1. Inleiding
Het nationaal inkomen wordt verdiend door de verschillende institutionele sectoren binnen de Nederlandse economie. Het CBS onderscheidt niet-financiële vennootschappen, huishoudens (inclusief instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens), financiële instellingen en overheid. Voorbeelden van instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens (IZWh’s) zijn religieuze instellingen, liefdadigheidsinstellingen, politieke partijen, vakbonden en verenigingen op het gebied van cultuur, sport en recreatie.
Een sector verdient inkomen uit arbeid (loon), productie (winst) en/of vermogen (rente, dividend). Het beschikbaar inkomen is het inkomen dat elke sector ter beschikking heeft na aftrek van belastingen en subsidies. Dit inkomen kan worden geconsumeerd, gespaard of geïnvesteerd. Zijn de consumptie en de investeringen groter dan het inkomen, dan wordt er per saldo geld geleend, of ingeteerd op het vermogen.
Bij de bepaling van het nationaal inkomen wordt gebruik gemaakt van de het systeem van nationale rekeningen. Dit is het officiële boekhoudkundig systeem waarmee de financiële huishouding van Nederland wordt berekend en gepubliceerd door het CBS. Zo kan voor de verschillende sectoren beschreven worden hoe de inkomens en vermogens zijn veranderd.
In dit artikel wordt aan de hand van het inkomen een totaalbeeld geschetst van de Nederlandse economie in 2023. Vervolgens wordt nader ingegaan op de sectoren huishoudens en instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens, en de niet-financiële bedrijven. De nadruk ligt op de besparingen van huishoudens en niet-financiële bedrijven.
Met “bruto” wordt in de nationale rekeningen en in dit artikel niet “voor belasting” bedoeld, maar “voor afschrijvingen”. De cijfers zijn in lopende prijzen, tenzij anders vermeld en de cijfers van 2023 zijn voorlopig. De cijfers in dit artikel betreffen de totalen van de Nederlandse economie. Het beeld gaat niet in gelijke mate op voor individuele huishoudens en bedrijven.