Auteur: Peter Hein van Mulligen
Lonen en winsten in tijden van pandemie en prijsstijgingen, 2019-2023

4. De winsten van niet-financiële bedrijven

De winst van bedrijven bestaat voor het grootste deel uit twee componenten: de winst die wordt behaald op activiteiten in Nederland en de winst van buitenlandse dochters. Dit zijn ondernemingen in het buitenland in handen van Nederlandse multinationals. De winst op activiteiten in Nederland wordt in de nationale rekeningen het exploitatieoverschot genoemd. De totale winst van buitenlandse dochters komt jaarlijks gemiddeld uit op ruim een kwart van de totale winst en dit aandeel is ondanks een grote volatiliteit de laatste tien jaren vrij constant. Hierbij moet aangetekend worden dat een deel van het exploitatieoverschot weer wegstroomt naar moederbedrijven in het buitenland. 

Figuur 4.1 Aandeel winst van buitenlandse dochters in de winst voor belasting
JaarAandeel buitenlandse dochters (%)
201425,7
201527,6
201625,1
201727,2
201831,8
201929,9
202022,5
202129,5
202233,7
202323,4

Omdat we bij de huishoudens alleen kijken naar het looninkomen dat voor het overgrote deel in Nederland verdiend is, is het voor de vergelijking het beste om bij niet-financiële bedrijven hetzelfde te doen en de aandacht te richten op het exploitatieoverschot, oftewel de binnenlandse winsten.

Net als met de inkomens uit werk van huishoudens kan de winst van bedrijven op verschillende manieren stijgen. Bedrijven kunnen meer geproduceerd hebben of hun prijzen hebben verhoogd. Dat laatste hoeft overigens niet automatisch te leiden tot meer winst, omdat het een gevolg kan zijn van hogere kosten, zoals die van energie en andere inputs, of van loonkosten. Winsten kunnen wel stijgen als bedrijven hun afzetprijzen meer verhogen dan de kosten. Ten slotte kunnen winsten ook toenemen door productiviteitsgroei, waardoor bedrijven meer produceren met dezelfde hoeveelheid input en arbeid.

Voor het schatten van de relatieve winstgevendheid van bedrijven biedt de winstquote een aanknopingspunt. De winstquote is gelijk aan de winst als percentage van de totale toegevoegde waarde. Als de winst net zo hard stijgt als de toegevoegde waarde blijft de winstquote gelijk. 

De winstquote was de afgelopen twee decennia vrij constant, op twee duidelijke pieken na. In de hoogconjunctuur in de aanloop van de financiële crisis nam de winstquote sterk toe en bereikte in 2007 een hoogtepunt van 42,7 procent. De andere piek deed zich voor in 2022. In 2023 daalde deze weer iets, maar lag met 44 procent nog steeds boven de piek van 2007. 

Figuur 4.2 Winstquote
JaarWinstquote (%)
200338
200439,4
200540,7
200642,2
200742,7
200841,8
200939
201040
201139,3
201238,7
201339
201438,5
201540,7
201640,3
201740,8
201840,1
201940,1
202040,4
202143,4
202244,3
202344

Net als in de periode voor 2008 waren 2021 en 2022 jaren van sterke economische groei. Het bbp groeide in die jaren met 6,3 respectievelijk 5,0 procent. Op het eerste gezicht biedt de sterke economische groei een goede verklaring voor de hogere winstquote. Bedrijven hebben op korte termijn relatief weinig invloed op de betaalde loonsom. Loonontwikkelingen worden vaak voor een jaar of langer vastgelegd en snel veel mensen ontslaan of aannemen is lastig. Daardoor reageert de winstquote sneller op economische ontwikkelingen. In tijden van laagconjunctuur daalt de winstquote sneller dan de toegevoegde waarde en stijgt sneller in tijden van hoogconjunctuur. Maar dit is geen gegeven. Zo was de winstquote in 2023 nog steeds hoog, terwijl de economie amper groeide en in de eerste drie kwartalen zelfs kromp. Per saldo is de winst van bedrijven in de jaren na 2019 nog steeds harder gegroeid dan de beloning van werknemers. Dat is in lijn met de gedaalde arbeidsinkomensquote in de marktsector tijdens deze periode (CBS, 2024b).

In de ontwikkeling van de winsten van bedrijven in de jaren 2020 tot en met 2022 speelden de verschillende coronasteunmaatregelen ook een rol. Die vielen onder niet-productgebonden subsidies en hadden een sterk verhogend effect op de winsten van niet-financiële bedrijven. In 2019 ontvingen niet-financiële bedrijven nog 7,9 miljard euro aan niet-productgebonden subsidies, in de jaren 2020, 2021 en 2022 was dat respectievelijk 26,0, 24,2 en 17,4 miljard euro. Omdat de coronasteun bedoeld was als compensatie voor gemiste omzet en het voorkomen van ontslagen is niet vast te stellen wat per saldo het effect van de misgelopen omzet en de ontvangen coronasteun op de winstquote was.

Eerder onderzoek (CBS, 2024a) liet al zien dat niet in alle bedrijfstakken de winstquote even hard is toegenomen. Als energieproducerende bedrijfstakken buiten beschouwing worden gelaten was de winstquote in 2022 even hoog als in 2019, voor de coronapandemie en de snelle stijging van de energieprijzen. Hoewel er binnen de overige bedrijfstakken ook verschillen zijn in de ontwikkeling van de winstquote, betekent dit dat de stijging van de winstquote voor een groot deel geconcentreerd was bij energieproducerende bedrijven. Voor andere bedrijfstakken samen hebben de hogere energieprijzen per saldo weinig effect gehad op de winstquote.