1. Inleiding
In 2018 was het volume van het Nederlandse bbp 9,3 procent groter dan in 2008, toen de kredietcrisis uitbrak. Het volume van de consumptie door huishoudens groeide in diezelfde periode met 4,1 procent minder sterk 1). Vanaf 2008 is de groei van de consumptie elk jaar,met uitzondering van crisisjaar 2009 en 2015, kleiner geweest dan die van het bbp.
Jaar | Bruto binnenlands product (%-volumemutatie) | Consumptie huishoudens (%-volumemutatie) |
---|---|---|
2008 | 2,2 | 0,9 |
2009 | -3,7 | -1,9 |
2010 | 1,3 | 0,1 |
2011 | 1,6 | 0,1 |
2012 | -1 | -1,1 |
2013 | -0,1 | -1 |
2014 | 1,4 | 0,4 |
2015 | 2 | 2 |
2016 | 2,2 | 1,1 |
2017* | 2,9 | 2,1 |
2018* | 2,6 | 2,3 |
In dit artikel wordt uitgezocht hoe het komt dat de groei van de consumptie na 2008 zoveel achterbleef bij die van het bbp. Hebben consumenten niet naar verhouding geprofiteerd van de economische groei van de laatste jaren? Er is gekozen voor een vergelijking met 2008 omdat zowel 2018 als 2008 een afzwakkende hoogconjunctuur kende. Hierdoor wordt voorkomen dat conjuncturele bewegingen de vergelijking beïnvloeden.
Om te kunnen consumeren hebben huishoudens inkomsten nodig. Voor de meeste huishoudens is loon de belangrijkste bron van inkomsten. De ontwikkeling van de cao-lonen haalt daarom vaak het nieuws. De cao-lonen blijven al enkele jaren achter bij de economische groei. De afgelopen tijd pleitten onder andere de president van DNB(Volkskrant 2019) en de premier voor loonsverhogingen. Alvorens in paragraaf 3 wordt bekeken of het achterblijven van de cao-lonen een verklaring vormt voor de matige consumptiegroei wordt eerst in paragraaf 2 gekeken naar de invloed van verschillende prijsontwikkelingen op de consumptie en de economische groei.
In paragraaf 4 wordt gekeken naar het gedeelte van het inkomen dat huishoudens niet gebruiken om te consumeren: de vrije besparingen. Deze namen na 2008 namelijk sterk toe. In deze paragraaf wordt uit de doeken gedaan waar huishoudens voor spaarden.
In paragraaf 5 wordt de achterblijvende consumptiegroei in internationaal perspectief geplaatst. In hoeverre is de Nederlandse situatie ook van toepassing op andere landen in West-Europa? Om een eerlijke vergelijking mogelijk te maken wordt hiervoor gekeken naar de werkelijke individuele consumptie. Dit is de som van de consumptie door huishoudens en de individuele overheidsconsumptie (vooral uitgaven aan gezondheidszorg, onderwijs en sociale bescherming). Hiermee wordt voorkomen dat een andere financiering van bijvoorbeeld de zorg of het onderwijs de consumptiecijfers beïnvloedt, waardoor een internationale vergelijking beter te maken is.