Bruto nationaal inkomen groeit met 8,1 procent in 2023

2. Het bruto nationaal inkomen van Nederland

Het bruto nationaal inkomen (bni) is het totale primaire inkomen dat door ingezetenen van Nederland wordt ontvangen ofwel de som van de primaire inkomens van alle binnenlandse sectoren. Het primaire inkomen is de beloning die iemand krijgt voor het beschikbaar stellen van arbeid of kapitaal. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om lonen, dividenden en rente.

Het bni is, naast het bruto binnenlands product (bbp), een van de meest gebruikte macro-economische variabelen uit het systeem van de nationale rekeningen. Het bbp heeft betrekking op de verdiensten uit de productie van goederen en diensten binnen de Nederlandse landsgrenzen. Het bni is het inkomen van Nederlandse ingezetenen (bedrijven en personen). Dit kan ook inkomen zijn dat buiten de landsgrenzen is verdiend. Omgekeerd telt inkomen van bedrijven in Nederland die in buitenlandse handen zijn niet mee in het Nederlandse bni. Wanneer het saldo van primaire inkomens door ingezetenen verdiend in het buitenland en primaire inkomens betaald aan niet-ingezetenen in Nederland bij het bbp wordt opgeteld, dan resulteert het bni.

Voor de Europese Unie (EU) is het bni de maatstaf om de afdrachten van lidstaten aan de EU te bepalen. Ongeveer 60 tot 70 procent van de eigen middelen van de EU is afkomstig van afdrachten die gebaseerd zijn op het bni.

Net als bij het bbp overschreed het bni in 2023 voor het eerst de 1 biljoen euro. Het bni was met 1,06 biljoen euro kleiner dan het bbp dat 1,07 biljoen euro was. Doorgaans wordt er meer primair inkomen aan niet-ingezetenen in Nederland betaald dan ingezetenen verdiend hebben in het buitenland.

Het bni groeide in 2023 met 8,1 procent. Dat was iets minder dan in 2022 toen het bni met 8,5 procent groeide. De stijging van het bni was wel groter dan die van het bbp. Dat groeide in 2023 met 7,4 procent. In 2022 was de stijging van het bbp nog groter dan die van het bni. Het saldo van primaire inkomens door ingezetenen verdiend in het buitenland en primaire inkomens betaald aan niet-ingezetenen in Nederland was in 2023 minder negatief dan in 2022, wat tot de extra groei van het bni leidde.

Net als in 2022 was de groei van het nominale bni en bbp in 2023 vooral toe te schrijven aan prijsstijgingen. Gecorrigeerd hiervoor groeide het bbp met 0,1 procent. Als dezelfde prijscorrectie zou gebruikt worden voor het bni, dan was de groei van het bni ongeveer 0,7 procent.

Figuur 2.1 Bruto binnenlands product en bruto nationaal inkomen
 Bbp (% verandering t.o.v. een jaar eerder)Bni (% verandering t.o.v. een jaar eerder)
201025,3
201122,4
20120,3-0,4
20131,11,5
201421,6
201532,4
201631,5
20174,35,5
20184,86,1
20195,43,7
2020-1,6-2,6
20219,214,1
202211,58,5
20237,48,1

Het bni wordt herverdeeld tussen binnenlandse sectoren en het buitenland via al dan niet verplichte inkomensoverdrachten. Dit leidt tot het inkomen dat beschikbaar is voor consumptie, investeringen of besparingen: het beschikbaar inkomen. Bij de inkomensoverdrachten gaat het om bijvoorbeeld sociale premies, sociale uitkeringen en inkomens- en vermogensbelastingen. Doordat er ook herverdelingen zijn met huishoudens en bedrijven in het buitenland heeft het totale (nationaal) beschikbaar inkomen een iets andere ontwikkeling dan het bruto nationaal inkomen.

Het beschikbaar inkomen voor de binnenlandse sectoren lag vorig jaar 8,4 procent hoger dan in 2022. De groei is wat hoger dan die van het nationaal inkomen doordat ook het saldo van inkomensoverdrachten met het buitenland minder negatief was dan in 2022. In alle sectoren, behalve de financiële instellingen, groeide het beschikbare inkomen. Bijna de helft (4 procentpunt) van de totale groei van het beschikbaar inkomen kwam terecht bij de huishoudens (inclusief IZWh’s), 2,4 procentpunt bij de niet-financiële bedrijven en 2,1 procentpunt bij de overheid.

Figuur 2.2 Opbouw bruto beschikbaar inkomen per sector
 Huishoudens (incl. IZWh's) (mld euro)Overheid (mld euro)Niet-financiële vennootschappen (mld euro)Financiële instellingen (mld euro)
2019404,6243,3113,442,4
2020420,8209,6113,933,9
2021446,7238,3155,453,4
2022483,6276,214072,4
2023522,9296,9163,170,5

Huishoudens (inclusief IZWh’s) beschikken met de helft over het grootste deel van het bruto beschikbaar inkomen. Dat aandeel is sinds 2010 vrijwel niet veranderd. Alleen in het coronajaar 2020 was het aandeel met 54 procent iets hoger. Dat ging vooral ten koste van het aandeel van de overheid en hangt samen met de overheidssteun tijdens de coronapandemie waarmee de werkgelegenheid en beloning van werknemers op peil bleef. De aandelen van de andere sectoren lagen in 2023 op het gemiddelde van de afgelopen 14 jaar.

Het beschikbaar inkomen is sinds 2010 het sterkst toegenomen bij de overheid. Daarna volgen de huishoudens, de niet-financiële bedrijven en de financiële bedrijven. Alleen het beschikbaar inkomen van huishoudens groeide sinds het begin van de reeks in 1995 onafgebroken, ook tijdens de krediet- en eurocrisis.

Figuur 2.3 Bruto beschikbaar inkomen per sector
 Overheid (2010=100)Totaal (2010=100)Huishoudens (incl. IZWh's) (2010=100)Niet-financiële vennootschappen (2010=100)Financiële instellingen (2010=100)
2010100100100100100
2011101,7102,6102,1102,3109,3
2012104,3102,3102,3102,993,3
2013107,8103,6102,890,7123,4
2014110,8105,2105,983,8129,3
2015112,2107,7108,3100,8103,2
2016122,3110,1112,491,492,5
2017129,6115,9115,3109,684,4
2018137122,8121,6110,4107,9
2019147,4127,4128108,593,5
2020127123,3133,1108,974,7
2021144,4141,6141,3148,6117,8
2022167,3154,1153133,8159,8
2023179,9166,9165,5155,9155,5

De saldi primaire inkomens en inkomensoverdrachten met het buitenland zijn in Nederland over het algemeen negatief. Samen met het handelssaldo (export goederen en diensten minus import goederen en diensten) vormen deze saldi het saldo op de lopende rekening met het buitenland. Het saldo op de lopende rekening geeft de inkomsten van een land minus de bestedingen weer. Vanwege het grote exportoverschot dat Nederland al jaren heeft, is het saldo op de lopende rekening met het buitenland altijd sterk positief.

In 2023 bedroeg het saldo op de lopende rekening met het buitenland ruim 105 miljard euro. Dat betekent dat de inkomsten 105 miljard hoger waren dan de bestedingen. In 2022 was het overschot op de lopende rekening bijna 66 miljard euro. De toename is vooral toe te schrijven aan een groter handelssaldo. Het handelssaldo domineert het saldo op de lopende rekening. In 2023 was het exportoverschot ruim 119 miljard euro, tegen ruim 87 miljard euro in 2022. Nederland hoort samen met Denemarken, Duitsland, Luxemburg en Zweden tot de lidstaten van de Europese Unie met een structureel hoog overschot op de lopende rekening.

Figuur 2.4 Saldo lopende rekening met het buitenland
 Uitvoersaldo (mld euro)Saldo inkomensoverdrachten buitenland (mld euro)Saldo primaire inkomens buitenland (mld euro)Correctie pensioenvoorziening (saldo) (mld euro)Saldo lopende rekening (mld euro)
201982,7-8-18,10,256,8
202083,7-12,8-25,50,245,6
202186,9-8,610,80,289,3
202287,3-7,1-14,60,265,7
2023119,2-5,3-8,90,2105,2