Auteur: Linda Pagen, Ilona Bouhuijs, Oksana Balabay, Manon Joosten
Adreskwaliteit 2021

3. Resultaten op persoonsniveau

In dit hoofdstuk worden de resultaten op persoonsniveau beschreven. Als eerste wordt er in paragraaf 3.1 ingegaan op het kwaliteitspercentage op persoonsniveau en worden kenmerken van niet-correct geregistreerde personen beschreven. In de paragrafen 3.2 en 3.3 wordt dieper ingegaan op de typen fouten die kunnen voorkomen en op de aangetroffen niet-correct geregistreerde personen.

3.1 Kwaliteitspercentage op persoonsniveau

Het kwaliteitspercentage op persoonsniveau geeft aan in welke mate personen die volgens de BRP op een adres ingeschreven staan, daadwerkelijk daar blijken te wonen of een briefadres blijken te hebben. Om het kwaliteitspercentage op persoonsniveau te berekenen zijn de aantallen door middel van weging opgehoogd tot de Nederlandse populatie. Zoals beschreven in paragraaf 2.4 zijn de personen die wel zijn aangetroffen, maar ten tijde van het interview niet op het adres geregistreerd stonden volgens de BRP, buiten beschouwing gelaten om dubbeltellingen te voorkomen. Tabel 3.1.1 toont de kwaliteitspercentages, inclusief marges, voor 2021, 2018 en 201612)13).

3.1.1 Kwaliteitspercentages personen met marges (% van totaal aantal personen)
KwaliteitOndergrensBovengrens
202197,496,798,0
201896,395,497,1
201696,395,796,8

Op persoonsniveau ligt het kwaliteitspercentage van 2021 hoger dan het kwaliteitspercentage in 2018, uit de ongepaarde t-test kwam dat dit verschil is groter dan door toeval verklaard kan worden.

Om extra inzicht te krijgen in de personen die foutief geregistreerd stonden, toont tabel 3.1.2 het aantal en percentage personen met niet-correcte adresinformatie naar leeftijdsgroep en geslacht. Deze niet-correct geregistreerde personen zijn geregistreerde personen die ofwel niet werden aangetroffen, ofwel werden aangetroffen met een verkeerd type registratie14). De in de BRP onbekende personen zijn in deze tabel dus buiten beschouwing gelaten. Er is opgehoogd naar alle personen in Nederland. In vergelijk met 2018 is er voor alle leeftijdsgroepen een daling te zien in het percentage niet-correcte adresgegevens. Waarbij net als in 2018  relatief de meeste niet-correcte adresgegevens aangetroffen bij personen met een leeftijd tussen 15 en 44 jaar. Hierbij viel op dat de grootste daling ten opzichte van 2018 te zien was in de groep 15 tot 24 jaar, een leeftijdsgroep waarin veel studenten zich bevinden. In 2018 liet het onderzoek zien dat als een adres in een studentengemeente15) ligt, dan neemt de kans op een correct adres ook af. Bij mannen ligt, net als in 2018, het percentage niet-correcte inschrijvingen iets hoger dan bij vrouwen.

3.1.2 Adreskwaliteit personen naar achtergrondkenmerken
Totaal (gewogen) (x 1 000)Niet-correct (gewogen) (x 1 000)Verdeling niet-correct geregistreerde personen (%)Verdeling van alle personen (%)Niet-correct ten opzichte van totaal in leeftijds- of geslachtsgroep (%)
Totaal17 567 465 100,0 100,0 2,6
Leeftijd
0-14 jaar2 697 5111,115,41,9
15-24 jaar2 152 11324,212,35,2
25-44 jaar4 384 16735,825,03,8
45-64 jaar4 802 10021,427,32,1
65 en ouder3 532 357,520,11,0
Geslacht
Man8 734 24953,549,72,9
Vrouw8 834 21646,550,32,4

3.2 Verschillende typen inconsistenties

Bij elk adresbezoek kan de interviewer tegen zes typen inconsistenties tussen BRP en waarneming aanlopen, voor wat betreft de ingeschreven personen:

  1. Een persoon die volgens de BRP een bewoner is, blijkt niet daadwerkelijk op het adres te wonen (en er ook geen briefadres te hebben);
  2. Een persoon die volgens de BRP een bewoner is, blijkt een briefadreshouder te zijn en dus niet op het adres te wonen;
  3. Een persoon die volgens de BRP een briefadreshouder is, blijkt niet daadwerkelijk als briefadreshouder (of bewoner) bekend te zijn;
  4. Een persoon die volgens de BRP een briefadreshouder is, blijkt op het adres te wonen;
  5. Er blijkt een onbekend persoon op het adres te wonen;
  6. Er blijkt een onbekend persoon een briefadres op het adres te hebben.

Zowel het aantal geregistreerde als het aantal aangetroffen briefadreshouders bleek zeer klein (met minder dan 10 geregistreerde briefadreshouders op alle responsadressen samen). Daarom zijn bovengenoemde categorieën ten behoeve van de tabellering op de volgende wijze ingedikt:
(I) Geregistreerd persoon niet aangetroffen
(samentrekking van categorie 1 en 3);
(II) Geregistreerd persoon wel aangetroffen, maar met foutief registratie type
(samentrekking van categorie 2 en 4);
(III) Onbekende (niet-geregistreerde) persoon aangetroffen
(samentrekking van categorie 5 en 6).

Een fout van type III is, zoals uitgelegd is in paragraaf 2.4, voor het berekenen van het kwaliteitspercentage op persoonsniveau buiten beschouwing gelaten.

3.3 Niet-correct geregistreerde personen naar type

In deze paragraaf wordt ingegaan op het aantal niet-correct geregistreerde personen. Hier heeft geen weging plaatsgevonden; het gaat om het aantal personen dat op de bezochte adressen is aangetroffen ofwel personen die daar waren geregistreerd volgens de BRP maar niet waren aangetroffen. In theorie kan een persoon hier dus twee keer voorkomen.

3.3.1 Correct en niet-correct geregistreerde personen
Aantal personen (ongewogen)
Totaal4 772
w.v.
      Exacte match: correct geregistreerd4 605
      Niet-correct geregistreerd 167
      w.v.
          type I: geregistreerde persoon wordt niet aangetroffen 100
          type II: wel aangetroffen, verkeerd type inschrijving 19
          type III: niet-geregistreerde persoon aangetroffen 48

Uit tabel 3.3.1. blijkt dat 4 772 personen ofwel geregistreerd stonden ofwel aangetroffen werden op de getrokken adressen. Hiervan was bij 4 605 personen sprake van een exacte match met de BRP. Het kwam slechts 19 keer voor dat een persoon wel op het correcte adres werd aangetroffen maar met een verkeerd type inschrijving (woon- versus briefadres). Net als in 2018  kwam het vaker voor dat geregistreerde personen niet worden aangetroffen (type I), dan dat niet-geregistreerde personen wel worden aangetroffen (type III). Wanneer personen bijvoorbeeld verhuisd zijn naar het buitenland of wonen in een vakantiewoning of boot maar wel nog in het BRP op een vast woonadres staan ingeschreven, dan zijn deze personen wel in de BRP geregistreerd maar worden zij op het adres niet aangetroffen. Andersom valt wonen in het buitenland of wonen in een vakantiewoning of boot buiten de scope van het onderzoek.

3.3.2 Reden waarom een persoon niet is aangetroffen op een adres
aantal personen (ongewogen)
Niet aangetroffen100
w.v.
      bewoner weet niet van het bestaan2
      bewoner weet niet waarnaartoe geregistreerde persoon vertrokken is0
      het betreft een vorige bewoner: verhuizing niet doorgegeven12
      bewoner geeft andere reden18
      het betreft een onbewoond/onbewoonbaar huis30
      persoon niet op de lijst van interviewer en ook niet genoemd38

Voor type I is vervolgens nog onderscheid gemaakt naar de reden waarom een persoon niet is aangetroffen op een adres. In tabel 3.3.2 is te zien dat de meest voorkomende reden was, dat de persoon niet op de lijst van de interviewer stond (omdat deze ten tijde van de steekproeftrekking niet op dit adres geregistreerd was in de BRP maar ten tijde van het interview wel) en ook niet genoemd werd door de respondent. Hierna is de meest voorkomende reden voor het niet aantreffen dat het een onbewoond/onbewoonbaar huis betreft. Als de respondent een ‘andere reden’ geeft waren de meest genoemde andere redenen: een persoon is verhuisd, maar heeft dit (volgens de respondent) wel doorgegeven, de respondent weet de geboortedatum van een bewoner niet, of een respondent wil om privacy redenen geen antwoord geven.

12) De kwaliteitspercentages van 2021 en 2018 worden beide getoond, waarmee d.m.v. een t-test gekeken is of het verschil in  kwaliteitspercentage groter is dan door toeval verwacht kan worden.
13) De marges rondom het kwaliteitspercentage op persoonsniveau zijn in 2016 onderschat omdat er toen onterecht geen rekening mee gehouden is dat personen op eenzelfde adres niet onafhankelijk van elkaar gezien mogen worden. In 2018 en 2021 is bij de berekening van de marges deze afhankelijkheid wel meegenomen. Wanneer dit ook voor 2016 was gebeurd dan waren de marges in dezelfde orde van grootte geweest als voor 2018. Voor 2016 zijn in dit rapport de oude marges gepresenteerd.
14) Dit betekent dat iemand stond ingeschreven als bewoner terwijl het volgens de enquête om een briefadres ging, of andersom.
15) Gelijk aan het onderzoek in 2018 zijn als studentengemeente  aangemerkt: Amsterdam, Rotterdam, Groningen, Utrecht, ’s-Gravenhage, Nijmegen, Delft, Eindhoven, Tilburg, Leiden, Enschede, Breda, Maastricht, Arnhem, Leeuwarden, Wageningen, Almere, Zwolle, ’s-Hertogenbosch en Haarlem. Dit waren de 20 steden met het grootste aantal HBO- en WO-studenten, in het schooljaar 2017/’18