Het achterblijven van de consumptie bij het bbp

5. Internationale vergelijking

In de voorgaande paragrafen is onderzocht hoe het komt dat de consumptie in Nederland achter blijft bij het bbp. In deze paragraaf wordt bekeken of dit ook in andere West-Europese landen het geval is. Bij de vergelijkingen wordt hier gekeken naar de werkelijke individuele consumptie (zie kader). Allereerst wordt gekeken naar hoe groot het aandeel van deze consumptie is in het totale bbp. Hiertoe wordt het bbp opgesplitst in verschillende bestedingscategorieën.

In vergelijking met andere West-Europese landen was de werkelijke individuele consumptie als percentage van het bbp in Nederland in 2018 uitzonderlijk laag. In Nederland lag dit percentage op 60,4 procent, tegenover 65,2 procent in Duitsland en een nóg hoger percentage in de meeste andere West-Europese landen. Hier staat tegenover dat het handelsoverschot als percentage van het bbp in Nederland uitzonderlijk hoog was. Het hoge handelsoverschot ging in Nederland en – in mindere mate – Duitsland gepaard met een lageraandeel van de werkelijke individuele consumptie. Het aandeel van de collectieve overheidsconsumptie en de investeringen in vaste activa week weinig af van dat in andere landen.

5.1 Aandeel bestedingscategorieën in bbp, 2018*
 Werkelijke individuele consumptie (%)Collectieve consumptie overheid (%)Investeringen in vaste activa (%)Verandering voorraden (%)Handelssaldo (%)
Nederland60,404358577,7593864820,943839520,26481400310,62760143
België66,642664017,73286553324,044756811,3635565540,216356863
Duitsland65,150767876,82610750120,77433550,4804489076,768340224
Frankrijk69,219451878,09867025922,86006910,595302347-0,773493577
Italië71,700772037,84373654517,96692225-0,0134833522,502052526
Spanje68,478573947,64098099121,21840880,7087121191,953324152
Verenigd Koninkrijk78,071083316,2729603416,965004870,282943576-1,462372281

Daarnaast is het aandeel van de werkelijke individuele consumptie in Nederland tussen 2008 en 2018 afgenomen. Alleen in Duitsland nam het aandeel in die periode ook af. In beide landen nam het handelsoverschot toe. In België, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Italië en Spanje steeg de werkelijke individuele consumptie sneller dan de waarde van het bbp.

5.2 Aandeel werkelijke individuele consumptie in bbp
 2008 (%)2018* (%)
Nederland61,1298242660,40435857
Duitsland66,5462146865,15076787
België65,2785258366,64266401
Spanje67,5653206168,47857394
Frankrijk69,0782380969,21945187
Italië70,9984457371,70077203
Verenigd Koninkrijk77,5641270978,07108331

Het achterblijven van de consumptie bij de Duitse economische groei kwam door het achterblijven van het beschikbaar inkomen van Duitse huishoudens. Het beschikbaar inkomen nam hier namelijk – anders dan in Nederland – minder snel toe dan de waarde van het bbp. Dit kwam vooral door lagere inkomsten uit vermogen.

Nederland lijkt een uitzondering te zijn in West-Europa. Slechts weinig landen hadden een achterblijvende consumptie in vergelijking met de rest van de economie. In Duitsland bleef de groei van de consumptie ook achter bij die van de economie. Dit had echter een andere oorzaak. In Nederland bleef de consumptiegroei niet achter door een lagere inkomensgroei, maar vooral doordat er meer werd afgelost op woninghypotheken.