4. Verdeling milieubelastingen naar belastingplichtige
Tot dusver is bekeken hoe de opbrengsten uit milieubelastingen zich hebben ontwikkeld in het afgelopen decennium. In deze paragraaf wordt bekeken wie de milieubelastingen betaalt en of het principe “de vervuiler betaalt” opgeld doet. Hier wordt onderscheid gemaakt tussen aan de ene kant bedrijven en instellingen, en aan de andere kant particuliere huishoudens.
Huishoudens betalen iets kleiner deel milieubelastingen dan voorheen
Het aandeel van huishoudens in de milieubelastingen schommelt sinds 1995 rond de 60 procent, tegenover een aandeel van ongeveer 40 procent voor bedrijven en instellingen. In de periode 2009 – 2013 steeg het aandeel van huishoudens van 59 procent naar bijna 62 procent. Vervolgens daalde het aandeel van huishoudens geleidelijk naar een aandeel van 58 procent in 2019. Ongeveer een half procent van de milieubelastingen wordt betaald door niet-ingezetenen.
Jaar | Huishoudens (% totale milieubelastingopbrengsten) | Bedrijven en instellingen (% totale milieubelastingopbrengsten) | Niet-ingezetenen (% totale milieubelastingopbrengsten) |
---|---|---|---|
1995 | 58,0 | 41,6 | 0,4 |
1996 | 59,1 | 40,5 | 0,4 |
1997 | 58,9 | 40,7 | 0,4 |
1998 | 58,8 | 40,7 | 0,4 |
1999 | 59,2 | 40,4 | 0,4 |
2000 | 58,6 | 41,0 | 0,4 |
2001 | 58,8 | 40,7 | 0,4 |
2002 | 61,5 | 38,0 | 0,5 |
2003 | 61,7 | 37,8 | 0,5 |
2004 | 61,3 | 38,2 | 0,5 |
2005 | 58,2 | 41,4 | 0,4 |
2006 | 56,3 | 43,3 | 0,4 |
2007 | 57,5 | 42,1 | 0,4 |
2008 | 56,2 | 42,9 | 0,9 |
2009 | 59,2 | 40,0 | 0,7 |
2010 | 60,7 | 38,9 | 0,4 |
2011 | 59,5 | 40,1 | 0,4 |
2012 | 61,2 | 38,4 | 0,4 |
2013 | 61,9 | 37,7 | 0,4 |
2014 | 60,6 | 39,0 | 0,4 |
2015 | 59,7 | 39,8 | 0,5 |
2016 | 61,2 | 38,3 | 0,5 |
2017 | 59,9 | 39,6 | 0,5 |
2018 | 59,4 | 40,2 | 0,5 |
2019 | 58,0 | 41,5 | 0,5 |
Het verschilt per type milieubelasting in hoeverre de lasten neerkomen op de schouders van huishoudens of bedrijven en instellingen. Emissierechten worden bijvoorbeeld uitsluitend door bedrijven betaald, ook de afvalstoffenbelasting komt bijna geheel voor rekening van bedrijven. De stijging van de prijzen van emissierechten en de verhoging van het tarief van de afvalstoffenbelasting leveren hogere kosten op voor bedrijven. Waarschijnlijk worden deze kosten wel weer (deels) in een hogere prijs aan de consumenten doorberekend.
Daarnaast is het bedrijfsleven de laatste jaren meer bpm gaan betalen ten opzichte van huishoudens. Het aandeel leaseauto’s in de nieuwe autoverkopen is bijvoorbeeld toegenomen. In 2019 was bijna 61 procent van de nieuw verkochte personen- en bestelauto’s een leaseauto. Vooral private lease, bestaande uit vrijwel alleen maar benzineauto’s, is bezig met een opmars (Vereniging van Nederlandse Autoleasemaatschappijen, 2020). Het aandeel van bedrijven en instellingen in de brandstofaccijnzen is iets toegenomen in 2019 ten opzichte van 2009.
Anderzijds zijn huishoudens in 2019 meer energiebelasting gaan betalen ten opzichte van bedrijven en instellingen, doordat de tarieven voor de Opslag Duurzame Energie flink stegen voor kleinverbruikers en de belastingvermindering per aansluiting verlaagd werd. Bij de grond- en leidingwaterbelasting verschuiven de lasten ook van bedrijven naar huishoudens. Dit heeft te maken met de afschaffing van de grondwaterbelasting in 2012, die voornamelijk door waterleidingbedrijven werd betaald. Plannen om de leidingwaterbelasting ook af te schaffen gingen destijds niet door, en het tarief voor leidingwaterbelasting werd zelfs verdubbeld in 2014. De verdeling van de motorrijtuigenbelasting tussen bedrijven en huishoudens is nauwelijks veranderd.
Type | Huishoudens (mld euro) | Bedrijven en instellingen (mld euro) |
---|---|---|
Brandstofaccijns | 4,537 | 2,805 |
Grond- en leidingwaterbelasting | 0,091 | 0,193 |
Afvalstoffenbelasting | 0,004 | 0,042 |
Energiebelasting | 2,087 | 2,047 |
Emissierechten | 0 | 0 |
BPM | 0,782 | 1,356 |
Motorrijtuigenbelasting | 3,841 | 0,918 |
Overig | 0,019 | 0,31 |
De post "Overig" bestaat uit de vliegbelasting, de verpakkingenbelasting, de brandstoffenbelasting en de mineralenheffingen. |
Type | Huishoudens (mld euro) | Bedrijven en instellingen (mld euro) |
---|---|---|
Brandstofaccijns | 4,941 | 3,452 |
Grond- en leidingwaterbelasting | 0,177 | 0,118 |
Afvalstoffenbelasting | 0,005 | 0,2 |
Energiebelasting | 3,717 | 2,938 |
Emissierechten | 0 | 0,524 |
BPM | 0,591 | 1,747 |
MRB | 4,723 | 1,13 |
Overig | 0 | 0,016 |
De post "Overig" bestaat uit de vliegbelasting, de verpakkingenbelasting, de brandstoffenbelasting en de mineralenheffingen. |
Er zijn behoorlijke verschillen tussen het aandeel in de milieubelastingen van verschillende bedrijfstakken. Motorrijtuigenbelasting en bpm vallen voornamelijk binnen de verhuur en overige zakelijke diensten, omdat de leasebedrijven onder deze bedrijfstak vallen. Dit is dan ook de bedrijfstak met het grootste aandeel in de milieubelastingen. Energiebelasting speelt in bijna alle bedrijfstakken een belangrijke rol, en heeft met name in de industrie een groot aandeel in de milieubelastingen.
Betalingsplichtigen | Afvalstoffenbelasting (mln euro) | Energiebelasting (mln euro) | Emissierechten (mln euro) | Brandstofaccijnzen (mln euro) | Bpm (mln euro) | Motorrijtuigenbelasting (mln euro) | Overig (mln euro) |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Landbouw, bosbouw en visserij | 11 | 172 | 0 | 372 | 7 | 28 | 25 |
Delfstoffenwinning | 0 | 24 | 0 | 6 | 0 | 1 | 2 |
Industrie | 20 | 815 | 101 | 126 | 25 | 66 | 46 |
Energievoorziening | 0 | 0 | 423 | 10 | 0 | 3 | 3 |
Waterbedrijven en afvalbeheer | 57 | 41 | 0 | 49 | 2 | 7 | 3 |
Bouwnijverheid | 2 | 85 | 0 | 419 | 43 | 82 | 2 |
Handel | 17 | 444 | 0 | 450 | 167 | 112 | 8 |
Vervoer en opslag | 2 | 94 | 0 | 991 | 22 | 135 | 1 |
Horeca | 3 | 253 | 0 | 30 | 8 | 11 | 9 |
Informatie en communicatie | 5 | 71 | 0 | 56 | 15 | 14 | 0 |
Financiële dienstverlening | 6 | 52 | 0 | 108 | 11 | 15 | 3 |
Verhuur en handel van onroerend goed | 3 | 65 | 0 | 56 | 10 | 11 | 3 |
Specialistische zakelijke diensten | 15 | 92 | 0 | 164 | 109 | 29 | 4 |
Verhuur en overige zakelijke diensten | 3 | 57 | 0 | 273 | 1250 | 510 | 2 |
Openbaar bestuur en overheidsdiensten | 45 | 92 | 0 | 74 | 29 | 42 | 5 |
Onderwijs | 0 | 138 | 0 | 69 | 10 | 19 | 3 |
Gezondheids- en welzijnszorg | 8 | 189 | 0 | 42 | 29 | 26 | 9 |
Cultuur, sport en recreatie | 2 | 135 | 0 | 95 | 2 | 11 | 3 |
Overige dienstverlening | 1 | 119 | 0 | 62 | 8 | 8 | 3 |
De post "Overig" bestaat uit de brandstoffenbelasting, de grond- en leidingwaterbelasting en de mineralenheffingen. |
De grootste vervuiler betaalt niet altijd het meest
De hoeveelheid vervuiling en hoeveel milieubelasting hierover betaald wordt, gaan niet altijd gelijk op. De reden hiervoor is bijvoorbeeld dat er andere tarieven gelden voor grootverbruikers, zoals bij elektriciteit en aardgas het geval is (figuren hoofdstuk 3). Het aandeel van bedrijven en instellingen enerzijds en huishoudens anderzijds in CO2-emissies is in het afgelopen decennium weinig veranderd.
In 2019 was het aandeel van bedrijven en instellingen in CO2-emissies 81 procent, tegenover een aandeel van 19 procent van huishoudens. In 2009 was het aandeel van bedrijven en instellingen in CO2-emissies nog 80 procent. Hierbij past wel de kanttekening dat de CO2 die uitgestoten wordt bij de opwekking van elektriciteit in de milieurekeningen volledig aan de (energie)bedrijven wordt toegerekend, terwijl 22 procent van het elektriciteitsverbruik door huishoudens (woningen) werd afgenomen in 2019. Na correctie voor dit elektriciteitsverbruik zijn huishoudens goed voor 24 procent van de CO2-uitstoot in dat jaar.
Het aandeel van huishoudens in alle belastingen die direct worden geheven op energieverbruik (energiebelasting, emissierechten en brandstofaccijnzen), en daarmee het meest direct gerelateerd zijn aan CO2-emissies, bedroeg 56 procent in 2019. Bedrijven waren goed voor 44 procent, 2 procentpunt meer dan in 2009.
periode | Huishoudens (euro per ton CO2-uitstoot) | Bedrijven en instellingen (euro per ton CO2-uitstoot) |
---|---|---|
2009 | 164,4393302 | 29,7891412 |
2019 | 242,8197355 | 44,19762922 |
CO2-uitstoot veroorzaakt door het opwekken van elektriciteit wordt toegewezen aan (elektriciteits)bedrijven. |
Een andere reden dat de grootste vervuiler niet altijd het meeste betaalt, is dat sommige brandstoffen niet of in geringe mate belast worden. Dit geldt bijvoorbeeld voor stookolie en gasolie voor schepen en kerosine voor vliegtuigen. Ook kolen worden in geringe mate belast, zo geldt er voor de kolenbelasting namelijk een vrijstelling voor kolen die gebruikt worden voor de opwekking van elektriciteit. In de transportsector wordt de meeste CO2 uitgestoten door vliegverkeer, maar bijna alle inkomsten van brandstofaccijnzen komen van het vervoer over land. Dit is in de laatste tien jaar niet veranderd. De laatste jaren wordt wel steeds meer gesproken over het belasten van vliegverkeer. Zoals eerder vermeld is het kabinet inmiddels voornemens om de vliegbelasting opnieuw in te voeren.
2009 (mld kg) | 2019* (mld kg) | |
---|---|---|
Vervoer over land | 5,7 | 5,3 |
Vervoer over water | 8,2 | 7,7 |
Vervoer door de lucht | 11,4 | 11,5 |
Het vervoer over land betreft zowel weg- als spoorwegvervoer door de transportsector. Particuliere autobezitters horen hier niet bij. |
2009 (mln euro) | 2019 (mln euro) | |
---|---|---|
Vervoer over land | 961 | 823 |
Vervoer over water | 25 | 20 |
Vervoer door de lucht | 2 | 0 |
Het vervoer over land betreft zowel weg- als spoorwegvervoer door de transportsector. Particuliere autobezitters horen hier niet bij. |