1. Inleiding
Toen in Nederland op 15 maart 2020 de eerste maatregelen tegen de verspreiding van het coronavirus werden getroffen, werd er gevreesd voor een flinke klap voor de Nederlandse economie. Winkels, horeca, recreatie en cultuur waren tot 1 juni 2020 dicht. Na die eerste lockdown moesten ondernemingen nog enkele keren de deuren sluiten: de langste lockdown duurde van 3 november 2020 tot 28 april 2021. De nadelige economische effecten van deze sluitingen werden door de overheid gecompenseerd met miljardenuitgaven aan steunmaatregelen, zoals de Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW), de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) en de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandige ondernemers (Tozo).
Het Centraal Planbureau (CPB) raamde in juni 2020 nog drie mogelijke scenario’s voor de coronacrisis (CPB 2020). Volgens het basisscenario zou het bruto binnenlands product (bbp) in 2020 met 6,4 procent krimpen, waarna de economie in 2021 met een groei van 3,3 procent slechts gedeeltelijk zou herstellen. Door alle steunmaatregelen van de overheid zou de staatsschuld toenemen tot 61 procent van het bbp in 2021. Uit de laatste cijfers van het CBS blijkt echter dat de economie beter gereageerd heeft op de coronacrisis dan het CPB met het basisscenario in juni 2020 verwachtte. Het bbp nam met 3,9 procent af, waarna het in 2021 ruimschoots herstelde met een groei van 4,9 procent. De staatsschuld bedroeg eind 2021 slechts 52,4 procent van het bbp, ondanks dat er voor ruim 40 miljard euro aan coronagerelateerde subsidies werden uitgekeerd.
In dit artikel wordt verder ingegaan op de economische situatie van de verschillende institutionele sectoren in Nederland tijdens de coronajaren 2020 en 2021. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de het systeem van Nationale rekeningen. Dit is het officiële boekhoudkundig systeem waarmee de financiële huishouding van Nederland wordt berekend en gepubliceerd door het CBS. Zo kan voor de verschillende sectoren beschreven worden hoe de inkomens en vermogens zijn veranderd.
Eerst wordt aan de hand van het bruto nationaal inkomen (bni) en het vorderingensaldo een totaalbeeld geschetst van de Nederlandse economie in 2020 en 2021. Vervolgens staan de verschillen tussen de sectoren centraal: de overheid, de niet-financiële vennootschappen, de huishoudens en de instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens. Ook wordt er ingegaan op de financiële situatie van pensioenfondsen. Daarbij zal beschreven worden hoe de financiële situatie van deze sectoren veranderd is tijdens de coronacrisis.
De cijfers in dit artikel zijn de bijgestelde en definitieve cijfers voor 2020. Voor 2021 worden voorlopige cijfers gebruikt. Die worden in 2023 nog bijgesteld als nieuwe broninformatie beschikbaar komt. De bijstellingen voor het verslagjaar 2020 waren vanwege de onzekerheden die de coronacrisis met zich meebrengt groter dan normaal. Met name de uitgekeerde subsidies zijn fors bijgesteld, omdat van tevoren moeilijk was in te schatten welk gedeelte hiervan nog zou worden terugbetaald.