Bijlage 1 Definities
AOW-leeftijd
Leeftijd waarop Nederlanders recht krijgen op een AOW-uitkering (uitkering op basis van de Algemene Ouderdomswet). In de AOW-wet is de AOW-leeftijd gekoppeld aan de prognose van de levensverwachting waardoor deze in de toekomst kan veranderen. Volgens de Algemene Ouderdomswet wordt de AOW-leeftijd in 2024 67 jaar. Tot en met 2027 is de AOW-leeftijd vastgesteld op 67 jaar en in 2028 op 67 jaar en 3 maanden. Aan de hand van de prognose van de levensverwachting van 65-jarigen in stelt de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de AOW-leeftijd voor vijf jaar vooruit vast.
Bevolking
De inwoners van Nederland. In de bevolkingsaantallen zijn uitsluitend personen begrepen die als ingezeten zijn opgenomen in het bevolkingsregister van een Nederlandse gemeente. In principe wordt iedereen die voor onbepaalde tijd in Nederland woont, opgenomen in het bevolkingsregister van de woongemeente. Personen die tot de bevolking van Nederland behoren, maar voor wie geen vaste woonplaats valt aan te wijzen, zijn opgenomen in het bevolkingsregister van de gemeente 's-Gravenhage. In de bevolkingsregisters zijn niet opgenomen de in Nederland wonende personen voor wie uitzonderingsregels gelden met betrekking tot opneming in de bevolkingsregisters (bijvoorbeeld diplomaten en NAVO-militairen) en personen die niet legaal in Nederland verblijven.
Demografische druk/Groene druk/Grijze druk/Dynamische grijze druk/Mantelzorgratio
De demografische druk is de som van het aantal personen van 0 tot 20 jaar en 65 jaar of ouder in verhouding tot de personen van 20 tot 65 jaar. Dit cijfer geeft inzicht in de verhouding van het niet-werkende deel van de bevolking tot het werkende deel van de bevolking.
De groene druk geeft inzicht in de verhouding van de jeugd (0- tot 20-jarigen) tot het werkende deel van de bevolking (20- tot 65-jarigen). De grijze druk geeft inzicht in de verhouding van de ouderen (65 jaar en ouder) tot het werkende deel van de bevolking (20- tot 65-jarigen). De dynamische grijze druk geeft inzicht in de verhouding van de AOW-bevolking (AOW-leeftijd en ouder) tot het werkende deel van de bevolking (20 jaar tot AOW-leeftijd). De mantelzorgratio geeft inzicht in de verhouding oudsten (85-plussers) tot de generatie die veelal mantelzorg levert (50- tot 75-jarigen).
Emigratie
Met emigratie wordt het vertrek van mensen naar het buitenland bedoeld. Hierbij wordt het saldo van de administratieve correcties opgeteld. Het saldo van de administratieve correcties is de som van de administratieve opnemingen en afvoeringen.
Een administratieve opneming is de opneming van een persoon in de bevolkingsregisters van een gemeente op verzoek van de betrokkene. Deze opneming is niet het gevolg van geboorte, immigratie of vestiging van die persoon vanuit een andere gemeente in Nederland. Een administratieve opneming is meestal een hervestiging van een persoon die eerder administratief is afgevoerd en verklaart nooit uit Nederland te zijn weggeweest.
Een administratieve afvoering is de verwijdering van een persoon uit de bevolkingsregisters van een gemeente, nadat de gemeente heeft vastgesteld dat de verblijfplaats niet bekend is, deze persoon niet bereikbaar is en waarschijnlijk geen inwoner meer is van een Nederlandse gemeente. Een administratieve afvoering is meestal het gevolg van het vertrek van een persoon naar het buitenland zonder dat deze de gemeente hiervan op de hoogte heeft gesteld.
Immigratie
Tot de immigranten worden alleen mensen gerekend die als inwoner in een Nederlandse gemeente staan ingeschreven. Wie korter dan vier maanden in Nederland verblijft, is niet verplicht om zich in te schrijven. Veel tijdelijke buitenlandse werknemers worden daarom niet bij de immigranten geteld. Asielzoekers kunnen zich alleen inschrijven bij een gemeente als ze een verblijfstatus hebben, of minimaal een half jaar gebruikmaken van een opvangvoorziening voor asielzoekers. Alleen na inschrijving worden ze gerekend tot de asielmigranten.
Herkomst
De herkomst van personen die in het buitenland zijn geboren, wordt bepaald door hun eigen geboorteland. Bij personen die in Nederland geboren zijn, wordt de herkomst bepaald door het geboorteland van de ouders. Wanneer beide ouders in het buitenland zijn geboren, is het geboorteland van de moeder leidend in het bepalen van de herkomst. Wanneer de moeder in Nederland is geboren of het geboorteland van de moeder onbekend is, wordt het geboorteland van de vader gebruikt.
Voor de Bevolkingsprognose 2023–2070 zijn de herkomstlanden ingedeeld in 14 groepen:
- West-Europese landen in de EU: de westelijke landen van de Europese Unie (exclusief personen met een Nederlandse achtergrond). Hieronder vallen: België, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Luxemburg, Malta, Oostenrijk, Portugal, Spanje en Zweden.
- Midden- en Oost-Europese landen in de EU (lidstaten toegetreden in 2004 en later). Hieronder vallen: Bulgarije, Estland, Hongarije, Kroatië, Letland, Litouwen, Polen, Roemenië, Slovenië, Slowakije en Tsjechië.
- Overig Europa (exclusief EU)
- Turkije
- Marokko
- Nederlandse Cariben (Aruba, Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius en Saba)
- Indonesië
- Suriname
- Afrika (exclusief Marokko)
- Aziatisch Midden-Oosten: landen in Zuidwest-Azië. Hieronder vallen: Afghanistan, Armenië, Azerbeidzjan, Bahrein, Georgië, Irak, Iran, Jemen, Jordanië, Katar, Kazachstan, Kirgizië, Koeweit, Libanon, Oezbekistan, Oman, Pakistan, Saoedi-Arabië, Syrië, Tadzjikistan, Turkmenistan en Verenigde Arabische Emiraten.
- Oostelijk Azië (exclusief Indonesië): de landen in Oostelijk Azië. Hieronder vallen: Bangladesh, Brunei, Burma, Bhutan, Cambodja, China, Filippijnen, Hongkong, India, Israël, Japan, Laos, Macau, Maldiven, Maleisië, Myanmar, Mongolië, Nepal, Noord-Korea, Singapore, Sri Lanka, Taiwan, Thailand, Timor Leste, Vietnam en Zuid-Korea.
- Latijns-Amerika (exclusief Suriname en Nederlandse Cariben)
- Noord-Amerika en Oceanië
- Nederland
Voor de Verkenning Bevolking 2050 zijn de buitenlandse herkomstlanden gegroepeerd tot drie hoofdgroepen met enkele subgroepen:
- Arbeids- en studiemigratielanden:
a. West-Europese landen in de Europese Unie (EU, lidstaten toegetreden vóór 2004)
b. Midden- en Oost-Europese landen in de EU (lidstaten toegetreden in 2004 en
later)
c. Arbeids- en studiemigratielanden buiten de EU (overig Europa, Oostelijk Azië
(exclusief Indonesië), Amerika (exclusief Suriname en de Nederlandse Cariben)
en Oceanië) - Asielmigratielanden:
a. Aziatisch Midden-Oosten en Afrika (met uitzondering van Marokko) - Klassieke migratielanden:
a. Turkije en Marokko
b. Indonesië, Suriname en de Nederlandse Cariben
Oekraïne wordt gerekend tot de arbeids- en studiemigratielanden buiten de EU. Hoewel veel Oekraïners vanaf 2022 naar Nederland zijn gekomen vanwege de oorlog, wordt Oekraïne in deze publicatie niet tot de asielmigratielanden gerekend omdat Oekraïense ontheemden onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming van de EU vallen. Ook immigranten vanuit Oekraïne vanaf 2022 die elders zijn geboren, worden tot deze groep gerekend.
Opleidingsniveau
De bevolking wordt onderscheiden naar drie opleidingsniveaus, ingedeeld naar het hoogst behaalde diploma:
- Mensen met basisonderwijs of een vmbo-diploma (basisonderwijs, vmbo, mbo1)
- Mensen met een havo-, vwo- of mbo-diploma (havo, vwo, mbo2-4)
- Mensen met een hbo- of universitair diploma (hbo, wo)
Periode-levensverwachting
Dit is de leeftijd die iemand zou bereiken als de sterftekansen naar leeftijd van een gekozen jaar iemands hele leven zouden gelden. Het geeft aan hoe oud een pasgeborene uit dat jaar gemiddeld zal worden, als vanaf dat jaar de vooruitgang op het gebied van gezondheid en medische kennis zou stilvallen.
De werkelijke levensduur, het aantal jaren dat een persoon mag verwachten te leven, wordt ook wel de cohort-levensverwachting genoemd. Het nadeel van de cohortlevensverwachting is dat deze pas exact kan worden berekend, wanneer alle personen van de groep zijn overleden. Aangevuld met prognoses kan wel een schatting gemaakt worden van de levensduur van nog niet uitgestorven cohorten.
Voor meer uitleg over en een berekening van de levensverwachting, zie Stoeldraijer & Harmsen (2017).
Prognose
Verwachte toekomstige ontwikkeling.
Prognose-interval
Marge (onder- of bovengrens) rond een prognose die een indruk geeft van de verwachte nauwkeurigheid van die prognose. Met betrekking tot prognose-intervallen van de bevolking wordt aangenomen dat de kans dat de toekomstige bevolkingsomvang hiertussen zal liggen, 67 procent dan wel 95 procent is. Opgemerkt dient te worden dat deze kansverdeling ook een prognose is, aangezien deze gebaseerd is op aannamen waarvan de geldigheid onzeker is.
Indien cijfers voor verschillende leeftijdsgroepen worden gepresenteerd, dan hebben de onder- en bovengrens van het 67 procent en het 95 procent prognose-interval betrekking op elke afzonderlijke leeftijdsgroep. De som van de cijfers over alle onderscheiden leeftijdsklassen voor zowel de ondergrens als de bovengrens komt niet overeen met respectievelijk de onder- en bovengrens van de totale bevolking.
De prognose-intervallen die het CBS publiceert voor migratiesaldo, gemiddeld kindertal en levensverwachting, hebben betrekking op de waarde van die cijfers in individuele jaren. Voor het opstellen van veronderstellingen voor de Verkenning is gewerkt met de prognose-intervallen voor het gemiddelde van deze cijfers over de jaren 2023-2049. Deze gemiddelden hebben een smaller prognose-interval dan het cijfer voor 2049. Dat komt deels doordat ook cijfers over nabijere, dus minder onzekere, jaren erin meewegen, en deels doordat de onzekerheden voor de verschillende jaren elkaar in zekere mate uitmiddelen.
Vruchtbaarheidscijfer
Het leeftijdsspecifieke vruchtbaarheidscijfer is het aantal kinderen geboren bij vrouwen van een bepaalde leeftijd gedeeld door het aantal vrouwen in de bevolking met die leeftijd. Het schat de kans dat een vrouw op een gegeven leeftijd een kind krijgt. Het totaal vruchtbaarheidscijfer (TFR, total fertility rate) is de som van de leeftijdsspecifieke vruchtbaarheidscijfers van één jaar. Het valt te interpreteren als het gemiddeld kindertal dat vrouwen zouden hebben als de vruchtbaarheidscijfers van dat jaar tot hun vijftigste zouden gelden. De TFR hangt niet af van de leeftijdsopbouw van de vrouwelijke bevolking, maar wordt wel beïnvloed door de timing van de geboorten.