen de andere huishoudenstypen veel minder vaak voor. Deze cijfers wijken, wederom vanwege het leeftijdsverschil, af van personen de overig Buiten-Europese tweede generatie en zeker ook van de totale bevolking.

1.8a Plaats in het huishouden naar herkomst, mannen, 31 december 2021
HerkomstregioGeboortelandThuiswonend kind (% personen)Alleenstaande (% personen)Partner in paar zonder kinderen (% personen)Partner in paar met kinderen (% personen)Ouder in eenouderhuishouden (% personen)Overig (% personen)
Totaal 28,417,726,623,01,32,9
Sub-Sahara AfrikaGeboren in het buitenland16,335,913,724,22,27,7
Sub-Sahara AfrikaGeboren in Nederland78,08,44,64,50,24,3
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in het buitenland11,926,121,033,61,95,5
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in Nederland54,014,011,016,20,83,9
 

Wanneer we naar vrouwen kijken, komt naar voren dat hun gezinssituatie anders is dan die van mannen. Zo ligt onder Sub-Saharaanse migranten het aandeel alleenstaande moeders (22,1 procent) veel hoger dan het aandeel alleenstaande vaders (2,2 procent). Daarnaast ligt het aandeel alleenstaande vrouwen (19,2 procent) lager dan het aandeel alleenstaande mannen (35,9 procent). Deze verschillen komen waarschijnlijk doordat na een scheiding kinderen vaker bij hun moeder gaan wonen (Poortman en Van Gaalen, 2017). Eenzelfde patroon is zichtbaar voor vrouwen gemigreerd uit overig Buiten-Europese landen, hoewel het verschil tussen mannen en vrouwen daar kleiner is. Ook voor de totale Nederlandse bevolking is dit patroon zichtbaar, zij het met een nog iets kleiner verschil tussen mannen en vrouwen.

De tweede generatie Sub-Saharaanse vrouwen lijkt sterk op de tweede generatie Sub-Saharaanse mannen. De grote meerderheid woont als kind bij de ouders in (75,0 procent) of woont alleen (7,6 procent). Het enige noemenswaardige verschil betreft wederom alleenstaand ouderschap. Van de vrouwen woont 3,9 procent als alleenstaande moeder, terwijl van de mannen 0,2 procent als alleenstaande vader woont.

1.8b Plaats in het huishouden naar herkomst, vrouwen, 31 december 2021
HerkomstregioGeboortelandThuiswonend kind (% personen)Alleenstaande (% personen)Partner in paar zonder kinderen (% personen)Partner in paar met kinderen (% personen)Ouder in eenouderhuishouden (% personen)Overig (% personen)
Totaal 24,318,325,922,95,43,1
Sub-Sahara AfrikaGeboren in het buitenland15,819,212,125,522,15,2
Sub-Sahara AfrikaGeboren in Nederland75,07,64,45,53,93,6
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in het buitenland9,621,221,232,611,24,2
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in Nederland50,210,911,417,96,63,0
 

De tweede generatie heeft vaak een Nederlandse partner

Hieronder wordt ingezoomd op de groep die met een partner samenwoont. Onder partners vallen zowel gehuwde als ongehuwde samenwoonrelaties, met of zonder kinderen. Voor deze groep is onderzocht welke herkomst de partner heeft. Ongeveer de helft van alle Sub-Saharaanse migranten heeft een partner die in hetzelfde land is geboren of wier ouders in dat land zijn geboren (48,2 procent). Daarbij speelt een rol dat sommige paren samen naar Nederland zijn gemigreerd (gezinshereniging) of door huwelijksmigratie zijn gevormd (gezinsvorming). Verder heeft een kwart van de Sub-Saharaanse migranten een partner van Nederlandse herkomst (25,9 procent), een op de acht een partner van andere Sub-Saharaanse herkomst (13,2 procent) en een op de acht een partner van overige herkomst (12,6 procent). Deze cijfers zijn anders dan die van migranten van overig Buiten-Europese herkomst. Die groep heeft namelijk vaker een partner uit het eigen land van herkomst heeft (63,7 procent).

De Sub-Saharaanse tweede generatie heeft meestal een partner van Nederlandse herkomst (61,8 procent). Zij hebben minder vaak een partner uit het eigen herkomstland (8,9 procent), ook in vergelijking met de overig Buiten-Europese tweede generatie (30,1 procent). Overigens spelen ook hier verschillen naar herkomstland. Zo hebben personen van Nigeriaanse en Zuid-Afrikaanse herkomst betrekkelijk vaak een partner van Nederlandse herkomst, terwijl personen van Somalische herkomst vaak een partner uit het eigen herkomstland hebben.

1.9 Herkomst partner naar eigen herkomst, 31 december 2021
HerkomstgregioGeboorelandNederlandse herkomst (% van samenwonenden)Zelfde niet-Nederlandse herkomst (% van samenwonenden)(Andere) SSA herkomst (% van samenwonenden)Overige herkomst (% van samenwonenden)
Totale bevolking 77,69,90,511,9
Sub-Sahara AfrikaGeboren in het buitenland25,948,213,212,6
Sub-Sahara AfrikaGeboren in Nederland61,88,93,625,8
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in het buitenland21,663,70,414,3
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in Nederland52,630,10,716,6

Vaker gemengde relaties dan verwacht

Om de partnerherkomst beter te kunnen duiden is gebruik gemaakt van een decompositieanalyse. Van de Sub-Saharaanse migranten had 25,9 procent een partner van Nederlandse herkomst. Van de overig Buiten-Europese migranten had 21,6 procent een partner van Nederlandse herkomst, oftewel een verschil van 4,3 procentpunt. Dit verschil wordt niet verklaard door verschillen in achtergrondkenmerken. In tegendeel, als Sub-Saharaanse migranten dezelfde kenmerken zouden hebben als overig Buiten-Europese migranten, dan zou het verschil groeien tot 4,9 procentpunt. In dat geval zou dus 26,5 procent van hen een partner van Nederlandse herkomst hebben.

Dit is ook het geval voor de tweede generatie. Van de Sub-Saharaanse tweede generatie had 61,8 procent een partner van Nederlandse herkomst. Van de overig Buiten-Europese tweede generatie had 52,6 procent een partner van Nederlandse herkomst, oftewel een verschil van 9,2 procentpunt. Als de Sub-Saharaanse tweede generatie dezelfde kenmerken zou hebben als de overig Buiten-Europese tweede generatie, dan zou het verschil groeien tot 19,2 procentpunt. In dat geval zou dus 71,8 procent van hen een partner van Nederlandse herkomst hebben.

1.10 Verschil in aandeel met partner van Nederlandse herkomst, Sub-Saharaanse herkomst ten opzichte van overig Buiten-Europese herkomst, 31 december 2021
GeboortelandFeitelijk (%)Gecorrigeerd (%)
Geboren in het buitenland4,34,9
Geboren in Nederland9,219,2

Leeftijd grootste rol bij herkomst partner

De decompositie laat zien dat het verschil tussen personen van Sub-Saharaanse en overig Buiten-Europese herkomst zou groeien als zij dezelfde kenmerken bezaten. Leeftijd speelt daarbij een belangrijke rol. In alle leeftijdsgroepen hebben personen van Sub-Saharaanse herkomst vaker een partner van Nederlandse herkomst dan het geval is bij personen van overig Buiten-Europese herkomst. Vooral in de oudere leeftijdsgroepen is dit verschil groot. Als Sub-Saharaanse migranten dezelfde leeftijdsopbouw zouden hebben als overig Buiten-Europese migranten, dan zou hun aandeel met een partner van Nederlandse herkomst 1,4 procentpunt hoger liggen. Als de Sub-Saharaanse tweede generatie dezelfde leeftijdsopbouw zou hebben als de overig Buiten-Europese tweede generatie, dan zou hun aandeel met een partner van Nederlandse herkomst 8,7 procentpunt hoger liggen.

Verder speelt de stedelijkheid van de woongemeente een rol. Sub-Saharaanse migranten wonen in minder stedelijke gemeenten dan overig Buiten-Europese migranten, wat de kans op een partner van Nederlandse herkomst vergroot. Als beide herkomstgroepen in even stedelijke gemeenten zouden wonen, dan zou bij Sub-Saharaanse migranten het aandeel met een partner van Nederlandse herkomst 1,0 procentpunt lager liggen. De Sub-Saharaanse tweede generatie woont juist in stedelijker gemeenten dan de overig Buiten-Europese tweede generatie, waardoor zij een kleinere kans hebben op een partner van Nederlandse herkomst. Als beide herkomstgroepen in even stedelijke gemeenten zouden wonen, dan zou bij de Sub-Saharaanse tweede generatie het aandeel met een partner van Nederlandse herkomst 1,2 procentpunt hoger liggen.

Ten slotte speelt bij de migranten het geslacht een rol. Sub-Saharaanse migranten met een partner zijn vaker man dan overig Buiten-Europese migranten met een partner. Doordat mannelijke migranten in het algemeen vaker een partner van buitenlandse herkomst hebben, dempt dit hun kans op een partner van Nederlandse herkomst enigszins. Als de man-vrouwverhouding in beide herkomstgroepen hetzelfde zou zijn, dan zou het aandeel Sub-Saharaanse migranten met een partner van Nederlandse herkomst 0,4 procentpunt hoger liggen. De man-vrouwverhouding speelt geen rol voor de partnerherkomst bij de tweede generatie. Ook de inkomensverdeling speelt geen noemenswaardige rol bij het verschil in partnerherkomst tussen personen van Sub-Saharaanse en personen van overig Buiten-Europese herkomst.

Migranten meer kinderen, tweede generatie niet

Sub-Saharaanse migranten hebben meer kinderen gekregen dan hun leeftijdsgenoten. Gemiddeld genomen hebben uit Sub-Sahara Afrika gemigreerde vrouwen van tussen de 45 en 60 jaar oud namelijk 2,15 kinderen gekregen. Het kindertal ligt daarmee hoger dan in de totale populatie vrouwen van tussen de 45 en 60 (1,79). Wel is het kindertal vergelijkbaar met dat van overig Buiten-Europese migranten (2,14). 

1.11 Kindertal naar geboorteland, 45- tot 60-jarige vrouwen, 1 januari 2022
HerkomstlandGemiddeld kindertal (kinderen per vrouw)
Totaal1,79
Sub-Sahara Afrika (totaal)2,15
Somalië3,44
Zuid-Afrika1,51
Ethiopië2,53
Ghana1,84
Eritrea2,27
Kaapverdië2,04
Nigeria1,79
Overig SSA2,07
Buiten-Europa (excl. SSA)2,14
 

Overigens spelen er sterke verschillen naar het specifieke herkomstland. Van de hier gepresenteerde landen hebben uit Somalië gemigreerde vrouwen van tussen de 45 en 60 jaar gemiddeld het hoogste aantal kinderen gekregen (3,44). Uit Zuid-Afrika gemigreerde vrouwen daarentegen hebben minder kinderen gekregen dan hun leeftijdsgenoten (1,51). Deze cijfers weerspiegelen de situatie in het land van herkomst. Zo kent Somalië na Niger het hoogste kindertal en Zuid-Afrika juist het laagste kindertal van alle landen ten zuiden van de Sahara (Verenigde Naties, 2019).

Vrouwen van de Sub-Saharaanse tweede generatie hebben nog grotendeels een leeftijd waarop zij kinderen kunnen krijgen. Voor deze groep kan daarom nog geen uiteindelijk gerealiseerd kindertal worden vastgesteld. Wel is het mogelijk om voor hen de tussenstand te meten. Daaruit blijkt dat voor de tweede generatie Sub-Saharaanse vrouwen een lager kindertal kan worden verwacht dan voor migranten. Van personen die nu tussen de 25 en 30 jaar zijn is  21,1 procent moeder. Dat percentage lijkt sterk op dat voor de totale populatie vrouwen van die leeftijd in Nederland (23,0 procent). Van de tweede generatie Sub-Saharaanse vrouwen tussen de 30 en 35 jaar is ongeveer de helft moeder (52,2 procent). Dat percentage ligt zelfs lager dan dat van leeftijdsgenoten (56,3 procent). Dat migranten een tussenpositie innemen tussen de situatie in het land van herkomst en Nederland en dat de tweede generatie sterk op de Nederlandse bevolking lijkt, is eerder ook vastgesteld bij vrouwen van Turkse en Marokkaanse herkomst (Garssen en Nicolaas, 2008).

1.12 Moederschap naar herkomst, vrouwen, 1 januari 2022
HerkomstregioGeboorteland20-24 jaar (% met kinderen)25-29 jaar (% met kinderen)30-34 jaar (% met kinderen)
Totale bevolking 4,323,056,3
Sub-Sahara AfrikaGeboren in het buitenland19,049,166,6
Sub-Sahara AfrikaGeboren in Nederland4,821,152,2
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in het buitenland10,229,554,2
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in Nederland5,327,056,8

Op jongere leeftijd moeder

Vrouwen van Sub-Saharaanse herkomst met kinderen hebben die op relatief jonge leeftijd gekregen. Sub-Saharaanse migranten waren tijdens de geboorte van het eerste kind gemiddeld 26,0 jaar oud. Dat is jonger dan onder de totale populatie vrouwen (27,1), maar wel iets ouder dan onder overig Buiten-Europese migranten (25,7). Wanneer we naar de tweede generatie vrouwen kijken, vallen de cijfers iets anders uit. Alhoewel de Sub-Saharaanse tweede generatie gemiddeld minder vaak kinderen heeft dan Nederlandse leeftijdsgenoten, hebben ook zij die gekregen toen ze iets jonger waren (26,6). Vrouwen van de overig Buiten-Europese tweede generatie met kinderen hebben die juist gekregen toen ze iets ouder waren (27,6). 

1.13 Leeftijd bij geboorte eerste kind naar herkomst, vrouwen, 1 januari 2022
HerkomstregioGeboortelandGemiddelde leeftijd (jaar)
Totale bevolking 27,1
Sub-Sahara AfrikaGeboren in het buitenland26,0
Sub-Sahara AfrikaGeboren in Nederland26,6
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in het buitenland25,7
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in Nederland27,6

Conclusie

Personen van Sub-Saharaanse herkomst zijn een kleine, recente en jonge bevolkingsgroep in Nederland. In totaal vormen zij 1,6 procent van de bevolking. Meer dan de helft van de Sub-Saharaanse migranten bevindt zich korter dan 10 jaar in Nederland. Zij zijn veelal afkomstig uit Somalië, Zuid-Afrika, Ethiopië, Ghana, Eritrea, Kaapverdië en Nigeria. Asiel en gezin zijn de belangrijkste migratiemotieven, alhoewel de motieven sterk verschillen naar het specifieke herkomstland. Sub-Saharaanse migranten zijn jonger dan de rest van de Nederlandse bevolking, wat vooral zichtbaar is in het kleine aandeel ouder dan 65 jaar. De tweede generatie is aanzienlijk jonger, met het merendeel jonger dan 18 jaar. Zij wonen dan ook vaak als kind bij hun ouders. De gezinnen van Sub-Saharaanse migranten lijken meer op die van de rest van de Nederlandse bevolking. Een opvallend verschil is echter dat mannen vaker alleenstaand zijn en vrouwen vaker alleenstaande ouder. Bij degenen die wel een partner hebben, is die partner vaker van Nederlandse herkomst dan het geval is onder overig Buiten-Europese migranten. Zeker de Sub-Saharaanse tweede generatie heeft relatief vaak een partner van Nederlandse herkomst. Dit kan niet worden verklaard door de hier onderzochte achtergrondkenmerken. Ten slotte zijn uit Sub-Sahara Afrika gemigreerde vrouwen vaker moeder, hebben ze gemiddeld meer kinderen en hebben ze hun eerste kind op jongere leeftijd gekregen dan andere vrouwen in Nederland. De Sub-Saharaanse tweede generatie is nog jong, maar tot nu toe lijkt zij qua moederschap sterk op de totale Nederlandse bevolking.

Literatuur

Garssen, J., Nicolaas, H. (2008). Fertility of Turkish and Moroccan women in the Netherlands: Adjustment to native level within one generation. Demographic Research, 19, 1249-1280.

Poortman, A. R., van Gaalen, R. (2017). Shared residence after separation: A review and new findings from the Netherlands. Family Court Review, 55(4), 531-44.

Verenigde Naties, Departement voor Economische en Sociale Zaken (2019). World Fertility Data 2019. POP/DB/Fert/Rev2019.

2. Onderwijs

Dit hoofdstuk beschrijft de onderwijspositie van personen van Sub-Saharaanse herkomst, en vergelijkt hun positie met het gemiddelde van de totale Nederlandse bevolking en met personen van overige Buiten-Europese herkomst. Waar mogelijk worden van de buitenlandse herkomstgroepen cijfers van zowel personen geboren in Nederland (de tweede generatie) en personen geboren in het buitenland (migranten) getoond. Verschillende fases van het onderwijs worden belicht. Voor leerlingen in het derde leerjaar van het voortgezet onderwijs wordt beschreven welk aandeel havo of vwo-onderwijs volgt. De positie van mbo-studenten van Sub-Saharaanse herkomst wordt beschreven aan de hand van het niveau en de studierichting die zij volgen, en het aandeel dat voortijdig het mbo verlaat. Tenslotte wordt voor de Sub-Saharaanse tweede generatie het behaalde onderwijsniveau beschreven. Dit hoofdstuk eindigt met een decompositieanalyse waarin wordt uitgediept welke achtergrondkenmerken een rol spelen in het verschil in het aandeel leerlingen op havo of vwo.

Tweede generatie vaker havo of vwo

In het derde leerjaar van het voortgezet onderwijs hebben de meeste leerlingen hun definitieve keuze voor de te volgen onderwijssoort gemaakt. In schooljaar 2021/’22 volgde 49,4 procent van alle leerlingen in het derde leerjaar havo- of vwo-onderwijs. Onder leerlingen geboren in Sub-Sahara Afrika was dit aandeel bijna de helft kleiner, 25,2 procent. Dit aandeel is ook lager dan onder leerlingen geboren in overig Buiten-Europese landen. Van hen volgde 43,9 procent in het derde leerjaar havo of vwo. 

Van derdejaars leerlingen van de Sub-Saharaanse tweede generatie volgde 43,9 procent havo of vwo. Dat is bijna 19 procentpunten meer dan migranten met dezelfde herkomst, en verschilt daarmee minder van het gemiddelde van alle derdejaars leerlingen. Leerlingen van de tweede generatie van overig Buiten-Europese herkomst volgen ongeveer even vaak havo- of vwo-onderwijs als de Sub-Saharaanse tweede generatie.

Uit de decompositieanalyse (zie einde van dit hoofdstuk) blijkt dat de ondervertegenwoordiging van leerlingen van Sub-Saharaanse herkomst op havo en vwo met name samenhangt met huishoudinkomen en gezinsstructuur. 

2.1 Havo/vwo1) naar herkomst, 2021/'22
HerkomstregioGeboortelandPercentage (% van leerlingen in leerjaar 3 voortgezet onderwijs2))
Totale bevolking 49,4
Sub-Sahara AfrikaGeboren in het buitenland25,2
Sub-Sahara AfrikaGeboren in Nederland43,9
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in het buitenland43,9
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in Nederland42,7
1)Havo/vwo incl. algemeen leerjaar 3. 2) Voortgezet onderwijs excl. praktijkonderwijs.

Mbo’ers van tweede generatie volgen vaker niveau 4

Van de mbo-studenten die in Sub-Sahara Afrika geboren zijn volgde 60,7 procent mbo-1 of mbo-2 in studiejaar 2021/’22. Dat is meer dan driemaal zoveel als het gemiddelde van alle mbo-studenten. Met name binnen mbo-1 zijn zij sterk oververtegenwoordigd: 22,9 procent van de mbo-studenten geboren in Sub-Sahara Afrika volgde mbo-1 tegenover 3,1 procent gemiddeld. Mbo-1 is een zogenaamde entreeopleiding, die op maat wordt ingericht voor personen zonder middelbare schooldiploma, waarna zij kunnen doorstromen naar mbo-2. Binnen mbo-4 zijn studenten geboren in Sub-Sahara Afrika juist ondervertegenwoordigd. 23,6 procent van hen volgde mbo-4 ten opzichte van 59,3 procent gemiddeld. Het verschil met het gemiddelde is groter dan voor migranten uit overig Buiten-Europese landen. Van de mbo-studenten die in overig Buiten-Europa geboren zijn volgde 40,1 procent mbo-1 of mbo-2. Dat is tweemaal zo vaak als gemiddeld, maar wel minder vaak dan migranten van Sub-Saharaanse herkomst.

Onder mbo-studenten van de tweede generatie van Sub-Saharaanse herkomst verschilt de verdeling over de mbo-niveaus nauwelijks van het gemiddelde van alle mbo-studenten. Zij volgden iets vaker dan gemiddeld mbo-2 en minder vaak dan gemiddeld mbo-3. Ten opzichte van het gemiddelde van alle mbo-studenten volgde de tweede generatie relatief vaak het hoogste mbo niveau: 64,4 procent volgde mbo-4 tegenover 59,3 procent gemiddeld. Hiermee verschillen zij sterk van migranten van dezelfde herkomst. De verdeling over de verschillende mbo niveaus is vrijwel gelijk voor de Sub-Saharaanse tweede generatie en de tweede generatie van overig Buiten-Europese herkomst. 

Gecontroleerd voor geslacht en huishoudinkomen neemt de ondervertegenwoordiging van migranten op mbo-4 voor een klein deel af. Voor de tweede generatie neemt het verschil met het gemiddelde juist iets toe. Dat wil zeggen, wanneer rekening wordt gehouden met hun gemiddeld lagere huishoudinkomen zijn zij nog sterker oververtegenwoordigd op mbo-4.

2.2 Mbo-niveau naar herkomst, 2021/'22
HerkomstregioGeboortelandNiveau 1 (% van mbo-studenten1))Niveau 2 (% van mbo-studenten1))Niveau 3 (% van mbo-studenten1))Niveau 4 (% van mbo-studenten1))
Totale bevolking 3,116,221,459,3
Sub-Sahara AfrikaGeboren in het buitenland22,937,815,823,6
Sub-Sahara AfrikaGeboren in Nederland3,018,214,464,4
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in het buitenland12,627,519,540,4
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in Nederland3,218,615,163,1
1)Incl. extranei.

Mbo’ers tweede generatie kozen vaakst Economie

Mannelijke mbo-studenten kozen het vaakst voor een opleiding in de sector Techniek. Dat geldt ook voor mannelijke mbo-studenten geboren in Sub-Sahara Afrika: 34,0 procent volgde in studiejaar 2021/’22 een opleiding in deze richting, iets minder dan gemiddeld. Verder volgden zij vaker dan gemiddeld een opleiding in de categorie Overig. Dit komt mogelijk doordat studenten die in het buitenland geboren zijn vaker dan gemiddeld een entreeopleiding (mbo-1) volgen. Entreeopleidingen combineren vaak een aantal sectoren en vallen hierdoor in de categorie Overig. Onder mannelijke mbo-studenten geboren in overig Buiten-Europese landen is er een vergelijkbare verdeling. Wel volgde een groter aandeel een opleiding in de sector Economie en is een opleiding in de categorie Overig minder gebruikelijk.

Mannelijke mbo-studenten van de Sub-Saharaanse tweede generatie kozen vaker voor een opleiding in de sector Economie. 51,0 procent volgde een opleiding in deze richting. Dat is meer dan gemiddeld onder mannelijke mbo-studenten en ook meer dan de tweede generatie van overig Buiten-Europese herkomst. Ten opzichte van het gemiddelde volgden mannelijke mbo-studenten van de tweede generatie minder vaak een opleiding in de sector Techniek.

Vrouwelijke mbo-studenten volgden het vaakst een opleiding in de sector Zorg en Welzijn (57,7 procent). Dat geldt ook voor zowel migranten als de tweede generatie van Sub-Saharaanse en overig Buiten-Europese herkomst. Net als mannelijke Sub-Saharaanse migranten volgden vrouwelijke mbo-studenten geboren in Sub-Sahara Afrika relatief vaak een opleiding in de categorie Overig. Daarnaast volgde de vrouwelijke tweede generatie, net als de mannelijke tweede generatie, vaker dan gemiddeld een opleiding in de sector Economie. 

De verschillen ten opzichte van het gemiddelde hangen niet samen met verschillen in huishoudinkomen; gecontroleerd voor huishoudinkomen blijven de verschillen in de verdeling over studierichtingen vrijwel gelijk. 

2.3a Mbo-richting naar herkomst, mannen, 2021/'22
HerkomstregioGeboortelandEconomie (% van mbo-studenten1))Techniek (% van mbo-studenten1))Zorg en welzijn (% van mbo-studenten1))Overig (% van mbo-studenten1))
Totale bevolking 35,340,816,87,1
Sub-Sahara AfrikaGeboren in het buitenland25,134,014,426,5
Sub-Sahara AfrikaGeboren in Nederland51,022,720,65,7
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in het buitenland33,730,919,416,0
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in Nederland46,927,520,35,4
1)Incl. extranei.

2.3b Mbo-richting naar herkomst, vrouwen, 2021/'22
HerkomstregioGeboortelandEconomie (% van mbo-studenten1))Techniek (% van mbo-studenten1))Zorg en welzijn (% van mbo-studenten1))Overig (% van mbo-studenten1))
Totale bevolking 23,610,757,78,0
Sub-Sahara AfrikaGeboren in het buitenland15,73,058,223,1
Sub-Sahara AfrikaGeboren in Nederland31,010,554,04,5
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in het buitenland22,37,457,113,2
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in Nederland28,27,959,64,3
1)Incl. extranei.

Sub-Saharaanse migranten verlieten vaker voortijdig mbo

Onder mbo-studenten (22 jaar of jonger) met Sub-Saharaanse herkomst is het aandeel voortijdig schoolverlaters hoger dan gemiddeld, vooral onder migranten en mannen. In schooljaar 2020/’21 verliet 14,8 procent van de mannelijke mbo-studenten geboren in Sub-Sahara Afrika voortijdig het onderwijs. Dat is twee keer zoveel als gemiddeld onder mannelijke mbo-studenten. Onder vrouwelijke migranten uit Sub-Sahara Afrika bedroeg het aandeel voortijdig schoolverlaters vanuit mbo 5,9 procent. Dat is de helft groter dan gemiddeld onder vrouwelijke mbo-studenten, een betrekkelijk kleiner verschil dan onder mannen. 

Onder mannelijke mbo-studenten van de tweede generatie van Sub-Saharaanse herkomst is het aandeel voortijdig schoolverlaters aanzienlijk lager dan onder migranten met dezelfde herkomst. 8,2 procent van hen verliet voortijdig het onderwijs. Dit is wel hoger dan gemiddeld onder mannelijke mbo-studenten. Onder vrouwen van de tweede generatie van Sub-Saharaanse herkomst is het aandeel voortijdig schoolverlaters gelijk aan het gemiddelde onder vrouwelijke mbo-studenten. In vergelijking met personen van overig Buiten-Europese herkomst is het aandeel voortijdig schoolverlaters vanuit het mbo relatief hoog onder Sub-Saharaanse migranten, maar relatief laag onder de Sub-Saharaanse tweede generatie. Dat geldt voor zowel mannen als vrouwen.

Gecontroleerd voor huishoudinkomen verschillen mannelijke mbo-studenten van Sub-Saharaanse en overig Buiten-Europese herkomst minder sterk van het gemiddelde. Wel blijven zij oververtegenwoordigd onder de voortijdig schoolverlaters, behalve de Sub-Saharaanse tweede generatie waarvoor er na correctie geen verschil is met het gemiddelde. De verschillen tussen vrouwelijke mbo-studenten van verschillende herkomstgroepen verdwijnen wanneer wordt gecontroleerd voor huishoudinkomen.

2.4 Voortijdig schoolverlaters vanuit mbo naar herkomst, 2020/'21
HerkomstregioGeboortelandMannen (% van mbo-studenten1) 22 jaar of jonger)Vrouwen (% van mbo-studenten1) 22 jaar of jonger)
Totale bevolking7,03,9
Sub-Sahara AfrikaGeboren in het buitenland14,85,9
Sub-Sahara AfrikaGeboren in Nederland8,23,9
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in het buitenland13,15,3
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in Nederland10,24,3
1)Incl. extranei

Vrouwen Sub-Saharaanse tweede generatie relatief vaak hoogopgeleid

Onder mannen van de Sub-Saharaanse tweede generatie (tussen 25 en 45 jaar) is de groep hoogopgeleiden kleiner dan gemiddeld onder de in Nederland geboren mannelijke bevolking in deze leeftijdsgroep: 34,5 procent was hoogopgeleid tegenover 42,9 procent gemiddeld. Het aandeel laag- en middelbaar opgeleiden was juist groter dan gemiddeld. Het opleidingsniveau van vrouwen met een of twee ouders geboren in Sub-Sahara Afrika wijkt nauwelijks af van het gemiddelde. In vergelijking met de tweede generatie van overig Buiten-Europese herkomst zijn de vrouwen van de Sub-Saharaanse tweede generatie gemiddeld hoger opgeleid. Onder mannen is er nauwelijks verschil. 

Van de hoogopgeleide mannen en vrouwen heeft iets meer dan een derde een master diploma (hbo of wo), de rest heeft een bachelor diploma. Dat geldt voor alle getoonde herkomstgroepen.

2.5 Opleidingsniveau1) naar herkomst en geslacht, geboren in Nederland, 1 oktober 2021
HerkomstregioGeslachtLaag (% van 25- tot 45-jarigen)Middelbaar (% van 25- tot 45-jarigen)Hoog (% van 25- tot 45-jarigen)
Totale bevolkingMannen12,644,442,9
Totale bevolkingVrouwen9,238,752,1
Sub-Sahara AfrikaMannen18,846,734,5
Sub-Sahara AfrikaVrouwen9,539,950,6
Buiten-Europa (excl. SSA)Mannen20,546,033,5
Buiten-Europa (excl. SSA)Vrouwen12,243,844,0
Noot:1)Excl. onderwijsvolgenden.
 

Verschillen in aandeel leerlingen op havo of vwo verklaard

Leerlingen van Sub-Saharaanse herkomst volgen minder vaak havo of vwo in het derde leerjaar dan gemiddeld. De vraag is in hoeverre dit kan worden toegeschreven aan verschillen in achtergrondkenmerken tussen leerlingen van Sub-Saharaanse herkomst en de rest van de leerlingen. Aan de hand van decompositieanalyse (Kitagawa-Oaxaca-Blinder-decompositie) kan worden vastgesteld welke kenmerken een rol spelen, en zo ja, hoe groot het aandeel van het verschil is dat elk kenmerk verklaart. Voor beide generaties (leerlingen geboren in Sub-Sahara Afrika en leerlingen geboren in Nederland met een of beide ouder(s) geboren in Sub-Sahara Afrika) is een aparte decompositieanalyse uitgevoerd waarin zij vergeleken werden met de rest van de leerlingen. In de analyse is gekeken naar de rol van geslacht (man, vrouw), huishoudinkomen (kwintielgroepen 1, 2, 3, 4, 5, onbekend), gezinsstructuur (woont met beide ouders of niet), leeftijd van de moeder bij geboorte van de leerling (jonger dan 25 jaar, 25-34 jaar, 35 jaar of ouder), en stedelijkheid van de woongemeente (zeer sterk, sterk, matig, weinig, niet stedelijk).

2.6 Verschil in aandeel op havo/vwo1), leerlingen van Sub-Saharaanse herkomst ten opzichte van overige leerlingen2), 2021/'22
VerschilFeitelijk (procentpunt)Gecorrigeerd (procentpunt)
Geboren in het buitenland-25,0-10,8
Geboren in Nederland-5,51,1
1)Havo/vwo incl. algemeen leerjaar 3. 2)In leerjaar 3 van het voortgezet onderwijs excl. praktijkonderwijs.

Helft verschil aandeel havo/vwo migranten toe te schrijven aan achtergrondkenmerken

Van de derdejaars leerlingen geboren in Sub-Sahara Afrika volgde 24,7 procent havo of vwo onderwijs in 2021. Dat is 25,0 procentpunten minder dan de rest van de derdejaars leerlingen. Van dit verschil wordt 56,7 procent verklaard door verschillen in bovengenoemde achtergrondkenmerken. Met andere woorden, als de leerlingen die geboren zijn in Sub-Sahara Afrika dezelfde achtergrondkenmerken zouden hebben als de rest van de leerlingen, dan zou 38,9 procent op havo of vwo zitten in plaats van de feitelijke 24,7 procent. Dat aandeel is daarmee nog altijd 10,8 procentpunten kleiner dan gemiddeld onder de rest van de derdejaars leerlingen. 

Huishoudinkomen grootste rol in verschil aandeel havo/vwo migranten

Van de achtergrondkenmerken in de analyse verklaart huishoudinkomen het grootste deel van het verschil. Personen met Sub-Saharaanse herkomst hebben een lager huishoudinkomen dan gemiddeld; ze zijn minder vaak werkzaam, hebben vaker een uitkering, en een lager uurloon (zie hoofdstuk 3). Het is bekend dat leerlingen uit welvarende gezinnen gemiddeld een hoger schooladvies krijgen dan kinderen uit gezinnen die het minder breed hebben (Hartgers, Traag & Wielenga, 2021). Als leerlingen geboren in Sub-Sahara Afrika hetzelfde gemiddelde huishoudinkomen zouden hebben als de rest van de leerlingen dan zou het aandeel op havo of vwo 9,4 procentpunten groter zijn. Ook de leeftijd van de moeder bij geboorte speelt een rol. Leerlingen geboren in Sub-Sahara Afrika hebben relatief jonge moeders. Het is bekend dat kinderen met een relatief jonge moeder gemiddeld een lager opleidingsniveau bereiken (Van der Veer, Van Gaalen & Linder, 2021). Als de moeders van leerlingen geboren in Sub-Sahara Afrika dezelfde gemiddelde leeftijd zouden hebben als de moeders van de rest van de leerlingen, dan zou het aandeel op havo of vwo 3,6 procentpunten hoger zijn. Het feit dat leerlingen geboren in Sub-Sahara Afrika minder vaak met hun beide ouders wonen dan gemiddeld verklaart ook een klein deel van het verschil. Geslacht en stedelijkheid van de woongemeente spelen geen verklarende rol.

Verschil aandeel havo/vwo tweede generatie volledig verklaard

Van de derdejaars leerlingen van de Sub-Saharaanse tweede generatie volgde 44,1 procent havo of vwo onderwijs in 2021. Dat is 5,5 procentpunten minder dan de rest van de derdejaars leerlingen. Van dit verschil wordt 119,8 procent verklaard door verschillen in bovengenoemde achtergrondkenmerken. Dat betekent dat leerlingen van de Sub-Saharaanse tweede generatie vaker dan gemiddeld havo of vwo-onderwijs zouden volgen als zij dezelfde achtergrondkenmerken zouden hebben als de rest van de leerlingen; dan zou 50,7 procent op havo of vwo zitten in plaats van de feitelijke 44,1 procent. Dat is 1,1 procentpunt meer dan gemiddeld.

Net als voor Sub-Saharaanse migranten verklaart huishoudinkomen het grootste deel van het verschil tussen de tweede generatie van Sub-Saharaanse herkomst en de rest van de leerlingen. Als leerlingen van de Sub-Saharaanse tweede generatie hetzelfde gemiddelde huishoudinkomen zouden hebben als de rest van de leerlingen dan zou het aandeel op havo of vwo 6,0 procentpunten groter zijn. Ook gezinsstructuur speelt een grote verklarende rol. Leerlingen van de tweede generatie wonen minder vaak met hun beide ouders. Als zij net zo vaak met beide ouders zouden wonen als de rest van de leerlingen zou het aandeel dat havo of vwo volgt in het derde leerjaar 2,3 procentpunten groter zijn. De leeftijd van de moeder bij geboorte verklaart een kleiner gedeelte van het verschil. Stedelijkheid van de woongemeente speelt een negatieve verklarende rol. Dat wil zeggen dat leerlingen van de Sub-Saharaanse tweede generatie minder vaak havo- of vwo-onderwijs zouden volgen als zij in dezelfde mate van stedelijkheid zouden wonen als de gemiddelde andere leerling. De Sub-Saharaanse tweede generatie woont namelijk stedelijker dan gemiddeld (zie hoofdstuk 1), waar leerlingen doorgaans vaker havo of vwo volgen dan in minder stedelijk gebied (CBS, 2022). Het feitelijke aandeel havo- en vwo-leerlingen van de tweede generatie ligt daarom lager dan verwacht zou kunnen worden op basis van de mate van stedelijkheid van hun woongemeente. 

Conclusie

De Sub-Saharaanse tweede generatie heeft een beduidend betere onderwijspositie dan Sub-Saharaanse migranten. Jongeren geboren in Sub-Sahara Afrika volgden minder vaak dan gemiddeld havo of vwo-onderwijs, op het mbo was hun aandeel op niveau 4 kleiner en verlieten zij vaker vroegtijdig het onderwijs dan gemiddeld. Jongeren die in Nederland zijn geboren (met ouders geboren in Sub-Sahara Afrika) verschillen minder sterk van het gemiddelde van de Nederlandse bevolking en volgden vaker havo of vwo, mbo niveau 4 en verlieten het mbo minder vaak voortijdig. Vergeleken met jongeren van overig Buiten-Europese herkomst is het verschil tussen de generaties opvallend. Terwijl Sub-Saharaanse migranten sterker van het gemiddelde verschillen dan migranten van overig Buiten-Europese herkomst, verschilt de Sub-Saharaanse tweede generatie juist minder van het gemiddelde dan de overig Buiten-Europese tweede generatie. Desondanks verschilt de onderwijspositie van de tweede generatie van Sub-Saharaanse herkomst (nog) wel van het gemiddelde. De verklarende analyses laten zien dat deze verschillen bijna volledig wegvallen als er gecorrigeerd wordt voor verschillen in huishoudinkomen. Met andere woorden, als de Sub-Saharaanse tweede generatie thuis dezelfde mate van welvaart zou hebben als de gemiddelde andere Nederlander zou hun onderwijspositie gelijk zijn aan het gemiddelde, en in sommige gevallen zelfs iets beter (bijvoorbeeld het behaalde onderwijsniveau van vrouwen). Ook voor migranten van Sub-Saharaanse migranten speelt het huishoudinkomen en de thuissituatie een rol, maar een aanzienlijk deel van hun verschil ten opzichte van het gemiddelde is niet toe te schrijven aan de beschikbare achtergrondkenmerken. 

Literatuur

Centraal Bureau voor de Statistiek (2022). Landelijke Jeugdmonitor 2022.

Hartgers, M., Traag, T. en Wielenga, L. (2021). De schooladviezen in groep 8: verschillen tussen groepen leerlingen. Statistische Trends.

Van der Veer, S., Van Gaalen, R. en Linder, F. (2021). De eerste, de beste? Over geboortevolgorde, gezinsgrootte en opleidingsniveau. Statistische Trends.

3. Werk en inkomen

In dit hoofdstuk komen verschillende aspecten van werk en inkomen aan bod. Het gaat om onder meer de sociaaleconomische positie, de arbeidsdeelname, de arbeidsrelatie, de arbeidsduur en het loon. De situatie van personen van Sub-Saharaanse herkomst wordt vergeleken met die van personen van overig Buiten-Europese herkomst en met de totale Nederlandse bevolking. De cijfers hebben betrekking op alle inwoners van 15 jaar en ouder in particuliere huishoudens. Waar van toepassing is de leeftijd verder afgebakend tot maximaal 75 jaar. Omdat het arbeidsproces sterk samenhangt met geslacht, wordt een deel van de cijfers apart weergegeven voor mannen en vrouwen.

Migranten minder vaak werkzaam, tweede generatie vaker student

Voor de helft van de Sub-Saharaanse migranten (48,7 procent) is betaald werk de belangrijkste inkomstenbron. Dat percentage is ongeveer hetzelfde voor migranten van overig Buiten-Europese herkomst (46,3 procent), maar ligt lager dan het percentage in de totale Nederlandse bevolking (54,6 procent). Naast betaald werk vormen uitkeringen de belangrijkste inkomstenbron voor een deel van de Sub-Saharaanse migranten (24,7 procent). Voor migranten van overig Buiten-Europese herkomst (20,0 procent) en voor de totale Nederlandse bevolking (8,3 procent) is dat minder vaak het geval. Pensioenen vormen voor een klein deel van de Sub-Saharaanse migranten de belangrijkste inkomstenbron (5,0 procent), terwijl dat vaker het geval is voor overig Buiten-Europese migranten (14,7 procent) en de totale bevolking (21,5 procent).

De tweede generatie van Sub-Saharaanse herkomst is vaak scholier of student (46,4 procent). Het percentage scholieren en studenten ligt in deze groep veel hoger dan in de overig Buiten-Europese tweede generatie (24,3 procent) en de totale Nederlandse bevolking (10,8 procent). Voor de tweede generatie is werk minder vaak de belangrijkste inkomstenbron (43,2 procent), uitkeringen nog minder (6,6 procent) en pensioen vrijwel nooit (0,9 procent). Deze verschillen vallen grotendeel weg als wordt gecorrigeerd voor de jongere leeftijd van de Sub-Saharaanse tweede generatie.

3.1 Sociaaleconomische positie naar herkomst, 2021
HerkomstregioGeboortelandWerkzaam (% van personen 15 jaar en ouder)Uitkeringsontvanger (% van personen 15 jaar en ouder)Pensioenontvanger (% van personen 15 jaar en ouder)(School)kind of student (% van personen 15 jaar en ouder)Zonder inkomen (% van personen 15 jaar en ouder)Niet vastgesteld (% van personen 15 jaar en ouder)
Totale bevolking 54,68,321,510,82,81,9
Sub-Sahara AfrikaGeboren in het buitenland48,724,75,011,33,56,8
Sub-Sahara AfrikaGeboren in Nederland43,26,60,946,41,61,3
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in het buitenland46,320,014,76,06,26,7
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in Nederland56,610,84,724,32,61,0

Om de sociaaleconomische positie beter te kunnen duiden, wordt hier ingezoomd op de arbeidsdeelname. De nettoarbeidsparticipatie van Sub-Saharaanse migranten (59,3 procent) en overig Buiten-Europese migranten (55,1 procent) ligt lager dan in de totale Nederlandse bevolking (69,9 procent). De arbeidsdeelname van de Sub-Saharaanse tweede generatie (71,3 procent) daarentegen lijkt op het Nederlands gemiddelde. 

Deze verschillen in arbeidsdeelname doen zich voor ongeacht leeftijd. Met andere woorden, de nettoarbeidsparticipatie van personen van Sub-Saharaanse herkomst ligt in vrijwel alle leeftijdsgroepen lager dan het Nederlands gemiddelde. Dat geldt zowel voor migranten als voor de tweede generatie. De rol van geslacht is minder eenduidig. De arbeidsdeelname van mannen van Sub-Saharaanse herkomst ligt iets onder dat van de gemiddelde man in Nederland. Bij vrouwen speelt een generatieverschil. De nettoarbeidsparticipatie van uit Sub-Sahara Afrika gemigreerde vrouwen ligt lager dan dat van de gemiddelde vrouw in Nederland, terwijl de arbeidsdeelname van vrouwen van de Sub-Saharaanse tweede generatie juist hoger ligt. Om herkomstverschillen in arbeidsdeelname te verklaren wordt in de volgende alinea een decompositieanalyse besproken.

3.2 Nettoarbeidsparticipatie naar herkomst, december 2021
LeeftijdGeslacht
Totaal15-2525-4545-6565-75ManVrouw
% van 15- tot 75-jarigen
Totale bevolking69,966,884,978,219,373,766,0
Sub-Sahara Afrika
  geboren in buitenland59,357,463,361,018,268,050,1
  geboren in Nederland71,363,581,580,317,469,073,6
Buiten-Europa (excl. SSA)
  geboren in buitenland55,146,267,456,914,562,648,3
  geboren in Nederland71,863,378,879,325,572,371,2
Bron: CBS

Verschil nettoarbeidsparticipatie ondanks gunstige kenmerken

Van de Sub-Saharaanse migranten is 59,3 procent werkzaam. Van de rest van Nederlandse bevolking is 70,1 procent werkzaam, oftewel een verschil van 10,8 procentpunt. Dit verschil bestaat ondanks de relatief gunstige achtergrondkenmerken van Sub-Saharaanse migranten. Als Sub-Saharaanse migranten namelijk dezelfde kenmerken zouden hebben als de rest van de bevolking, dan zou 54,0 procent van hen werkzaam zijn.

3.3 Verschil in nettoarbeidsparticipatie1), geboren in Sub-Sahara Afrika ten opzichte van rest bevolking, december 2021
 Feitelijk (procentpunt)Gecorrigeerd (procentpunt)
-10,8-16,1
1) Van 15- tot 75-jarigen.

Van de achtergrondkenmerken in de analyse speelt leeftijd de belangrijkste rol. In alle leeftijdsgroepen zijn Sub-Saharaanse migranten minder vaak werkzaam dan de rest van de bevolking. Tegelijkertijd zijn Sub-Saharaanse migranten relatief vaak tussen de 25 en 45 jaar en juist minder vaak boven de 65, wat gunstig uitpakt voor hun arbeidsdeelname. Indien Sub-Saharaanse migranten dezelfde leeftijdsopbouw zouden hebben als de rest van de bevolking, dan zou hun nettoarbeidsparticipatie 6,8 procentpunt lager liggen dan hun feitelijke participatie. Verder speelt de stedelijkheid een rol. Sub-Saharaanse migranten wonen in relatief stedelijke gemeenten, wat juist ongunstig uitpakt voor hun arbeidsdeelname. Over het algemeen ligt de arbeidsdeelname in zeer stedelijke gemeenten namelijk iets lager dan in de overige gemeenten (Braamse et al., 2022). Indien Sub-Saharaanse migranten in even stedelijke gemeenten zouden wonen als de rest van de bevolking, dan zou hun nettoarbeidsparticipatie 1,8 procentpunt hoger liggen. Geslacht, provincie en studiestatus spelen geen noemenswaardige rol bij het verschil in arbeidsdeelname tussen Sub-Saharaanse migranten en de rest van de bevolking.

Vaker flexibel dienstverband

Van de werkende bevolking is het type arbeidsrelatie vastgelegd. Personen van Sub-Saharaanse herkomst hebben minder vaak een vast contract dan de andere groepen in dit onderzoek. Van de Sub-Saharaanse migranten heeft bijvoorbeeld minder dan de helft een vaste baan (44,4 procent); een kleiner aandeel dan onder overig Buiten-Europese migranten (50,5 procent) of de totale Nederlandse bevolking (55,8 procent). Daarentegen hebben Sub-Saharaanse migranten vaker een tijdelijke baan (20,4 procent) of overige flexibele baan (26,2 procent) dan overig Buiten-Europese migranten (resp. 17,9 procent en 14,6 procent) en de totale Nederlandse bevolking (resp. 15,4 procent en 13,3 procent). Wel werken Sub-Saharaanse migranten minder vaak als zelfstandige dan overig Buiten-Europese migranten of de totale bevolking. Deze groepsverschillen hangen niet samen met verschillen in leeftijd, geslacht of studiestatus.

Ook de Sub-Saharaanse tweede generatie heeft veel minder vaak een vast contract (29,8 procent) dan de overig Buiten-Europese tweede generatie (45,0 procent) of de totale Nederlandse bevolking (55,8 procent). En ook zij werken vaker onder een tijdelijk dienstverband of overig flexibel dienstverband en minder vaak als zelfstandige. Deze verschillen vallen grotendeels weg na correctie voor de jongere leeftijd, het grotere aandeel scholieren en studenten en het lagere opleidingsniveau van de Sub-Saharaanse tweede generatie. Verschillen in geslacht spelen geen rol.

3.4 Arbeidsrelatie naar herkomst, december 2021
HerkomstregioGeboortelandWerknemers vast (% van werkzame personen 15 tot 75 jaar)Werknemers tijdelijk (% van werkzame personen 15 tot 75 jaar)Werknemers overig flexibel (% van werkzame personen 15 tot 75 jaar)Zelfstandigen (% van werkzame personen 15 tot 75 jaar)
Totale bevolking 55,815,413,315,5
Sub-Sahara AfrikaGeboren in het buitenland44,420,426,29,0
Sub-Sahara AfrikaGeboren in Nederland29,825,736,28,3
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in het buitenland50,517,914,616,9
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in Nederland45,020,221,113,8

Vaker werkzaam in de horeca en de verhuur en overige zakelijk dienstverlening

Sub-Saharaanse migranten werken voornamelijk in de handel (15,6 procent), de zorg (14,9 procent), de verhuur en overige zakelijke dienstverlening (12,8 procent), de nijverheid en energie (11,5 procent) en de horeca (9,4 procent). Zij zijn het minst werkzaam in de financiële dienstverlening (2,2 procent), de landbouw (0,6 procent) en de verhuur en handel van onroerend goed (0,4 procent). De verdeling van bedrijfstakken van Sub-Saharaanse migranten lijkt daarmee op die van overig Buiten-Europese migranten, behalve dat Sub-Saharaanse migranten vaker in de verhuur en overige zakelijke dienstverlening werken. Wel wijkt de verdeling van bedrijfstakken af van die in de totale Nederlandse bevolking, die beduidend minder vaak werkt in de horeca en de verhuur en overige zakelijke dienstverlening en juist vaker in de zorg, het onderwijs of bij de overheid. Deze verschillen hangen niet samen met verschillen in leeftijd, geslacht of studiestatus.

De bedrijfstakken waarin de Sub-Saharaanse tweede generatie werkt, wijken sterker af van de totale bevolking. De tweede generatie werkt bijvoorbeeld beduidend meer in de horeca (9,7 procent) en de handel (27,3 procent) dan de overig Buiten-Europese tweede generatie of de totale Nederlandse bevolking. Deze verschillen verdwijnen grotendeels na correctie voor de jongere leeftijd, het grotere aandeel scholieren en studenten en het lagere opleidingsniveau van de Sub-Saharaanse tweede generatie. Anderzijds werkt de Sub-Saharaanse tweede generatie relatief weinig in de nijverheid en energie en in de bouw. Herkomstverschillen in die bedrijfstakken hangen echter niet samen met leeftijd, geslacht, studiestatus of opleiding.

3.5 Bedrijfstak naar herkomst, december 2021
Totale bevolkingSub-Sahara AfrikaBuiten-Europa (excl. SSA)
Geboren in het buitenlandGeboren in NederlandGeboren in het buitenlandGeboren in Nederland
% van werkzame personen 15 tot 75 jaar
ALandbouw, bosbouw en visserij2,00,60,30,70,2
B-ENijverheid (geen bouw) en energie9,911,54,510,66,5
FBouwnijverheid6,03,22,84,23,7
GHandel17,515,627,315,520,7
HVervoer en opslag4,76,44,55,95,4
IHoreca4,79,49,79,86,7
JInformatie en communicatie4,14,64,85,54,9
KFinanciële dienstverlening3,12,22,12,93,2
LVerhuur en handel van onroerend goed0,90,40,70,50,8
MSpecialistische zakelijke diensten8,37,27,47,68,2
NVerhuur en overige zakelijke diensten1)3,712,84,17,54,2
OOpenbaar bestuur en overheidsdiensten6,22,94,84,77,5
POnderwijs7,03,95,15,46,3
QGezondheids- en welzijnszorg17,414,916,913,616,8
R-UCultuur, recreatie, overige diensten4,74,45,05,65,0
Bron: CBS
1) Exclusief arbeidsbemiddeling, uitzendbureaus en personeelsbeheer.

Kortere werkweek voor mannen, maar niet voor vrouwen

Voor mensen met een dienstverband is de arbeidsduur in de hoofdbaan onderzocht. Deze cijfers worden apart gepresenteerd naar geslacht, aangezien mannen vaak in voltijd en vrouwen vaak in deeltijd werken. Omdat het alleen om de basisuren in de hoofdbaan gaat, zijn de cijfers niet van toepassing op onregelmatige uren, extra banen naast de hoofdbaan of de werkzaamheden van zelfstandigen.

Uit Sub-Sahara Afrika gemigreerde mannen werken gemiddeld genomen iets minder vaak voltijds dan andere mannen. Zo werkt van de uit Sub-Sahara Afrika gemigreerde mannen 65,4 procent 35 uur per week of meer in de hoofdbaan, terwijl het bij mannen gemigreerd uit overig Buiten-Europese landen om 72,2 procent gaat en in de totale mannelijke bevolking om 69,9 procent. In plaats daarvan werken uit Sub-Sahara Afrika gemigreerde mannen iets vaker in een grotere deeltijdbaan. Een klein deel werkt minder dan 12 uur per week. Al met al zijn de herkomstverschillen van gemigreerde mannen klein en hangen deze niet samen met verschillen in leeftijd of studiestatus.

Mannen van de Sub-Saharaanse tweede generatie werken beduidend minder uren in de hoofdbaan. Dat is met name zichtbaar in het feit dat voor deze groep de hoofdbaan vaak een kleine deeltijdbaan betreft. Zo werkt 24,0 procent van de Sub-Saharaanse tweede generatie mannen minder dan 12 uur per week. Hun werkweek is daarmee aanzienlijk korter dan die van mannen van de overig Buiten-Europese tweede generatie en die van de gemiddelde man in Nederland. Dit verschil verdwijnt echter grotendeels als er wordt gecorrigeerd voor hun jongere leeftijd, grotere aandeel scholieren en studenten en lagere opleidingsniveau.

3.6a Arbeidsduur1) naar herkomst, mannen, december 2021
Herkomstregiogeboren0 tot 12 uur (% van werknemers 15 tot 75 jaar)12 tot 20 uur (% van werknemers 15 tot 75 jaar)20 to 25 uur (% van werknemers 15 tot 75 jaar)25 tot 30 uur (% van werknemers 15 tot 75 jaar)30 tot 35 uur (% van werknemers 15 tot 75 jaar)35 uur of meer (% van werknemers 15 tot 75 jaar)
Totaal8,44,43,73,79,769,9
Sub-Sahara AfrikaGeboren in het buitenland7,96,15,05,610,165,4
Sub-Sahara AfrikaGeboren in Nederland24,012,16,45,19,143,3
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in het buitenland7,04,64,24,08,072,2
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in Nederland12,67,55,34,710,060,0
1) In de hoofdbaan.
 

Bij vrouwen verschilt de arbeidsduur minder naar herkomst. Van de uit Sub-Sahara gemigreerde vrouwen werkt 29,6 procent 35 uur per week of meer in de hoofdbaan, een cijfer lager dan dat van vrouwen gemigreerd uit overig Buiten-Europese landen (36,8 procent), maar iets hoger dan de gemiddelde vrouw in Nederland (25,4 procent). Ook het aandeel werkzaam in een kleine of middelgrote deeltijdhoofdbaan is vergelijkbaar met dat van de totale groep vrouwen in Nederland. Dit beeld blijft overeind na correctie voor verschillen in leeftijdsopbouw en studiestatus.

Vrouwen van de Sub-Saharaanse tweede generatie werken wel relatief vaak in een kleine deeltijdbaan van minder dan 12 uur per week (27,4 procent). Bij vrouwen van de overig Buiten-Europese tweede generatie (16,0 procent) en de totale groep vrouwen in Nederland (13,0 procent) gaat het om een veel kleiner deel. Dit verschil verdwijnt grotendeels na correctie voor de jongere leeftijd en het grotere aandeel scholieren en studenten onder vrouwen van de Sub-Saharaanse tweede generatie; verschillen in opleidingsniveau spelen een kleine rol.

3.6b Arbeidsduur1) naar herkomst, vrouwen, december 2021
Herkomstregiogeboren0 tot 12 uur (% van werknemers 15 tot 75 jaar)12 tot 20 uur (% van werknemers 15 tot 75 jaar)20 to 25 uur (% van werknemers 15 tot 75 jaar)25 tot 30 uur (% van werknemers 15 tot 75 jaar)30 tot 35 uur (% van werknemers 15 tot 75 jaar)35 uur of meer (% van werknemers 15 tot 75 jaar)
Totaal13,012,119,013,816,725,4
Sub-Sahara AfrikaGeboren in het buitenland14,614,514,711,814,829,6
Sub-Sahara AfrikaGeboren in Nederland27,415,212,19,813,721,8
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in het buitenland11,211,214,211,315,236,8
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in Nederland16,012,615,312,116,927,1
1) In de hoofdbaan.
 

Lager uurloon en maandloon

Het gemiddelde loon van personen van Sub-Saharaanse herkomst ligt lager dan dat van personen van overig Buiten-Europese herkomst en van de totale Nederlandse bevolking. Dat is het geval voor zowel het maandloon als het loon per uur, voor zowel migranten als de tweede generatie en voor zowel mannen als vrouwen.

Het gemiddelde bruto uurloon van Sub-Saharaanse migranten bedraagt 20,00 euro voor mannen en 18,60 euro voor vrouwen. Bij overig Buiten-Europese migranten ligt het uurloon op 23,40 euro voor mannen en 20,80 euro voor vrouwen. In de totale Nederlandse bevolking gaat het om 25,30 euro voor mannen en 21,60 euro voor vrouwen. Opvallend is dat met name mannen van Sub-Saharaanse herkomst minder verdienen dan hun evenknieën. Een bijkomstigheid daarvan is dat de loonkloof tussen mannen en vrouwen in de Sub-Saharaanse groep kleiner dan in de totale Nederlandse bevolking.

De tweede generatie verdient minder dan de oudere generatie. Het gemiddelde uurloon van de Sub-Saharaanse tweede generatie bedraagt 16,90 euro voor mannen en 16,10 euro voor vrouwen. Bij de overig Buiten-Europese tweede generatie ligt het uurloon op 22,10 euro voor mannen en 19,70 euro voor vrouwen.

3.7 Uurloon1) naar herkomst, december 2021
HerkomstregioGeboortelandMannen (euro)Vrouwen (euro)
Totale bevolking 25,321,6
Sub-Sahara AfrikaGeboren in het buitenland20,018,6
Sub-Sahara AfrikaGeboren in Nederland16,916,1
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in het buitenland23,420,8
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in Nederland22,119,7
1) In de hoofdbaan van 15- tot 75-jarige werknemers.

Wanneer we kijken naar het maandloon in plaats van het uurloon, worden de herkomstverschillen nog duidelijker. Deels heeft dat de maken met de arbeidsduur. Zoals eerder is laten zien, werken personen van Sub-Saharaanse herkomst minder uren in de hoofdbaan dan de gemiddelde inwoner van Nederland, waardoor zij een lager maandloon verdienen. Toch verklaart het verschil in arbeidsduur niet alles. Daarom is in de volgende alinea een verdiepende analyse uitgevoerd.

3.8 Maandloon1) naar herkomst, december 2021
HerkomstregioGeboortelandMannen (euro)Vrouwen (euro)
Totaal 33772262
Sub-Sahara AfrikaGeboren in het buitenland26131968
Sub-Sahara AfrikaGeboren in Nederland19051536
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in het buitenland31512351
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in Nederland28262086
1) In de hoofdbaan van 15- tot 75-jarige werknemers.
 

Lager maandloon migranten deels verklaard

Het gemiddelde maandloon van mannen bedraagt ongeveer 2.600 euro voor Sub-Saharaanse migranten. In de rest van de mannelijke bevolking bedraagt dit 3.350 euro, oftewel een verschil van 750 euro. Dit verschil is voor 42,2 procent toe te schrijven aan verschillen in achtergrondkenmerken. Met andere woorden, als uit Sub-Sahara Afrika gemigreerde mannen dezelfde kenmerken zouden hebben als andere mannen in Nederland, dan zouden zij gemiddeld een maandloon van 2.950 euro hebben.

Bij vrouwen bedraagt het gemiddelde maandloon ongeveer 1.950 euro voor Sub-Saharaanse migranten. In de rest van de vrouwelijke bevolking bedraagt dit 2.250 euro, oftewel een verschil van 300 euro. Dit verschil is voor 30,7 procent toe te schrijven aan verschillen in achtergrondkenmerken. Met andere woorden, als uit Sub-Sahara Afrika gemigreerde vrouwen dezelfde kenmerken zouden hebben als andere vrouwen in Nederland, dan zouden zij gemiddeld een maandloon van 2.050 euro hebben.

Ongunstige bedrijfstakken spelen grote rol

Van de achtergrondkenmerken in de analyse verklaart de bedrijfstak waarin men werkzaam is het grootste deel van het verschil. Dat is zowel het geval bij mannen als bij vrouwen. Bij mannen is vooral van belang dat Sub-Saharaanse migranten vaker werken in de verhuur en overige zakelijke dienstverlening, een bedrijfstak waar de lonen lager liggen, en minder vaak in de specialistische zakelijke dienstverlening, waar de lonen juist hoger liggen. Als uit Sub-Sahara Afrika gemigreerde mannen in dezelfde bedrijfstakken zouden werken als de rest van de mannelijke bevolking, dan zou hun gemiddelde maandloon ongeveer 250 euro hoger liggen. Bij vrouwen is vooral van belang dat Sub-Saharaanse migranten vaker werken in de verhuur en overige zakelijke dienstverlening en minder vaak in de zorg, het onderwijs of bij de overheid. Als uit Sub-Sahara Afrika gemigreerde vrouwen in dezelfde bedrijfstakken zouden werken als de rest van de vrouwelijke bevolking, dan zou hun gemiddelde maandloon 150 euro hoger liggen.

Naast de bedrijfstak speelt de arbeidsduur een belangrijke rol. Sub-Saharaanse migranten werken gemiddeld genomen minder uur per week in de hoofdbaan dan de rest van de bevolking. Als uit Sub-Sahara Afrika gemigreerde mannen dezelfde arbeidsduur zouden hebben als de rest van de mannelijke bevolking, dan zou hun gemiddelde maandloon 75 euro hoger liggen. Als uit Sub-Sahara Afrika gemigreerde vrouwen dezelfde arbeidsduur zouden hebben als de rest van de vrouwelijke bevolking, dan zou hun gemiddelde maandloon 25 euro hoger liggen.

Ten slotte speelt voor mannen leeftijd een belangrijke rol. Uit Sub-Sahara Afrika gemigreerde mannen zijn gemiddeld jonger dan andere mannen in Nederland. Het is bekend dat jongvolwassenen minder verdienen dan mensen van middelbare leeftijd (Van der Vliet et al., 2022). Als zij dezelfde leeftijdsopbouw zouden hebben als de rest van de mannelijke bevolking, dan zou hun gemiddelde maandloon 75 euro hoger liggen. Bij vrouwen speelt leeftijd geen noemenswaardige rol.

De plaats waar mensen wonen doet er nauwelijks toe. Sub-Saharaanse migranten wonen weliswaar vaker in zeer stedelijke gemeenten en in de provincies Noord-Holland of Zuid-Holland, maar de invloed daarvan op het maandloon is beperkt. Loonverschillen houden ook geen verband met verschillen in studiestatus.

3.9 Verschil in maandloon1), Sub-Saharaanse herkomst ten opzichte van rest bevolking, december 2021
GeboortelandGeslachtFeitelijk (euro)Gecorrigeerd (euro)
Geboren in het buitenlandMannen-774-447
Geboren in het buitenlandVrouwen-296-205
Geboren in NederlandMannen-1478-25
Geboren in NederlandVrouwen-729-67
1) In de hoofdbaan van 15- tot 75-jarige werknemers.

Lager maandloon tweede generatie bijna volledig verklaard

Het gemiddelde maandloon van mannen bedraagt ongeveer 1.900 euro voor de Sub-Saharaanse tweede generatie. In de rest van de mannelijke bevolking bedraagt dit 3.400 euro, oftewel een verschil van 1.500 euro. Dit verschil is voor 98,3 procent toe te schrijven aan verschillen in achtergrondkenmerken. Met andere woorden, als mannen van de Sub-Saharaanse tweede generatie dezelfde kenmerken zouden hebben als andere mannen in Nederland, dan zouden zij gemiddeld een maandloon van 3.350 euro hebben.

Bij vrouwen bedraagt het gemiddelde maandloon ongeveer 1.550 euro voor Sub-Saharaanse migranten. In de rest van de vrouwelijke bevolking bedraagt dit 2.300 euro, oftewel een verschil van 750 euro. Dit verschil is voor 90,8 procent toe te schrijven aan verschillen in achtergrondkenmerken. Met andere woorden, als uit Sub-Sahara Afrika gemigreerde vrouwen dezelfde kenmerken zouden hebben als andere vrouwen in Nederland, dan zouden zij gemiddeld een maandloon van 2.200 euro hebben.

Jongere leeftijd, minder uren en lager opleidingsniveau belangrijkste kenmerken

Van de achtergrondkenmerken in de analyse verklaren leeftijd, arbeidsduur en opleidingsniveau het grootste deel van het verschil. Dat is zowel het geval bij mannen als bij vrouwen. Wanneer we kijken naar leeftijd, wordt duidelijk dat de Sub-Saharaanse tweede generatie veel jonger is dan de rest van de Nederlandse bevolking (Hoofdstuk 1). Zij verdienen daarom minder. Als mannen van de Sub-Saharaanse tweede generatie dezelfde leeftijd zouden hebben als de rest van de mannelijke bevolking, dan zou hun gemiddelde maandloon 500 euro hoger liggen. Als vrouwen van de Sub-Saharaanse tweede generatie dezelfde leeftijd zouden hebben als de rest van de vrouwelijke bevolking, dan zou hun gemiddelde maandloon 275 euro hoger liggen.

De arbeidsduur speelt ook een belangrijke rol bij het loonverschil. De Sub-Saharaanse tweede generatie werkt gemiddeld genomen minder uur per week in de hoofdbaan dan de rest van de bevolking, aangezien ze veelal in kleine deeltijdbanen werken. Als mannen van de Sub-Saharaanse tweede generatie dezelfde arbeidsduur zouden hebben als de rest van de mannelijke bevolking, dan zou hun gemiddelde maandloon 600 euro hoger liggen. Als vrouwen van de Sub-Saharaanse tweede generatie dezelfde arbeidsduur zouden hebben als de rest van de vrouwelijke bevolking, dan zou hun gemiddelde maandloon 275 euro hoger liggen.

Opleiding is ook van belang voor het loonverschil. De Sub-Saharaanse tweede generatie is minder hoog opgeleid dan de rest van de bevolking. Daarmee ligt ook het maandloon lager. Als mannen van de Sub-Saharaanse tweede generatie hetzelfde opleidingsniveau zouden hebben als de rest van de mannelijke bevolking, dan zou hun gemiddelde maandloon 250 euro hoger liggen. Als vrouwen van de Sub-Saharaanse tweede generatie hetzelfde opleidingsniveau zouden hebben als de rest van de vrouwelijke bevolking, dan zou hun gemiddelde maandloon 100 euro hoger liggen.

Verschillen in bedrijfstakken en woonregio spelen een kleine rol voor het loonverschil. Stedelijkheid en studiestatus hangen nauwelijks samen met het loonverschil tussen de Sub-Saharaanse tweede generatie en de rest van de bevolking. 

Lager inkomen

Het gestandaardiseerde inkomen van personen van Sub-Saharaanse herkomst ligt betrekkelijk laag. Dat is het geval voor zowel mannen als vrouwen en voor zowel migranten als de tweede generatie. Als we kijken naar mannen, bedraagt het gemiddelde gestandaardiseerde inkomen van Sub-Saharaanse migranten 27.200 euro per jaar. Dat is minder dan het gemiddelde van overig Buiten-Europese migranten (29.450 euro) en beduidend minder dan het gemiddelde in de totale bevolking (37.400 euro). Als we kijken naar vrouwen, bedraagt het gemiddelde van Sub-Saharaanse migranten 25.550 euro. Ook dat is minder dan het gemiddelde van overig Buiten-Europese migranten (29.300 euro) en het gemiddelde in de totale bevolking (35.450 euro). Deze verschillen hangen niet samen met verschillen in leeftijd of studiestatus.

3.10 Gestandaardiseerd inkomen naar herkomst, personen 15 jaar en ouder, 2021
HerkomstregioGeboortelandMannen (euro per jaar)Vrouwen (euro per jaar)
Totale bevolking 3739835471
Sub-Sahara AfrikaGeboren in het buitenland2718325531
Sub-Sahara AfrikaGeboren in Nederland3154630524
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in het buitenland2944729286
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in Nederland3413033400

De Sub-Saharaanse tweede generatie heeft een hoger inkomen dan Sub-Saharaanse migranten. Wel is een zelfde patroon naar herkomst zichtbaar. Zo hebben mannen van de Sub-Saharaanse tweede generatie een gemiddeld inkomen van 31.550 euro per jaar. Dat is minder dan het gemiddelde van de overig Buiten-Europese tweede generatie (34.150 euro) en van de totale bevolking (37.400 euro). Vrouwen van de Sub-Saharaanse tweede generatie hebben een gemiddeld inkomen van 30.500 euro. Ook dat is minder dan het gemiddelde van de overig Buiten-Europese tweede generatie (33.400 euro) en van de totale bevolking (35.450 euro). Het lagere inkomen van de Sub-Saharaanse tweede generatie verdwijnt deels na correctie voor hun grotere aandeel scholieren en studenten en lagere opleidingsniveau. Er is geen verband met verschillen in leeftijd.

Conclusie

Personen van Sub-Saharaanse herkomst hebben gemiddeld een zwakkere sociaaleconomische positie dan de rest van de bevolking. Sub-Saharaanse migranten zijn minder vaak werkzaam en ontvangen vaker een uitkering dan de rest van de Nederlandse bevolking. Dit is het geval in alle leeftijdsgroepen. De Sub-Saharaanse tweede generatie is nog erg jong en vaak scholier of student. Wanneer rekening wordt gehouden met deze jonge leeftijd, lijkt hun nettoarbeidsparticipatie op die van de totale bevolking. Van degenen met een baan, hebben personen van Sub-Saharaanse herkomst minder vaak een vast contract dan personen van overig Buiten-Europese herkomst en de totale bevolking. Zij werken vaker in de horeca of in de verhuur en overige zakelijke dienstverlening en juist minder vaak in het onderwijs of bij de overheid. Wel valt daarbij op dat de specifieke bedrijfstakken sterk verschillen tussen Sub-Saharaanse migranten en de tweede generatie. Personen van Sub-Saharaanse herkomst verdienen een lager uurloon dan personen van overig Buiten-Europese herkomst en de totale bevolking. Verder werken mannen van Sub-Saharaanse herkomst minder vaak in een voltijdbaan en vrouwen van Sub-Saharaanse herkomst iets vaker in een kleine deeltijdbaan. Hun jongere leeftijd, ongunstige bedrijfstakken waarin zij werken, kortere arbeidsduur en lagere opleidingsniveau verklaren deels waarom personen van Sub-Saharaanse herkomst een lager maandloon hebben dan de rest van de bevolking. Wanneer niet alleen naar het loon, maar naar het volledige inkomen wordt gekeken, hebben personen van Sub-Saharaanse herkomst ook een lager inkomen dan personen van overig Buiten-Europese herkomst en de totale bevolking. Wel ligt het inkomen van de tweede generatie hoger dan dat van migranten.

Literatuur

Braamse, M.,  Cheung, J.S., Couzy, P., Ramaekers, M. en Tammens, E. (2022). De regionale economie 2021. CBS, Den Haag.

Van der Vliet, R., van Wissen-Floris, J., Mattijssen, L., Borghuis, J. en Bosman, F. (2022). Monitor loonverschillen mannen en vrouwen, 2020. CBS, Den Haag.

4. Zorg

Dit hoofdstuk beschrijft het zorggebruik van personen van Sub-Saharaanse herkomst, en maakt een vergelijking met het gemiddelde van de totale Nederlandse bevolking en met personen van overige Buiten-Europese herkomst. Waar mogelijk worden van de buitenlandse herkomstgroepen zowel cijfers voor personen geboren in Nederland (de tweede generatie) en personen geboren in het buitenland (migranten) getoond. In het eerste deel van het hoofdstuk worden zowel de gemiddelde totale zorgkosten per persoon beschreven als kosten gemaakt voor specialistische geestelijke gezondheidszorg en geneesmiddelen. Het tweede deel van het hoofdstuk beschrijft het aandeel personen dat een bepaald type geneesmiddel voorgeschreven heeft gekregen, namelijk antipsychotica, antidepressiva, en diabetesmiddelen. Het hoofdstuk omvat enkel zorg die bekostigd is vanuit de basisverzekering.

Hogere zorgkosten tweede generatie

Gemiddeld werd er in 2021 per persoon (jonger dan 65 jaar) 1854 euro gedeclareerd voor zorg binnen de basisverzekering. Voor personen van Sub-Saharaanse herkomst is dit bedrag hoger. Voor Sub-Saharaanse migranten werd 1890 euro gedeclareerd, voor de tweede generatie 1949 euro. Personen van overig Buiten-Europese herkomst, en dan met name de tweede generatie, maakten ook iets hogere zorgkosten. Zij wijken hiermee meer af van het gemiddelde dan personen van Sub-Saharaanse herkomst, maar de verschillen zijn relatief klein.

De getoonde cijfers zijn gestandaardiseerd naar leeftijd. Als in aanvulling daarop gecontroleerd wordt voor verschillen in huishoudinkomen en geslacht zijn de zorgkosten van migranten en de tweede generatie van Sub-Saharaanse herkomst niet hoger maar juist lager dan gemiddeld. Dat geldt ook voor overig Buiten-Europese migranten, maar niet voor de tweede generatie. Voor hen werden, ook na correctie voor achtergrondkenmerken, meer zorgkosten gedeclareerd dan gemiddeld. Met name de correctie voor huishoudinkomen maakt verschil. Geslacht speelt nauwelijks een verklarende rol, omdat het aandeel mannen en vrouwen weinig verschilt tussen de herkomstgroepen.

4.1 Zorgkosten tot 65 jaar naar herkomst, 2021 (gestandaardiseerd)
HerkomstregioGeboortelandGemiddelde zorgkosten (euro)
Totale bevolking 1854
Sub-Sahara AfrikaGeboren in het buitenland1890
Sub-Sahara AfrikaGeboren in Nederland1949
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in het buitenland1932
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in Nederland2000

Oudere migranten hebben hogere zorgkosten dan de gemiddelde oudere

Zorgkosten nemen toe met de leeftijd. In 2021 werd er gemiddeld 2882 euro aan zorgkosten gedeclareerd voor 55- tot 65-jarigen, 4334 euro voor 65- tot 75-jarigen en 6167 euro voor 75-tot 85-jarigen. De (gestandaardiseerde) gemiddelde zorgkosten van personen geboren in Sub-Sahara Afrika zijn hoger dan gemiddeld in alle drie de leeftijdsgroepen, maar het verschil neemt af met leeftijd. In de leeftijdsgroep van 55 tot 65 jaar werd er gemiddeld 260 euro meer gedeclareerd, in de leeftijdsgroep 75 tot 85 jaar 113 euro meer, en in de leeftijdsgroep 65 tot 75 jaar 73 euro meer. Migranten van overig Buiten-Europese herkomst hadden hogere zorgkosten dan migranten van Sub-Saharaanse herkomst. Dat geldt voor alle leeftijdsgroepen. De zorgkosten van migranten van Sub-Saharaanse herkomst verschillen dan ook minder van het gemiddelde.

Wanneer – in aanvulling op leeftijd – gecontroleerd wordt voor geslacht en huishoudinkomen, dan hebben migranten uit Sub-Sahara Afrika niet langer hogere maar lagere zorgkosten dan de gemiddelde oudere. Sub-Saharaanse migranten hebben namelijk een lager huishoudinkomen en dit hangt samen met hun grotere zorggebruik. Voor migranten van overig Buiten-Europese herkomst wordt het verschil ook kleiner na correctie voor achtergrondkenmerken, maar blijven de kosten wel bovengemiddeld.

4.2 Zorgkosten van ouderen naar geboorteregio, geboren in het buitenland, 2021 (gestandaardiseerd)
Geboorteregio55 tot 65 jaar (euro)65 tot 75 jaar (euro)75 tot 85 jaar (euro)
Totale bevolking288243346167
Sub-Sahara Afrika314244476240
Buiten-Europa (excl. SSA)340548686794
 

Hogere kosten specialistische ggz Sub-Saharaanse tweede generatie

Specialistische geestelijke gezondheidszorg (ggz) behoort tot de soorten zorg waarvoor tot 65 jaar de meeste kosten worden gemaakt. Gemiddeld werd er per persoon 170 euro gedeclareerd in 2021. Voor personen van Sub-Saharaanse herkomst werden gemiddeld meer kosten voor specialistische ggz gedeclareerd dan gemiddeld in Nederland (tot 65 jaar). De (gestandaardiseerde) gemiddelde kosten voor ggz bedroegen 198  euro voor Sub-Saharaanse migranten. Dat is meer dan 15 procent meer dan gemiddeld. Voor de tweede generatie van Sub-Saharaanse herkomst waren de kosten ruim 75 procent hoger dan gemiddeld in Nederland (299 euro). Voor de tweede generatie van overig Buiten-Europese herkomst werden gemiddeld ook meer kosten voor specialistische ggz gedeclareerd (bijna 30 procent meer dan gemiddeld), maar dit is een kleiner verschil. De kosten voor specialistische ggz voor overig Buiten-Europese migranten waren lager dan gemiddeld.

Gecontroleerd voor huishoudinkomen en geslacht (in aanvulling op leeftijd) zijn de gedeclareerde kosten voor specialistische ggz voor personen met Sub-Saharaanse herkomst niet hoger maar lager dan gemiddeld. Dat geldt ook voor personen van overig Buiten-Europese herkomst.

4.3 Kosten specialistische ggz tot 65 jaar naar herkomst, 2021 (gestandaardiseerd)
HerkomstregioGeboortelandGemiddelde kosten (euro)
Totale bevolking170
Sub-Sahara AfrikaGeboren in het buitenland198
Sub-Sahara AfrikaGeboren in Nederland299
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in het buitenland168
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in Nederland219

Kosten geneesmiddelen Sub-Saharaanse migranten helft hoger

In 2021 werd er gemiddeld 184 euro per persoon onder de 65 jaar gedeclareerd voor geneesmiddelen. Voor personen geboren in Sub-Sahara Afrika was dit (gestandaardiseerd) gemiddelde meer dan 40 procent hoger (260 euro). Voor de tweede generatie van Sub-Saharaanse herkomst waren de kosten een stuk lager, 176 euro. Dat is iets minder dan gemiddeld in Nederland. Ook voor personen van overig Buiten-Europese herkomst geldt dat migranten gemiddeld hogere kosten voor geneesmiddelen hadden dan de tweede generatie, maar het verschil is kleiner. Overig Buiten-Europese migranten maakten gemiddeld minder kosten voor geneesmiddelen dan Sub-Saharaanse migranten, en verschillen daarmee minder van het gemiddelde in Nederland. 

Wanneer – in aanvulling op leeftijd – rekening wordt gehouden met huishoudinkomen en geslacht worden er voor migranten nog altijd bovengemiddeld veel kosten voor geneesmiddelen gedeclareerd, maar neemt de grootte van het verschil ten opzichte van het gemiddelde wel af. Voor overig Buiten-Europese migranten is er na correctie geen verschil ten opzichte van het gemiddelde. Gecontroleerd voor achtergrondkenmerken zijn de kosten voor geneesmiddelen van de tweede generatie (nog) lager dan gemiddeld, met name voor de Sub-Saharaanse tweede generatie.

4.4 Kosten geneesmiddelen tot 65 jaar naar herkomst, 2021 (gestandaardiseerd)
HerkomstregioGeboortelandGemiddelde kosten (euro)
Totale bevolking184
Sub-Sahara AfrikaGeboren in het buitenland260
Sub-Sahara AfrikaGeboren in Nederland176
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in het buitenland198
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in Nederland189

Migranten vaakst antipsychotica

In 2021 werd aan 1,8 procent van de Nederlandse bevolking jonger dan 65 jaar antipsychotica verstrekt. Dit (gestandaardiseerde) aandeel is groter onder personen van Sub-Saharaanse herkomst. 1,9 procent van de Sub-Saharaanse migranten kreeg antipsychotica, en 2,0 procent van de tweede generatie. Onder overig Buiten-Europese migranten is dit aandeel groter. Aan 2,3 procent van hen werd antipsychotica verstrekt. Onder de tweede generatie van overig Buiten-Europese herkomst is antipsychotica iets gebruikelijker (2,1 procent) dan onder de Sub-Saharaanse tweede generatie.

Gecontroleerd voor huishoudinkomen en geslacht (in aanvulling op leeftijd) nemen de verschillen ten opzichte van het gemiddelde af. Het aandeel personen van Sub-Saharaanse of overig Buiten-Europese herkomst dat antipsychotica voorgeschreven kreeg is na correctie zelfs lager dan gemiddeld.

4.5 Antipsychotica naar herkomst, 2021 (gestandaardiseerd)
HerkomstregioGeboortelandPercentage (% van personen tot 65 jaar)
Totale bevolking1,8
Sub-Sahara AfrikaGeboren in het buitenland1,9
Sub-Sahara AfrikaGeboren in Nederland2,0
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in het buitenland2,3
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in Nederland2,1

Minder antidepressiva Sub-Saharaanse herkomst

Van de Nederlandse bevolking jonger dan 65 jaar kreeg 5,2 procent antidepressiva verstrekt in 2021. Onder personen geboren in Sub-Sahara Afrika is dit aandeel ruim 40 procent lager (3,1 procent). Ook de tweede generatie van Sub-Saharaanse herkomst kreeg minder vaak dan gemiddeld antidepressiva (3,8 procent), maar wel vaker dan migranten van dezelfde herkomst. Aan personen van overig Buiten-Europese herkomst werd vaker antidepressiva verstrekt, met name aan migranten (5,3). 

De getoonde cijfers zijn gestandaardiseerd naar leeftijd. Wanneer in aanvulling wordt gecontroleerd voor geslacht en huishoudinkomen nemen de verschillen ten opzichte van het gemiddelde toe: Sub-Saharaanse migranten en de tweede generatie van Sub-Saharaanse en overig Buiten-Europese herkomst kregen minder vaak dan gemiddeld antidepressiva voorgeschreven. Dat geldt ook voor migranten van overig Buiten-Europese herkomst.

4.6 Antidepressiva naar herkomst, 2021 (gestandaardiseerd)
HerkomstregioGeboortelandPercentage (% van personen tot 65 jaar)
Totale bevolking5,2
Sub-Sahara AfrikaGeboren in het buitenland3,1
Sub-Sahara AfrikaGeboren in Nederland3,8
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in het buitenland5,3
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in Nederland4,4

Oudere migranten vaker diabetesmiddelen dan de gemiddelde oudere

Relatief veel ouderen hebben diabetes en gebruiken daarom diabetesmiddelen. Hoe hoger de leeftijdsgroep, hoe groter het aandeel personen waaraan diabetesmiddelen verstrekt is. Omdat het aantal in Nederland geboren ouderen van Sub-Saharaanse herkomst te klein is om vergelijkbare cijfers van weer te geven, worden alleen personen geboren in het buitenland getoond.

Het aandeel Sub-Saharaanse migranten tussen 55 en 75 jaar dat in 2021 diabetesmiddelen verstrekt kreeg, is bijna tweemaal zo groot als gemiddeld in deze leeftijdsgroep: 15,0 procent van de 55- tot 65-jarige migranten kreeg diabetesmiddelen (tegenover 7,6 procent gemiddeld) en 24,1 procent van de 65- tot 75-jarigen (tegenover 12,2 procent gemiddeld). Ook onder 75- tot 85-jarigen kregen personen geboren in Sub-Sahara-Afrika vaker dan gemiddeld diabetesmiddelen (28,4 procent tegenover 15,9 procent gemiddeld), maar is het verschil relatief kleiner dan onder de jongere leeftijdsgroepen. In alle leeftijdsgroepen is het aandeel dat diabetesmiddelen kreeg ongeveer 3 procentpunten hoger onder overig Buiten-Europese migranten dan onder Sub-Saharaanse migranten. 

Na correctie voor achtergrondkenmerken blijven de verschillen ten opzichte van het gemiddelde min of meer gelijk.

4.7 Diabetesmiddelen naar geboorteregio, geboren in het buitenland, 2021 (gestandaardiseerd)
Geboorteregio55 tot 65 jaar (% van personen)65 tot 75 jaar (% van personen)75 tot 85 jaar (% van personen)
Totale bevolking7,612,215,9
Sub-Sahara Afrika15,024,128,4
Buiten-Europa (excl. SSA)18,326,531,5
 

Conclusie

Het algemene zorggebruik (binnen de basisverzekering) van personen van Sub-Saharaanse herkomst ligt nauwelijks hoger dan gemiddeld. Bij specifieke vormen van zorg zijn er wel duidelijke verschillen. Sub-Saharaanse migranten declareren met name meer kosten voor geneesmiddelen, terwijl de tweede generatie meer kosten voor specialistische ggz maakt. In dat opzicht verschillen personen van Sub-Saharaanse herkomst sterker van het gemiddelde dan personen van overig Buiten-Europese herkomst. Wel valt op dat, na correctie voor huishoudinkomen, de zorgkosten van de Sub-Saharaanse herkomstgroep niet hoger zijn dan gemiddeld en in sommige gevallen zelfs lager dan gemiddeld. Dat geldt ook voor het aandeel personen dat bijvoorbeeld antipsychotica kreeg voorgeschreven. Het aandeel ouderen met diabetesmiddelen is hierop een uitzondering. Oudere Sub-Saharaanse migranten krijgen vaker diabetesmiddelen voorgeschreven dan hun leeftijdsgenoten, ook na correctie voor huishoudinkomen.

5. Motief en verblijfsduur

Dit hoofdstuk biedt inzicht in de rol die migratiemotief en verblijfsduur spelen bij sociaaleconomische verschillen tussen migranten. Hoofdstuk 2 (onderwijs) en hoofdstuk 3 (werk en inkomen) laten zien dat migranten uit Sub-Sahara Afrika een minder gunstige positie bekleden in het onderwijs en op de arbeidsmarkt dan migranten uit overige landen buiten Europa. De positie van de Sub-Saharaanse tweede generatie is juist wel gunstig ten opzichte van de overig Buiten-Europese tweede generatie. Hoofdstuk 1 (bevolking) laat zien dat Sub-Saharaanse migranten relatief recent naar Nederland zijn gekomen, hoofdzakelijk vanwege gezinsvorming, gezinshereniging of het aanvragen van asiel. De relatief ongunstige sociaaleconomische positie van Sub-Saharaanse migranten zou met die migratiemotieven kunnen samenhangen. Dit hoofdstuk beschrijft daarom de positie van migranten op het vlak van onderwijs, arbeid en inkomen, met een uitgesplitsing naar migratiemotief en verblijfsduur. Ter vergelijking worden de cijfers gepresenteerd voor Sub-Saharaanse migranten en voor overig Buiten-Europese migranten. Deze vergelijking wordt uitgediept middels een decompositieanalyse van het maandloon.

Asielmigranten minst vaak op havo of vwo

Sub-Saharaanse migranten volgden in het derde jaar van het voortgezet onderwijs (schooljaar 2021/’22) minder vaak havo- of vwo-onderwijs dan overig Buiten-Europese migranten, ongeacht hun migratiemotief. Wel is het verschil groter voor leerlingen die als asiel- of gezinsmigrant naar Nederland kwamen dan voor leerlingen met een overig of onbekend motief. Onder asielmigranten is het aandeel op havo of vwo het laagst, met name onder Sub-Saharaanse asielmigranten (13,9 procent): het aandeel havo- en vwo-leerlingen onder overig Buiten-Europese asielmigranten is meer dan twee keer zo hoog (30,6 procent). Derdejaars leerlingen die als gezinsmigrant naar Nederland kwamen volgden vaker havo- of vwo-onderwijs. Ook voor gezinsmigranten geldt dat het aandeel op havo of vwo groter is onder overig Buiten-Europese migranten (51,5 procent) dan onder Sub-Saharaanse migranten (26,9 procent), bijna twee keer zo groot. Migranten met een overig of onbekend migratiemotief volgden het vaakst havo- of vwo-onderwijs; overig Buiten-Europese migranten (51,9 procent) iets vaker dan Sub-Saharaanse migranten (46,8 procent). Overig Buiten-Europese leerlingen die als gezinsmigrant of met overig of onbekend motief naar Nederland zijn gekomen volgden vaker havo- of vwo-onderwijs in het derde leerjaar dan de gemiddelde leerling.

5.1a Havo/vwo1) naar geboorteregio en migratiemotief, 2021/'22
MigratiemotiefTotale bevolking (% van leerlingen in leerjaar 3 voortgezet onderwijs2))Sub-Sahara Afrika (% van leerlingen in leerjaar 3 voortgezet onderwijs2))Buiten-Europa (excl. SSA) (% van leerlingen in leerjaar 3 voortgezet onderwijs2))
Totaal49,525,744,5
Asiel13,930,6
Gezin26,951,5
Overig/onbekend46,851,9
1) Havo/vwo incl. algemeen leerjaar 3. 2)Voortgezet onderwijs excl. praktijkonderwijs.

Vaakst op havo of vwo bij lange verblijfsduur

Het aandeel Sub-Saharaanse en overig Buiten-Europese migranten dat in het derde leerjaar havo- of vwo-onderwijs volgt hangt samen met verblijfsduur. Leerlingen die sinds drie tot zes jaar in Nederland wonen volgden het minst vaak havo of vwo. Het valt op dat de leerlingen die het kortst in Nederland zijn (korter dan drie jaar) juist relatief vaak havo of vwo volgen. Een verklaring is dat de compositie van deze groep verschilt van de groepen met langere verblijfsduur. Leerlingen die als asielmigrant naar Nederland zijn gekomen zijn namelijk ondervertegenwoordigd in de groep die korter dan drie jaar in Nederland verblijft. 
Ongeacht hun verblijfsduur volgen Sub-Saharaanse migranten minder vaak havo of vwo in het derde leerjaar dan overig Buiten-Europese migranten. Wel neemt het verschil af met verblijfsduur voor leerlingen die drie jaar of langer in Nederland verblijven. Onder leerlingen die drie tot zes jaar in Nederland verblijven, volgen overig Buiten-Europese migranten 2,3 keer vaker havo of vwo dan Sub-Saharaanse migranten (32,4 tegenover 14,0 procent); onder leerlingen die negen jaar of langer in Nederland verblijven volgen zij 1,7 keer vaker havo of vwo (52,7 tegenover 30,8 procent). Onder leerlingen met een verblijfduur van korter dan drie jaar is het verschil het kleinst (47,7 tegenover 38,9 procent).

5.1b Havo/vwo1) naar geboorteregio en verblijfsduur, 2021/'22
VerblijfsduurTotale bevolking (% van leerlingen in leerjaar 3 voortgezet onderwijs2))Sub-Sahara Afrika (% van leerlingen in leerjaar 3 voortgezet onderwijs2))Buiten-Europa (excl. SSA) (% van leerlingen in leerjaar 3 voortgezet onderwijs2))
Totaal49,525,744,5
0 tot 3 jaar38,947,7
3 tot 6 jaar14,032,4
6 tot 9 jaar22,545,5
9 jaar of langer30,852,7
1) Havo/vwo incl. algemeen leerjaar 3. 2)Voortgezet onderwijs excl. praktijkonderwijs.

Na correctie voor huishoudinkomen en geslacht wordt het verschil tussen leerlingen geboren in Sub-Sahara Afrika en leerlingen geboren in overig Buiten-Europa iets kleiner: Sub-Saharaanse migranten hebben een lager gemiddeld huishoudinkomen. Verblijfsduur en migratiemotief spelen nauwelijks een rol in het verschil tussen de groepen. 

Asielmigranten verlaten vaakst voortijdig mbo

Mbo-leerlingen geboren in Sub-Sahara Afrika verlaten vaker voortijdig het onderwijs dan mbo-leerlingen geboren in overig Buiten-Europese landen. Dat geldt met name voor asielmigranten (10,2 tegenover 12,5 procent in schooljaar 2020/’21). Ook onder migranten met andere migratiemotieven is het aandeel voortijdig schoolverlaters in het mbo groter in de Sub-Saharaanse herkomstgroep, maar het verschil is kleiner dan een half procentpunt. Voor beide herkomstgroepen geldt dat het aandeel voortijdig schoolverlaters het hoogst is onder mbo-studenten met migratiemotief asiel, gevolgd door overige en onbekende migratiemotieven. Onder gezinsmigranten is dat aandeel het kleinst.

5.2a Voortijdig schoolverlaters vanuit mbo naar geboorteregio en migratiemotief, 2020/'21
MigratiemotiefTotale bevolking (% van mbo-studenten1) 22 jaar of jonger)Sub-Sahara Afrika (% van mbo-studenten1) 22 jaar of jonger)Buiten-Europa (excl. SSA) (% van mbo-studenten1) 22 jaar of jonger)
Totaal5,510,89,3
Asiel12,510,2
Gezin8,07,6
Overig/onbekend10,410,0
1)Incl. extranei.

Voortijdig verlaten mbo neemt af met verblijfsduur

Hoe langer mbo-studenten al in Nederland verblijven, hoe minder vaak zij voortijdig het onderwijs verlaten. Het aandeel voortijdig schoolverlaters is het grootst onder mbo-studenten die korter dan drie jaar in Nederland verblijven en het kleinst onder mbo-studenten met een verblijfsduur van negen jaar of langer. Bij een verblijfsduur korter dan negen jaar is het aandeel voortijdig schoolverlaters 18 tot 22 procent groter onder Sub-Saharische migranten dan onder overig Buiten-Europese migranten. Mbo-studenten geboren in Sub-Sahara Afrika, die korter dan drie jaar geleden naar Nederland zijn gekomen verlaten het vaakst voortijdig het onderwijs (15,6 procent). Het aandeel voortijdig schoolverlaters onder mbo-studenten die negen jaar of langer in Nederland zijn, is onder beide herkomstgroepen nagenoeg gelijk (7,5 en 7,6 procent). Wel ligt dat aandeel hoger dan gemiddeld onder mbo-studenten (5,5 procent).

5.2b Voortijdig schoolverlaters vanuit mbo naar geboorteregio en verblijfsduur, 2020/'21
VerblijfsduurTotale bevolking (% van mbo-studenten1) 22 jaar of jonger)Sub-Sahara Afrika (% van mbo-studenten1) 22 jaar of jonger)Buiten-Europa (excl. SSA) (% van mbo-studenten1) 22 jaar of jonger)
Totaal5,510,89,3
0 tot 3 jaar15,613,2
3 tot 6 jaar13,511,1
6 tot 9 jaar10,48,7
9 jaar of langer7,57,6
1)Incl. extranei.
 

Na correctie voor huishoudinkomen en geslacht is er niet langer een verschil tussen beide herkomstgroepen. Het aandeel voortijdig schoolverlaters onder mbo-studenten geboren in Sub-Sahara Afrika is dan even groot als onder mbo-studenten geboren in overig Buiten-Europa. Verblijfsduur en migratiemotief spelen nauwelijks een rol in het verschil tussen de groepen. 

Sub-Saharaanse asielmigranten vaker werkzaam dan overige asielmigranten

De nettoarbeidsparticipatie van 15- tot 75-jarigen hangt sterk samen met het migratiemotief. Zoals verwacht zijn arbeidsmigranten vaker werkzaam dan personen met een ander migratiemotief. Zo is 89,4 procent van de Sub-Saharaanse arbeidsmigranten en 86,2 procent van de overig Buiten-Europese arbeidsmigranten werkzaam. De nettoarbeidsparticipatie ligt het laagst onder asielmigranten en studiemigranten (iets minder dan de helft). Gezinsmigranten en migranten met een overig of onbekend motief vormen een tussenliggende groep. Opvallend is dat Sub-Saharaanse migranten vaker betaald werk hebben dan overig Buiten-Europese migranten. Dat verschil is vooral zichtbaar onder asielmigranten: 50,2 procent van de Sub-Saharaanse asielmigranten is werkzaam, tegenover 41,9 procent van de overig Buiten-Europese asielmigranten.

5.3a Nettoarbeidsparticipatie naar geboorteregio en migratiemotief, december 2021
MigratiemotiefTotale bevolking (% van 15- tot 75-jarigen)Sub-Sahara Afrika (% van 15- tot 75-jarigen)Buiten-Europa (excl. SSA) (% van 15- tot 75-jarigen)
Totaal69,958,157,1
Asiel50,241,9
Gezin62,958,1
Arbeid89,486,2
Studie50,049,5
Overig/onbekend60,758,5

Hogere nettoarbeidsparticipatie bij langere verblijfsduur

Naarmate Buiten-Europese migranten tussen de 15 en 75 jaar langer in Nederland verblijven, hebben zij vaker betaald werk. Zo ligt de nettoarbeidsparticipatie van Sub-Saharaanse migranten die korter dan drie jaar in Nederland verblijven betrekkelijk laag (49,7 procent). Onder hen die twaalf jaar of langer in Nederland verblijven ligt de participatie dichter bij het Nederlands gemiddelde (63,2 procent). Het verband tussen verblijfsduur en arbeidsdeelname volgt ongeveer hetzelfde patroon onder Sub-Saharaanse en overig Buiten-Europese migranten. Wel ligt de arbeidsdeelname van Sub-Saharaanse migranten (58,1 procent) in het algemeen iets hoger dan die van overig Buiten-Europese migranten (57,1 procent).

5.3b Nettoarbeidsparticipatie naar geboorteregio en verblijfsduur, december 2021
VerblijfsduurTotale bevolking (% van 15- tot 75-jarigen)Sub-Sahara Afrika (% van 15- tot 75-jarigen)Buiten-Europa (excl. SSA) (% van 15- tot 75-jarigen)
Totaal69,958,157,1
0 tot 3 jaar49,745,7
3 tot 6 jaar56,056,8
6 tot 9 jaar61,558,9
9 tot 12 jaar57,763,2
12 jaar of langer63,263,4

De hogere nettoarbeidsparticipatie van Sub-Saharaanse migranten in vergelijking met overig Buiten-Europese migranten bestaat ondanks hun hogere aandeel asielmigranten. Als zij dezelfde migratiemotieven zouden hebben, dan zou het verschil nog groter zijn. Het verschil in arbeidsdeelname hangt daarentegen niet samen met verschillen in leeftijd, geslacht, studiestatus of verblijfsduur.

Arbeidsmigranten relatief vaak vast dienstverband

Van alle 15- tot 75-jarige werknemers geboren buiten Europa hebben arbeidsmigranten het vaakst een vast dienstverband (ongeveer 63 procent). Dat is een hoger percentage dan in de totale Nederlandse bevolking (55,8 procent). Werknemers die als asielzoeker naar Nederland zijn gekomen hebben het minst vaak een vast dienstverband (ongeveer 27 procent). Wel bestaan er verschillen tussen Sub-Saharaanse en overig Buiten-Europese migranten. Onder arbeidsmigranten, asielmigranten en migranten met een overig of onbekend motief is er een klein verschil ten gunste van Sub-Saharaanse migranten. Onder gezinsmigranten en met name studiemigranten is het aandeel met een vast dienstverband juist groter in de overig Buiten-Europese herkomstgroep. Zo heeft van de werknemers met als migratiemotief studie 27,2 procent in de Sub-Saharaanse herkomstgroep een vast contract, vergeleken met 42,2 procent in de overig Buiten-Europese herkomstgroep.

5.4a Vast dienstverband naar geboorteregio en migratiemotief, december 2021
MigratiemotiefTotale bevolking (% van werknemers 15 tot 75 jaar)Sub-Sahara Afrika (% van werknemers 15 tot 75 jaar)Buiten-Europa (excl. SSA) (% van werknemers 15 tot 75 jaar)
Totaal55,836,541,3
Asiel27,826,3
Gezin36,741,3
Arbeid63,763,2
Studie27,242,2
Overig/onbekend40,738,3

Migranten met lange verblijfsduur relatief vaak vast dienstverband

Het aandeel werknemers met een vast dienstverband ligt hoger onder migranten die langer in Nederland verblijven. Dat geldt voor zowel werknemers geboren in Sub-Sahara Afrika als voor werknemers geboren in overig Buiten-Europa. Onder werknemers die korter dan drie jaar in Nederland verblijven heeft iets meer dan een kwart een vast dienstverband. Dat is aanzienlijk minder dan bij de totale Nederlandse bevolking, waar 55,8 procent van de werknemers een vast dienstverband heeft. Met name Sub-Saharaanse migranten hebben minder vaak een vast contract; bij overig Buiten-Europese migranten is het verschil ten opzichte van de totale bevolking kleiner. Alleen in de groep die twaalf jaar of langer in Nederland verblijft hebben Sub-Saharaanse migranten iets vaker een vast dienstverband dan overig Buiten-Europese migranten.

5.4b Vast dienstverband naar geboorteregio en verblijfsduur, december 2021
VerblijfsduurTotale bevolking (% van werknemers 15 tot 75 jaar)Sub-Sahara Afrika (% van werknemers 15 tot 75 jaar)Buiten-Europa (excl. SSA) (% van werknemers 15 tot 75 jaar)
Totaal55,836,541,3
0 tot 3 jaar26,029,4
3 tot 6 jaar28,038,1
6 tot 9 jaar28,239,4
9 tot 12 jaar38,645,0
12 jaar of langer51,049,1

Dat het aandeel met een vast dienstverband lager ligt onder werknemers gemigreerd uit Sub-Sahara Afrika dan onder werknemers gemigreerd uit overig Buiten-Europese landen heeft deels te maken met hun migratiemotieven. Na correctie voor het migratiemotief lijken beide herkomstgroepen meer op elkaar. Het verschil in het aandeel met een vast dienstverband hangt niet samen met verschillen in leeftijd, geslacht, studiestatus of verblijfsduur.

Arbeidsmigranten werken meer uren dan gemiddelde werknemer

Gemiddeld genomen werken 15- tot 75-jarige werknemers in Nederland 30,3 uur per week in hun hoofdbaan. Bij migranten hangt de gemiddelde arbeidsduur samen met het migratiemotief. Zo werken arbeidsmigranten aanzienlijk meer (ongeveer 39 uur), asielmigranten en gezinsmigranten minder (ongeveer 28 uur), en migranten met een overig of onbekend motief ongeveer even veel als de gemiddelde Nederlandse werknemer. Bij studiemigranten bestaat er een duidelijker verschil naar herkomst. Zo werken studiemigranten van Sub-Saharaanse herkomst gemiddeld minder (31,0 uur) dan studiemigranten van overig Buiten-Europese herkomst (34,3 uur).

5.5a Arbeidsduur1) naar geboorteregio en migratiemotief, december 2021
MigratiemotiefTotale bevolking (uur per week)Sub-Sahara Afrika (uur per week)Buiten-Europa (excl. SSA) (uur per week)
Totaal30,330,231,3
Asiel28,726,3
Gezin27,729,4
Arbeid39,239,0
Studie31,034,3
Overig/onbekend31,930,8
1) In de hoofdbaan van 15- tot 75-jarige werknemers.
 

Migranten met korte verblijfsduur werken relatief veel uren

De arbeidsduur hangt niet eenduidig samen met de verblijfsduur. Werknemers geboren in Sub-Sahara Afrika of overig Buiten-Europese landen die korter dan drie jaar in Nederland verblijven werken meer uren per week (respectievelijk 32,0 uur en 33,2 uur) dan de gemiddelde werknemer in Nederland (30,3 uur). Dat komt doordat deze groep voor een groot deel uit arbeidsmigranten bestaat; migranten die voor asiel of studie naar Nederland zijn gekomen werken in de eerste jaren na aankomst juist iets minder. 
Werknemers geboren in Sub-Sahara Afrika of overig Buiten-Europese landen die twaalf jaar of langer in Nederland verblijven werken ongeveer even veel uren per week als gemiddeld (respectievelijk 30,4 uur en 30,3 uur). Sub-Saharaanse migranten die tussen de drie en twaalf jaar in Nederland verblijven werken minder uren dan de gemiddelde werknemer in Nederland (ongeveer 29 uur). Dat is niet het geval voor overig Buiten-Europese migranten; zij werken ongeveer even veel uren als het Nederlands gemiddelde en dus meer dan Sub-Saharaanse migranten met een vergelijkbare verblijfsduur.

5.5b Arbeidsduur1) naar geboorteregio en verblijfsduur, december 2021
VerblijfsduurTotale bevolking (uur per week)Sub-Sahara Afrika (uur per week)Buiten-Europa (excl. SSA) (uur per week)
Totaal30,330,231,3
0 tot 3 jaar32,033,2
3 tot 6 jaar29,231,4
6 tot 9 jaar29,830,7
9 tot 12 jaar28,931,3
12 jaar of langer30,430,3
1) In de hoofdbaan van 15- tot 75-jarige werknemers.

De kortere arbeidsduur van Sub-Saharaanse migranten vergeleken met overig Buiten-Europese migranten hangt grotendeels samen met hun migratiemotieven. Ook speelt enigszins mee dat zij een jongere leeftijd hebben en vaker scholier of student zijn. De verschillen in arbeidsduur hangen nauwelijks samen met geslacht of verblijfsduur.

Asielmigranten laagste maandloon

Het gemiddelde brutoloon van 15- tot 75-jarige werknemers in Nederland bedraagt 3.035 euro per maand. Het maandloon van arbeidsmigranten ligt met ongeveer 5.195 euro fors hoger. Dat geldt zowel voor Sub-Saharaanse als overig Buiten-Europese arbeidsmigranten. Werknemers met andere migratiemotieven hebben juist een lager bruto maandloon dan gemiddeld. Onder werknemers met motief asiel, gezin of studie ligt het het gemiddelde maandloon van Sub-Saharaanse migranten lager dan dat van overig Buiten-Europese migranten. Asielmigranten verdienen met 1.550 euro per maand het laagste loon.

5.6a Maandloon1) naar geboorteregio en migratiemotief, december 2021
MigratiemotiefTotale bevolking (euro)Sub-Sahara Afrika (euro)Buiten-Europa (excl. SSA) (euro)
Totaal303521562693
Asiel15291590
Gezin17022064
Arbeid51935192
Studie25183223
Overig/onbekend25012436
1) In de hoofdbaan van 15- tot 75-jarige werknemers.

Werknemers met korte verblijfsduur hoogste maandloon

Er is geen eenduidig verband tussen het bruto maandloon en de verblijfsduur van werknemers. Het gemiddelde maandloon van werkende migranten die korter dan drie jaar in Nederland verblijven verschilt het minste van het gemiddelde van alle werkenden. Verder zijn er, op elke verblijfsduur, verschillen naar herkomst. Zo ligt het gemiddelde maandloon van Sub-Saharaanse migranten voor iedere verblijfsduur lager dan dat van overig Buiten-Europese migranten. Dat is met name het geval voor migranten die zes tot negen jaar in Nederland verblijven. 

5.6b Maandloon1) naar geboorteregio en verblijfsduur, december 2021
VerblijfsduurTotale bevolking (euro)Sub-Sahara Afrika (euro)Buiten-Europa (excl. SSA) (euro)
Totaal303521562693
0 tot 3 jaar26272997
3 tot 6 jaar20672791
6 tot 9 jaar18692750
9 tot 12 jaar19582674
12 jaar of langer21762434
1) In de hoofdbaan van 15- tot 75-jarige werknemers.

Verschil in maandloon bijna volledig verklaard

Het gemiddelde bruto maandloon van werknemers geboren in Sub-Sahara Afrika bedraagt ongeveer 2150 euro. Dat is 550 euro minder dan het gemiddelde bruto maandloon van werknemers geboren in overig Buiten-Europese landen, dat 2700 euro bedraagt. Van dit verschil wordt 88,6 procent verklaard door verschillen in bovengenoemde kenmerken. Met andere woorden, als de werknemers die geboren zijn in Sub-Sahara Afrika dezelfde kenmerken zouden hebben als de werknemers geboren in overig Buiten-Europa, dan zou hun gemiddelde maandloon 2650 euro zijn. Dat is zo’n 50 euro minder dan het gemiddelde van overig Buiten-Europese migranten met een dienstverband.

5.7 Verschil in maandloon1), geboren in Sub-Sahara Afrika ten opzichte van geboren in overig Buiten-Europa, december 2021
 Feitelijk (euro)Gecorrigeerd (euro)
-537-61
1) In de hoofdbaan van 15- tot 75-jarige werknemers.
 

Baankenmerken en migratiemotief grootste rol in verschil in maandloon

Van de kenmerken in de analyse verklaren verschillen in arbeidsduur en migratiemotieven het grootste deel van het loonverschil. Werknemers geboren in Sub-Sahara Afrika werken gemiddeld minder uren per week. Als zij net zo veel zouden werken als werknemers geboren in overig Buiten-Europa, dan zou hun bruto maandloon ongeveer 100 euro meer bedragen. Ook migratiemotief speelt een grote rol. Sub-Saharaanse migranten met een dienstverband zijn relatief vaak als asiel- of gezinsmigrant naar Nederland gekomen, overig Buiten-Europese migranten juist vaker als arbeids- of studiemigrant. Studiemigranten en met name arbeidsmigranten hebben gemiddeld een hoger loon dan asiel- en gezinsmigranten. Dat is niet verrassend, omdat zij naar Nederland zijn gekomen vanwege een baan of opleiding; bovendien geldt voor de meeste arbeidsmigranten dat er aan hun verblijfsvergunning een looneis wordt gesteld. Als de verhouding asiel-, gezins-, arbeids- en studiemigranten binnen de groep Sub-Saharaanse migranten hetzelfde zou zijn als binnen de groep overig Buiten-Europese migranten, dan zou hun gemiddelde maandloon 200 euro hoger liggen.

De bedrijfstak waarin de migranten werkzaam zijn speelt ook een rol. Naar verhouding werken Sub-Saharaanse migranten weinig in sectoren met een relatief hoog gemiddeld maandloon, zoals de financiële dienstverlening en de informatie en communicatie. Ze werken juist relatief vaak in de verhuur en overige zakelijke dienstverlening, waar ook de uitzendbranche onder valt en waar het gemiddelde maandloon naar verhouding laag is. Als Sub-Saharaanse migranten in dezelfde mate vertegenwoordigd zouden zijn in de verschillende bedrijfssectoren als overig Buiten-Europese migranten, dan zou hun gemiddelde maandloon 125 euro meer bedragen.

Ten slotte wordt een klein deel van het verschil met werkende overig Buiten-Europese migranten verklaard door een verschil in leeftijdsopbouw. Werknemers geboren in Sub-Sahara Afrika zijn gemiddeld jonger en verdienen daarom minder. Als zij dezelfde leeftijdsopbouw zouden hebben als de groep overig Buiten-Europese migranten met een dienstverband, dan zou hun gemiddelde maandloon 25 euro hoger zijn. Verschillen in verblijfsduur, studiestatus, geslacht, woonprovincie of stedelijkheid van de woongemeente spelen nauwelijks een verklarende rol bij het loonverschil tussen Sub-Saharaanse en overig Buiten-Europese migranten.

Conclusie

Sub-Saharaanse migranten hebben over het algemeen een zwakkere sociaaleconomische positie dan overig Buiten-Europese migranten. Ze volgen minder vaak havo- of vwo-onderwijs, zijn in het mbo vaker voortijdig schoolverlater, hebben minder vaak een vast dienstverband, werken wekelijks minder uur in de hoofdbaan en verdienen een lager maandloon. Wel ligt de nettoarbeidsparticipatie van Sub-Saharaanse migranten iets hoger dan die van overig Buiten-Europese migranten. De verschillen in het onderwijs komen grotendeels doordat Sub-Saharaanse scholieren en studenten in gezinnen opgroeien met een lager inkomen (zie ook Cooper en Stewart, 2021). De verschillen op het vlak van arbeid zijn deels terug te voeren op migratiemotieven. Sub-Saharaanse migranten hebben zich vaker dan overig Buiten-Europese migranten in Nederland gevestigd vanwege asiel en juist minder vaak met andere motieven. Motieven spelen een belangrijke rol bij de sociaaleconomische positie van migranten. Zo nemen asielmigranten een relatief zwakke sociaaleconomische positie in, terwijl arbeidsmigranten een sterke positie innemen, zelfs iets sterker dan de totale Nederlandse bevolking. De positie van gezinsmigranten ligt er tussenin. Naast verschillen naar migratiemotief zijn er verschillen naar verblijfsduur. Migranten nemen een gunstiger sociaaleconomische positie in naarmate zij langer in Nederland verblijven. Uitzonderingen zijn de arbeidsduur en het maandloon, waarbij migranten die korter dan drie jaar in Nederland verblijven ongeveer een even lange werkweek maken en evenveel verdienen als migranten die twaalf jaar of langer in Nederland verblijven, mogelijk doordat deze groep betrekkelijk veel (tijdelijke) arbeidsmigranten omvat.

Bibliografie

Cooper, K. en Stewart, K. (2021). Does household income affect children’s outcomes? <nobr>A systematic review of the evidence. Child Indicators Research, 14(3), 981-1005.

 

Begrippen

Arbeidsduur

Het aantal uren dat een persoon in een normale of gemiddelde werkweek in de hoofdbaan werkt. In de gemiddelde arbeidsduur worden overuren en onbetaalde uren niet meegerekend.

Arbeidsrelatie

De verhouding tussen werkgever en werknemer. Deze wordt bepaald op basis van het soort baan en het soort contract. Zelfstandigen zijn ook meegenomen.
De arbeidsrelatie wordt in vier categorieën onderscheiden:

  1. Werknemer vast: werknemers met een contract voor onbepaalde tijd in een regulier dienstverband of een dienstverband volgens de Wet sociale werkvoorziening.
  2. Werknemer tijdelijk: werknemers met een contract voor bepaalde tijd in een regulier dienstverband of een dienstverband volgens de Wet sociale werkvoorziening.
  3. Werknemer overig flexibel: stagiairs in opleiding, oproep- en invalkrachten en uitzendkrachten.
  4. Zelfstandige: personen zonder dienstverband die werkzaam zijn als zelfstandig ondernemer, directeur-grootaandeelhouder van een eigen bedrijf, meewerkend gezinslid of overige zelfstandige.

Bedrijfstak

Een groep bedrijven met de economische hoofdactiviteit.

Herkomst

Een kenmerk dat weergeeft waar een persoon of diens ouders zijn geboren. Een persoon van Nederlandse herkomst is zelf in Nederland geboren en heeft ouders die ook in Nederland zijn geboren. Een persoon van buitenlandse herkomst is zelf in het buitenland geboren of heeft ouders die in het buitenland zijn geboren. Het herkomstland van personen die in het buitenland geboren zijn bepaald door hun eigen geboorteland. Bij personen die in Nederland geboren zijn, wordt de herkomst bepaald door het geboorteland van de ouders. Wanneer beide ouders in het buitenland zijn geboren, is het geboorteland van de moeder leidend.

Hoofdbaan

De baan waarin iemand werkt. Indien een persoon op het peilmoment meerdere banen heeft, is de hoofdbaan de baan met het hoogste maandloon. Het gaat daarbij om het totaal verdiende maandloon, ongeacht het gewerkte aantal uren. Zelfstandigen verdienen geen loon maar winst en vallen daarom buiten de groep met een baan.

Gestandaardiseerd inkomen

Het gestandaardiseerd inkomen is het besteedbaar inkomen gecorrigeerd voor verschillen in grootte en samenstelling van het huishouden. Het besteedbaar inkomen bestaat uit het bruto-inkomen verminderd met betaalde inkomensoverdrachten, premies inkomensverzekeringen, premies ziektekostenverzekeringen en belastingen op inkomen en vermogen. Deze correctie vindt plaats met behulp van equivalentiefactoren. In de equivalentiefactor komen de schaalvoordelen tot uitdrukking die het gevolg zijn van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. Met behulp van de equivalentiefactoren worden alle inkomens herleid tot het inkomen van een eenpersoonshuishouden. Op deze wijze is het welvaartsniveau van verschillende typen huishoudens onderling vergelijkbaar gemaakt.

Kindertal

Het aantal levend geboren kinderen dat een vrouw heeft gekregen. In deze publicatie is alleen gekeken naar het gerealiseerde kindertal van vrouwen van 45 jaar of ouder, niet naar nog te verwachten kinderen van jongere vrouwen.

Leeftijd bij geboorte eerste kind

De leeftijd van een vrouw op het moment dat zij haar eerste levend geboren kind heeft gekregen. In deze publicatie is gekeken naar alle vrouwen die op het peilmoment in Nederland stonden ingeschreven en ooit een kind hebben gekregen, niet alleen naar vrouwen die recent een kind hebben gekregen.

Loon

Het maandloon omvat het maandelijkse bruto loon in de hoofdbaan, inclusief betaald verlof en feestdagen en door de werknemer betaalde pensioenpremies, maar exclusief overwerktoeslag en andere bijzondere beloningen. Het uurloon bestaat uit het maandloon gedeeld door de maandelijkse arbeidsduur.

Migrant

Een persoon geboren in het buitenland.

Migratiemotief

Het motief voor immigratie naar Nederland. Deze motieven worden sinds 1999 door de Immigratie- en Naturalisatiedienst vastgesteld op moment van de eerste immigratie. Dit gebeurt alleen voor immigranten met een niet-EU/EFTA-nationaliteit.

Nettoarbeidsparticipatie

Het aandeel van de bevolking dat werkzaam is in een betaalde baan. De gegevens worden meestal gepresenteerd voor personen tussen de 15 en 75 jaar in particuliere huishoudens.

Opleidingsniveau

Het niveau van de hoogst behaalde opleiding. Het gaat daarbij om opleidingen in het formele onderwijs.

Plaats in het huishouden

De positie die een lid van een huishouden inneemt ten opzichte van de referentiepersoon in dat huishouden.

Sociaaleconomische positie

De sociaaleconomische positie is vastgesteld op basis van de voornaamste inkomstenbron.
De volgende vijf sociaaleconomische categorieën worden onderscheiden:

  1. Werkzaam: inkomen uit arbeid of inkomen als zelfstandige is de voornaamste inkomstenbron;
  2. Uitkeringsontvanger: een werkloosheids-, ziekte- of arbeidsongeschiktheidsuitkering, of een uitkering uit een sociale voorziening (o.a. bijstand) is de voornaamste inkomstenbron;
  3. Pensioenontvanger: een pensioenuitkering is de voornaamste inkomstenbron;
  4. School(kind) of student: voltijdonderwijs volgen is de belangrijkste activiteit. Als een scholier of student inkomen heeft uit een bijbaan en dit meer is dan de lage-inkomensgrens (in 2021 was de grens 1 130 euro netto per maand voor een alleenstaande), dan wordt deze persoon gezien als werkzaam;
  5. Geen inkomen: persoon zonder eigen inkomen. Het is mogelijk dat iemand wordt betaald door een buitenlands bedrijf, waardoor mogelijk in Nederland geen inkomen wordt waargenomen. Hierdoor kan deze persoon onterecht in de categorie ‘geen inkomen’ terechtkomen.

Deze positie is alleen vastgesteld voor mensen in particuliere huishoudens met inkomen.

Specialistische ggz

Specialistische, op genezing gerichte, geestelijke gezondheidszorg. Deze wordt geleverd door onder meer ggz-instellingen, instellingen voor verslavingszorg, psychiatrische afdelingen van ziekenhuizen en zelfstandige praktijken van psychiaters en psychotherapeuten. Het betreft het deel van de zorg dat wordt gefinancierd via diagnose-behandelcombinaties en wordt betaald uit de basisverzekering.

Stedelijkheid

De mate van stedelijkheid van een gemeente. Deze wordt toegekend op grond van de gemiddelde adressendichtheid binnen de gemeente. De adressendichtheid voor een gegeven adres bestaat uit het aantal andere adressen binnen een straal van een kilometer.

Studiestatus

Een kenmerk dat aangeeft of een persoon in een bepaalde maand is ingeschreven als scholier of student. Deze informatie is bekend voor alle scholieren en studenten in door de Nederlandse overheid bekostigd onderwijs.

Sub-Sahara Afrika

Afrika ten zuiden van de Sahara. Deze regio omvat de landen Angola, Benin, Botswana, Brits Indisch Oceaanterritorium, Burkina Faso, Burundi, de Centraal-Afrikaanse Republiek, de Comoren, Congo, Democratische Republiek Congo, Djibouti, Equatoriaal-Guinea, Eritrea, Eswatini, Ethiopië, de Franse Zuidelijke Gebieden, Gabon, de Gambia, Ghana, Guinee, Guinee-Bissau, Ivoorkust, Kaapverdië, Kameroen, Kenia, Lesotho, Liberia, Madagaskar, Malawi, Mali, Mauritanië, Mauritius, Mayotte, Mozambique, Namibië, Niger, Nigeria, Oeganda, Réunion, Rwanda, Sao Tomé en Principe, Senegal, de Seychellen, Sierra Leone, Sint-Helena, Somalië, Tanzania, Togo, Tsjaad, Zambia, Zimbabwe, Zuid-Afrika en Zuid-Soedan.

Tweede generatie

Personen die in Nederland geboren zijn en van wie een of beide ouders in het buitenland geboren zijn.

Verblijfsduur

De periode die is verstreken sinds de eerste immigratie naar Nederland. Deze is in dit rapport alleen berekend voor personen geboren in het buitenland.

Voortijdig schoolverlater

Een leerling die zonder startkwalificatie het onderwijs verlaat. Een startkwalificatie bestaat uit een afgeronde havo-, vwo- of basisberoepsopleiding (ook bekend als mbo-2). Een afgeronde vmbo- of entreeopleiding (mbo-1) volstaat niet als startkwalificatie. Voortijdig schoolverlaten wordt berekend voor de jaarlijkse aanwas, dat wil zeggen als aandeel van alle scholieren of studenten die in een bepaald jaar een bepaald onderwijsniveau volgden.

Werknemer

Een persoon die in een arbeidsovereenkomst afspraken met een economische eenheid maakt om arbeid te verrichten waartegenover een financiële beloning staat.

Zelfstandigen 

Zelfstandig ondernemers zijn personen die in een verslagjaar winst in de aangifte inkomstenbelasting hebben opgegeven. De aangifte- en inkomensgegevens worden afgeleid uit de winstaangiften Inkomstenbelasting en de daarbij behorende voorlopige aanslagen.

Zorgkosten

De kosten die in het kader van de basisverzekering door zorgverzekeraars zijn vergoed. Bij deze kosten is ook het eigen risico inbegrepen dat door verzekerden zelf is betaald, met uitzondering van verzekerden die in het betreffende jaar het eigen risico niet volledig hebben opgebruikt.

Onderzoeksmethode

Onderzoeksbestand

Voor de analyses in dit rapport is een onderzoeksbestand samengesteld met persoonsgegevens uit het Stelsel van Sociaal-statistische Bestanden (SSB). Het SSB bevat databestanden met gegevens over personen, uitkeringen, banen, inkomen, opleidingen, huishoudens, woningen, ruimtelijke indelingen en nog veel meer. Deze gegevens zijn onderling gekoppeld. Omdat personen van Sub-Saharaanse herkomst in Nederland een relatief kleine bevolkingsgroep vormen, zijn de analyses beperkt tot de registraties uit het SSB. Er is geen gebruik gemaakt van informatie uit enquêtes.

Populatie

De populatie bestaat uit alle personen met een herkomst uit één van de landen uit Sub-Sahara Afrika die op 1 januari 2022 geregistreerd zijn in de Basisregistratie Personen (BRP). Als afbakening van Sub-Sahara wordt dezelfde definitie gehanteerd als door de VN (Verenigde Naties, 2023). De volgende landen worden gerekend tot Sub-Sahara Afrika: 

Angola Ghana Nigeria
Benin Guinee Réunion
Botswana Guinee-Bissau Rwanda
Brits Indische Oceaanterritorium Ivoorkust Sao Tomé en Principe
Burkina Faso Kaapverdië Senegal
Burundi Kameroen Seychellen
Centraal-Afrikaanse Republiek Kenia Sierra Leone
Comoren Lesotho Sint Helena
Congo Liberia Somalië
Congo (Democratische Republiek) Madagaskar Tanzania
Djibouti Malawi Togo
Equatoriaal-Guinea Mali Tsjaad
Eritrea Mauritanië Uganda
Eswatini Mauritius Zambia
Ethiopië Mayotte Zimbabwe
Franse Zuidelijke en Antarctische Gebieden Mozambique Zuid-Afrika
Gabon Namibië Zuid-Soedan
Gambia Niger

Regressieanalyse

In dit rapport wordt een groot aantal statistieken uitgesplitst naar herkomst. Waargenomen verschillen tussen herkomstgroepen zijn vaak (deels) terug te voeren op de kenmerken van die herkomstgroepen, waaronder de verdelingen van geslacht, leeftijd, opleidingsniveau of inkomen. Daarom zijn controles uitgevoerd waarbij rekening wordt gehouden met deze kenmerken. Dit is gedaan door middel van enkelvoudige lineaire regressies. Bij deze regressieanalyses is het verschil tussen de herkomstgroepen en de totale Nederlandse bevolking geschat, voor en na de invoering van ieder kenmerk. De herkomstgroepen zijn daarbij gecodeerd volgens gewogen effectcodering, zodat de coëfficiënten van de herkomstgroepen de gecorrigeerde verschillen geven ten opzichte van het Nederlands gemiddelde. De uitkomsten van deze regressies zijn kort geduid aan het einde van iedere alinea.

Kitagawa-Oaxaca-Blinder decompositie

In ieder hoofdstuk is een verdiepende analyse gedaan met behulp van de Kitagawa-Oaxaca-Blinder decompositiemethode (zie ook Jann, 2008). Deze methode is een variant op de meervoudige regressiemethode. Het doel van de methode is om een verschil in gemiddelde uitkomsten tussen twee groepen te duiden. Een voorbeeld betreft het gemiddelde loonverschil tussen Sub-Saharaanse en overig Buiten-Europese migranten.

De Kitagawa-Oaxaca-Blinder decompositie kan op verschillende manieren worden geïmplementeerd. In dit rapport is gebruik gemaakt van een lineaire tweevoudige decompositie. Daarbij wordt in iedere groep een aparte meervoudige lineaire regressie geschat, met als uitkomst de bewuste maat (bijv. maandloon) en als onafhankelijke variabelen de kenmerken (bijv. leeftijd, opleidingsniveau en woonregio). De methode toont vervolgens in hoeverre de variabelen tezamen het groepsverschil kunnen verklaren. Ook toont het de rol van iedere individuele variabele, indien de andere variabelen gelijk zouden blijven (‘ceteris paribus’). Er kan bijvoorbeeld worden bekeken of een jongvolwassen, hoogopgeleide, in Gelderland woonachtige persoon van Sub-Saharaanse herkomst hetzelfde loon verdient als andere jongvolwassen, hoogopgeleide in Gelderland woonachtige personen.

De decompositie laat voor iedere variabele zien in hoeverre die bijdraagt aan het verklaarde en aan het onverklaarde groepsverschil. In dit rapport wordt alleen ingegaan op de bijdrage aan het verklaarde groepsverschil, omdat het onverklaarde verschil van een tweevoudige decompositie geen eenduidige interpretatie heeft.

Literatuur

Jann, B. (2008). The Blinder-Oaxaca decomposition for linear regression models. The Stata Journal, 8(4), 453–479.

Verenigde Naties (2023). Standard country or area code for statistical use. Geraadpleegd op 20 februari 2023.

Gebruikte databronnen

De volgende bronnen en/of leveranciers van bronnen worden kort beschreven:

  • Basisregistratie Personen (BRP)
  • Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND)
  • Integraal Inkomens- en vermogensonderzoek
  • Onderwijsstatistieken
  • Opleidingsniveaubestand
  • Polisadministratie
  • RVE-geneesmiddelenverstrekkingen (Zorginstituut Nederland) 
  • Sociaaleconomisch categorie (SECM) 
  • Stelsel van Sociaal-statistische Bestanden (SSB)
  • Verleende vergunningen
  • Vektis BASIC (zorgkosten)
  • Zorginstituut Nederland (geneesmiddelenverstrekking)

Basisregistratie Personen (BRP)

Het register waarin alle inwoners van Nederlandse gemeenten staan ingeschreven. Ook niet-ingezetenen maken deel uit van het register. Mensen die in Nederland hebben gewoond (formeel ingezetene zijn geweest) maar zijn geëmigreerd en mensen die zijn overleden maken deel uit van het register. De BRP bevat onder meer informatie over persoonskenmerken als geboortedatum, geboorteland en geslacht alsook gegevens over verwanten, zoals ouders, kinderen en partners. Ook adresgegevens zijn opgenomen in de BRP. De Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (Wet GBA) vormt de grondslag voor de gemeentelijke bevolkingsregisters. Vanaf januari 2014 is de Wet GBA vervangen door de Wet basisregistratie personen (Wet BRP). Uitgezonderd zijn:

  • Inwoners van Nederland die gebruik maken van uitzonderingsregels die gelden met betrekking tot opneming in de bevolkingsregisters (niet-Nederlandse diplomaten en niet-Nederlandse NAVO-militairen). Zij mogen zelf bepalen of zij in de bevolkingsregisters ingeschreven worden of niet.

Asielzoekers die korter dan zes maanden in de centrale opvang verblijven en nog geen verblijfsvergunning hebben gekregen.

Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND)

De IND voert het vreemdelingenbeleid, de Vreemdelingenwet en de Rijkswet op het Nederlanderschap uit. De IND behandelt alle aanvragen voor asiel, gezinshereniging, visa en andere verblijfsvergunningen. Daarbij toetst de IND of de aanvrager voldoet aan de voorwaarden om in Nederland te verblijven of Nederlander te worden.

Integraal Inkomens- en vermogensonderzoek

Het Integraal Inkomens- en vermogensonderzoek geeft een beeld van de samenstelling en verdeling van het inkomen en vermogen van personen en huishoudens in Nederland. De populatie bestaat uit de bevolking van Nederland in particuliere huishoudens op 1 januari. Het onderzoek is gebaseerd op integrale registraties van de Belastingdienst, Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en de BRP. 

Onderwijsstatistieken

De onderwijsstatistieken geven een breed overzicht van diverse aspecten van het onderwijs in Nederland. De meeste informatie heeft betrekking op de scholieren/studenten en de geslaagden/afgestudeerden bij de verschillende onderwijssoorten. Daarnaast zijn er gegevens over onderwijsinstellingen, de overheidsuitgaven aan onderwijs, stromen in het onderwijs, studievoortgang van scholieren/studenten en voortijdig schoolverlaten en de bestemming van geslaagden/ afgestudeerden op de arbeidsmarkt. Het grootste deel van de statistieken betreft het onderwijs dat wordt bekostigd door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of het ministerie van Economische Zaken en Klimaat.

Opleidingsniveaubestand

Het Opleidingsniveaubestand bevat data over het hoogst behaalde en hoogst gevolgde opleidingsniveau van de Nederlandse bevolking op peildatum 1 oktober. Het bestand is
gebaseerd op gegevens uit diverse registers (voor een belangrijk deel uit de onderwijsnummerbestanden van DUO en de Enquête Beroepsbevolking (EBB). Door het gebruik van meerdere (jaargangen van) bronnen heeft het een zeer hoge dekkingsgraad (ruim 12 miljoen personen in 2020) die bovendien jaarlijks toeneemt. Hoewel de dekkingsgraad hoog is, vertegenwoordigt het bestand niet de gehele doelpopulatie. De informatie is voor een deel van de bevolking integraal en voor de overige personen op steekproefbasis. Het bestand bevat een ophooggewicht dat voor representatieve uitkomsten zorgt voor de bevolking in Nederland.

Polisadministratie

De Polisadministratie bevat gegevens over banen en is gebaseerd op data uit de loonaangiften van de Belastingdienst. De loonaangiften bevatten gegevens over inkomstenverhoudingen (uit de loonadministratie) van werkgevers en andere inhoudingsplichtigen. Het doel van de Polisadministratie is inzicht te krijgen in arbeidscontracten en loon van werknemers. De Belastingdienst ontvangt de loonaangifte en het UWV maakt daar de Polisadministratie van.

RVE-geneesmiddelenverstrekkingen (Zorginstituut Nederland)

Ten bate van de risicoverevening (RVE) in het kader van de Zorgverzekeringswet leveren zorgverzekeraars het Zorginstituut Nederland gegevens over alle geneesmiddelenverstrekkingen per persoon die zijn vergoed uit de verplichte basisverzekering voor geneeskundige zorg. Het is een volledig dekkend bestand dat nagenoeg volledig koppelbaar is met de Basisregistratie Personen. De geneesmiddelen zijn op basis van artikelcodes ingedeeld naar ATC-klasse (anatomisch, therapeutisch, chemisch), een classificatiesysteem van de WHO (World Health Organization).

Sociaaleconomisch categorie (SECM)

Dit bestand bevat gegevens over de sociaaleconomische categorie (SECM) van personen in een bepaalde maand. Van de afzonderlijke inkomensbronnen, die aan de afbakening van SECM ten grondslag liggen, wordt aangegeven of een persoon deze in de betreffende periode heeft. Ook wordt in het bestand aangegeven of een persoon als scholier/student in de betreffende maand stond ingeschreven. Longitudinaal bestand beschikbaar vanaf 1999.

Stelsel van Sociaal-statistische Bestanden (SSB)

Het doel van het SSB is het verschaffen van microdata waarmee een samenhangende, consistente beschrijving kan worden gegeven van een aantal aspecten van de bevolking van Nederland. Het SSB is een stelsel van op individueel niveau koppelbare registers en enquêtes. Met gegevens uit het SSB worden voor verschillende onderwerpen statistieken gemaakt en wordt sociaalwetenschappelijk onderzoek uitgevoerd. De SSB-populatie betreft alle personen die in Nederland wonen en personen die niet in Nederland wonen maar wel in Nederland werken, een uitkering dan wel pensioen vanuit Nederland ontvangen of in Nederland onderwijs volgen. Er zijn onder meer gegevens beschikbaar over personen, uitkeringen, banen, inkomen, opleidingen, huishoudens, woningen en ruimtelijke indelingen. Door de opzet van het SSB is samenhangende informatie aanwezig voor kleine groepen in de samenleving, kan regionaal sterk gedetailleerde informatie gegeven worden en kunnen groepen personen door longitudinaal onderzoek gevolgd worden.

Verleende vergunningen

De migratiemotieven van immigranten met een nationaliteit van een land buiten de EU/EFTA zijn afkomstig van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) van het ministerie van Justitie en Veiligheid en gebaseerd op de eerste verblijfsvergunning die de IND heeft afgegeven (asiel, arbeid, gezin, studie, overig).

Vektis BASIC (zorgkosten)

Vektis BASIC bevat per verzekerde persoon de kosten die zorgverzekeraars en volmachthouders hebben vergoed vanuit de basisverzekering, uitgesplitst naar de verschillende zorgvormen (bijvoorbeeld huisartsenzorg, ziekenhuiszorg, etc.). Vektis, het informatiecentrum voor de zorg van Zorgverzekeraars Nederland, maakt op basis van acht kwartalen (jaar t en t+1) een jaarbestand dat dient voor de risicoverevening in het kader van de Zorgverzekeringswet. Verzekeraars schatten per type zorg de nog te verwachten kosten, deze worden verdeeld over de personen die voor die zorgvorm al kosten hadden gemaakt.

Zorginstituut Nederland (geneesmiddelenverstrekking)

Zorgverzekeraars leveren aan het Zorginstituut Nederland (tot april 2014 bekend als College voor Zorgverzekeringen, CVZ) gegevens over alle geneesmiddelenverstrekkingen per persoon die vergoed worden uit de verplichte basisverzekering voor geneeskundige zorg. Deze registratie bestaat sinds 2006 en wordt gebruikt voor de risicoverevening, waarbij de zorgverzekeraars gecompenseerd worden voor hun patiëntenpopulatie. Het is een volledig dekkend bestand dat nagenoeg volledig koppelbaar is met de Basisregistratie Personen. De geneesmiddelen zijn op basis van artikelcodes ingedeeld naar ATC-klasse (anatomisch, therapeutisch, chemisch), een classificatiesysteem van de Wereldgezondheidsorganisatie.

 

Bijlage

B.1 Bijdrage van kenmerken aan de verklaring van het verschil in aandeel met partner van Nederlandse herkomst, Sub-Saharaanse herkomst ten opzichte van overig Buiten-Europese herkomst, 31 december 2021 (% verklaard)
Geboren in het buitenlandGeboren in Nederland
Kenmerken
Geslacht-9,40,1
Leeftijd-32,7-94,3
Persoonlijk inkomen4,1-1,4
Stedelijkheid gemeente23,9-13,4
Totaal
Feitelijk verschil (procentpunt)4,39,2
Verschil verklaard (procentpunt)-0,6-10,0
Percentage verklaard (%)-14,0-109,1
Bron: CBS

B.2 Bijdrage van kenmerken aan de verklaring van het verschil in aandeel op havo/vwo, leerlingen van Sub-Saharaanse herkomst ten opzichte van overige leerlingen, 2021/'22 (% verklaard)
Geboren in het buitenlandGeboren in Nederland
Kenmerken
Geslacht0,2-1,3
Gezinsstructuur7,341,0
Huishoudinkomen37,6108,6
Leeftijd moeder bij geboorte14,213,2
Stedelijkheid gemeente-2,9-41,6
Totaal
Feitelijk verschil (procentpunt)25,05,5
Verschil verklaard (procentpunt)14,26,6
Percentage verklaard (%)56,7119,8
Bron: CBS

B.3 Bijdrage van kenmerken aan de verklaring van het verschil in arbeidsparticipatie, 15- tot 75-jarigen geboren in Sub-Sahara Afrika ten opzichte van overige 15- tot 75-jarigen, december 2021
(% verklaard)
Kenmerken
Geslacht-0,8
Leeftijd-63,3
Stedelijkheid gemeente16,8
Studiestatus0,7
Woonregio-2,4
Totaal
Feitelijk verschil (procentpunt)-10,8
Verschil verklaard (procentpunt)-5,3
Percentage verklaard (%)48,9
Bron: CBS

B.4 Bijdrage van kenmerken aan de verklaring van het verschil in maandloon, 15- tot 75-jarige werknemers van Sub-Saharaanse herkomst ten opzichte van overige 15- tot 75-jarige werknemers, december 2021 (% verklaard)
Mannen geboren in het buitenlandVrouwen geboren in het buitenlandMannen geboren in NederlandVrouwen geboren in Nederland
Kenmerken
Arbeidsduur9,7-7,84032,5
Bedrijfstak32,256,19,713,1
Leeftijd9,40,634,539,5
Opleidingsniveau17,413,3
Stedelijkheid gemeente-2,3-12,90,6-3
Studiestatus0,11,00,7-1,4
Woonregio-6,5-6,6-4,5-3,2
Totaal
Feitelijk verschil (euro)-774-296-1478-729
Verschil verklaard (euro)327911453662
Percentage verklaard (%)42,230,798,390,8
Bron: CBS

B.5 Bijdrage van kenmerken aan de verklaring van het verschil in maandloon, 15- tot 75-jarige werknemers geboren in Sub-Sahara Afrika ten opzichte van 15- tot 75-jarige werknemers geboren in overig Buiten-Europa, december 2021 (% verklaard)
Kenmerken
Arbeidsduur20,9
Bedrijfstak22,4
Geslacht-0,7
Leeftijd4,1
Migratiemotief39,9
Stedelijkheid gemeente1,0
Studiestatus2,4
Verblijfsduur-1,9
Woonregio2,3
Totaal
Feitelijk verschil (procentpunt)-537,0
Verschil verklaard (procentpunt)476,0
Percentage verklaard (%)88,6
Bron: CBS