1. Inleiding
De laatste jaren is er steeds meer aandacht voor klimaat- en milieubeleid. Zo onderschreef de Europese Raad in 2009 het doel om de broeikasgasemissies in 2050 met 80 tot 85 procent te reduceren ten opzichte van 1990. In 2011 bracht de Europese Commissie een routekaart uit met een transitiepad overeenkomend met een emissiereductie van 80 procent in 2050 (Europese Commissie, 2011). In 2015 werd het VN-akkoord van Parijs ondertekend, een internationaal verdrag om de opwarming van de Aarde te beteugelen. Tot slot heeft de Europese Commissie eind 2019 de European Green Deal gepresenteerd, een programma met als doelstelling om een klimaatneutrale economie te bereiken in 2050.
Tegelijkertijd is het belang van de milieubelastingen voor de Nederlandse schatkist in het afgelopen decennium juist kleiner geworden, nadat het in de tweede helft van de jaren negentig en het begin van de 21e eeuw nog was toegenomen. Het aandeel van de opbrengsten uit milieubelastingen in de totale belasting- en premieopbrengsten daalde van 8,8 procent in 2009 naar 7,7 procent in 2019. De daling vond vooral tussen 2009 en 2017 plaats, in de jaren daarna veranderde het nauwelijks meer. In dit artikel wordt onderzocht waardoor het aandeel in de periode 2009-2017 daalde en daarna stabiliseerde. Daarnaast wordt bekeken wie de milieubelastingen betaalt, en in hoeverre het principe “de vervuiler betaalt” opgeld doet.
Jaar | Aandeel milieubelastingen (% totale belasting- en premieopbrengsten) |
---|---|
1995 | 7,618 |
1996 | 8,135 |
1997 | 8,072 |
1998 | 8,305 |
1999 | 8,423 |
2000 | 8,420 |
2001 | 8,438 |
2002 | 8,175 |
2003 | 8,400 |
2004 | 8,747 |
2005 | 8,977 |
2006 | 8,900 |
2007 | 8,428 |
2008 | 8,530 |
2009 | 8,808 |
2010 | 8,761 |
2011 | 8,548 |
2012 | 8,013 |
2013 | 7,943 |
2014 | 7,857 |
2015 | 7,955 |
2016 | 7,730 |
2017 | 7,667 |
2018 | 7,695 |
2019 | 7,743 |
Het aandeel van de milieubelastingen in de totale belasting- en premieopbrengsten kan afnemen door dalende opbrengsten uit milieubelastingen, maar ook door stijgende opbrengsten uit andere belastingen. Daarom wordt in paragraaf 2 gekeken naar de ontwikkeling van de totale collectievelastendruk (de belasting- en premieopbrengsten als percentage van het bbp) en de milieubelastingdruk (in dit artikel gedefinieerd als de opbrengsten uit milieubelastingen als percentage van het bbp). In paragraaf 3 wordt de ontwikkeling van de opbrengsten uit de verschillende milieubelastingen nader bekeken: uit welke belastingen namen de opbrengsten toe of af? Zijn er belastingen afgeschaft? En zijn opbrengsten toe- of afgenomen door tariefswijzigingen of door andere oorzaken? In paragraaf 4 wordt bekeken wie de milieubelastingen betalen. Zijn dat vooral huishoudens of juist bedrijven? En is het zo dat de vervuiler betaalt? In paragraaf 5 volgen de conclusies.