6. Conclusie
Het bruto nationaal inkomen van Nederland groeide in 2023 met 8,1 procent wat minder hard dan in 2022. In tegenstelling tot 2022 was de stijging van het bni wel groter dan die van het bbp (7,4 procent). Dat komt doordat het saldo primaire inkomens met het buitenland minder negatief was. Net als in 2022 was de groei van het bni en bbp in 2023 vooral toe te schrijven aan prijsstijgingen.
Ook het bruto beschikbaar inkomen van huishoudens groeide vorig jaar met 8,1 procent. Zoals in 2022, is de groei in 2023 vooral toe te schrijven aan een hogere beloning van werknemers. De toename van de werkgelegenheid was kleiner dan in 2022, maar de stijging van de lonen groter. Het gemiddelde bruto verdiende uurloon steeg in 2023 met 7,0 procent. Dit is de grootste loonstijging in 45 jaar.
Gecorrigeerd voor prijsstijgingen was het beschikbaar inkomen 1,4 procent hoger dan een jaar eerder. Dat komt overeen met een stijging per inwoner van ongeveer 0,4 procent. De stijging volgt op een daling van het reëel beschikbaar inkomen per inwoner van bijna 0,4 procent in 2022.
Huishoudens hebben in 2023 relatief meer gespaard dan geconsumeerd. Ook als aandeel van het beschikbaar inkomen waren de vrije besparingen van huishoudens in 2023 relatief hoog. Sinds 1995 werd gemiddeld 13,6 procent van het beschikbaar inkomen ‘gespaard’. In 2023 was dat 14,5 procent.
De extra besparingen hebben huishoudens vooral aangewend om hun financiële vermogen te verbeteren. Hun financiële vermogenssaldo (exclusief pensioenaanspraken) was minder negatief dan in 2022. Dat is toe te schrijven aan het feit dat huishoudens per saldo minder nieuwe schulden zijn aangegaan dan in 2022.
De brutowinst voor belasting van niet-financiële bedrijven kwam in 2023 uit op 358,4 miljard euro. Dat is 16,5 miljard euro minder dan in 2022. In 2021 en 2022 realiseerden niet-financiële bedrijven meer winst dan een jaar eerder. De daling van de brutowinst in 2023 komt vooral doordat de winsten van buitenlandse dochters 42,5 miljard euro lager waren. Ook de winstquote, het bruto exploitatieoverschot als percentage van de toegevoegde waarde, was met 44,0 procent in 2023 lager dan in 2022 (44,3 procent).
Ondanks de lagere winst waren de besparingen van niet-financiële bedrijven 23,1 miljard euro groter dan in 2022. Dat komt vooral door een hoger bruto exploitatieoverschot en lagere winstuitkeringen. De investeringen lagen 6,4 miljard euro hoger dan in 2022. Bedrijven hebben dus een kleiner deel van de besparingen geïnvesteerd in vaste activa dan in 2022. De investeringsquote is gedaald van 17,0 procent in 2022 naar 16,7 procent in 2023. Dat is onder het gemiddelde van 17,5 procent in de periode 1995-2023.